De lonen lopen uit de hand

Het loopt weer goed fout met de internationale concurrentiepositie van onze ondernemingen, zo blijkt uit de jongste berekeningen van KBC die Trends exclusief kon inkijken. Escalerende loonkosten bedreigen de tewerkstelling en investeringen.

Onze analyse van de conjunctuur vindt u verderop in dit blad (zie blz. 32). Wat de loonkosten betreft, krijgt u via Trends inzage in de jongste berekeningen van de bank KBC van het internationale concurrentievermogen van de Belgische economie. KBC deed deze berekeningen op basis van recente, internationaal vergelijkbare gegevens van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( Oeso).

De competitiviteit van de loonkosten wordt meestal gemeten naar loonkosten per eenheid product en de loonkosten per werknemer (zie grafieken: Relatieve loonkosten per eenheid product en Relatieve loonkosten per werknemer).

Ten opzichte van Duitsland, Frankrijk en Nederland, onze drie belangrijkste handelspartners, liepen de loonkosten per eenheid product in 2001 met 1% op. Met het Verenigd Koninkrijk en Italië erbij gerekend, hebben onze ondernemingen tegenover vorig jaar een handicap van 1,3% opgebouwd. Voeg bij deze vijf landen nog eens Amerika en Japan, en je krijgt voor 2001 opnieuw een handicap van 1,3%.

De loonkosten per werknemer liepen vorig jaar met 1% op tegenover de drie eerste landen en met 0,3% tegenover zowel de vijf als de zeven. “In Duitsland en Frankrijk bleven de loonstijgingen in 2001 onder de Belgische. Nederland ging erboven en ook in de VS en Groot-Brittannië gingen de lonen fors omhoog. De appreciatie van de euro tegenover het Britse pond en de Japanse yen ondermijnde onze concurrentiële positie verder,” legt Bart Van Craeynest van de studiedienst van KBC uit.

Hoge loonkosten = meer ontslagen

De wet uit 1996 die ons concurrentievermogen moet vrijwaren, stelt dat de loonkosten per werknemer de richtinggevende grootheid uitmaken. Met deze wet trachtte de toenmalige regering van Jean-Luc Dehaene ( CD&V) het effect van de zogenaamde ‘perverse productiviteitsstijgingen’ op te vangen. Die perverse effecten ontstaan wanneer een sterke stijging van de loonkosten aanleiding geeft tot ontslagen en een arbeidsonvriendelijke rationalisatie van de productie. De productiviteitswinsten die daardoor ontstaan, zijn niets meer dan een uiting van te hoge loonkosten. De loonkosten per eenheid product kunnen daarom een goed beeld geven, maar ze verbergen tegelijk een sterk verlies van tewerkstelling.

Sinds de invoering van de wet liepen de loonkosten per werknemer met 5,6% uit de pas ten opzichte van onze drie belangrijkste handelspartners. Ten opzichte van het door KBC gehanteerde basisjaar 1987 zelfs met 11,6%. De stijging van het pond en de dollar beperkten de schade tegenover de vijf en de zeven. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven voert meestal nog een correctie door op de basiscijfers van de loonkosten per werknemer in functie van onder meer de verschillen in arbeidsduur. In het verleden blonken die aanpassingen uit door onduidelijkheden en door het ‘masseren’ van de cijfers in de richting van het gewenste doel.

Voor 2002 en 2003 verwacht KBC dat de concurrentiepositie van ons land verder onder druk zal komen. We vrezen echter dat de averij nog hoger zal oplopen dan aangegeven op de grafieken. Bij onze handelspartners, die geen direct indexeringsmechanisme hebben terwijl ze door de slechte conjunctuur worden getroffen, zullen de loonstijgingen waarschijnlijk lager uitvallen dan de prognoses van de Oeso aangeven. De Oeso erkent deze mogelijkheid. Bovendien doet zich in België de omgekeerde tendens voor.

Het interprofessioneel akkoord voor 2001-2002 voorzag een totale loonstijging van 6,4%, met een maximum van 7% voor de sterke sectoren. Het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO) houdt rekening, op basis van de gegevens die nu vanuit de sectoren binnenkomen, met een gemiddelde loonstijging tussen 8% en 8,5%. voor de jaren 2001-2002. Deze aanzienlijke extra toename heeft te maken met reële loonstijgingen, maar ook met het feit dat de inflatie eerder één procentpunt hoger zal uitkomen dan de aanvankelijk ingecalculeerde 3% tot 3,5%. Aangezien in de Oeso-gegevens waarop KBC zich baseerde een loonkostenstijging in België van 7% verrekend zit, mogen we er redelijkerwijze van uitgaan dat de concurrentiehandicap die KBC voorrekent voor eind 2002 minstens nog ongeveer 1% hoger zal liggen.

Merkwaardige opmerking

Gouverneur Guy Quaden van de Nationale Bank ziet de bui ook al hangen en waarschuwde net voor Kerstmis krachtig voor die ongunstige evolutie van de loonkosten. De gouverneur maakte daarbij een merkwaardige opmerking: “Als de vermindering van de sociale lasten hoofdzakelijk dient om een verhoging van de brutolonen te financieren, wordt wellicht geen van beide doelstellingen – betere concurrentiepositie en extra werkgelegenheid – bereikt.”

Uitstekende vaststelling, maar waarom legt de gouverneur de onontkoombare logica van zijn redenering niet op tafel? Die luidt namelijk dat het oneigenlijke gebruik van de lastenverlaging voortvloeit uit het bestaan van het automatische indexeringsmechanisme en uit het type van loonoverleg dat wij kennen. De werkenden halen steevast het laken naar zich toe ten koste van de werkzoekenden en ten koste van de ondernemingsrentabiliteit – en dus ten koste van investeringen en toekomstige werkgelegenheid.

Johan Van Overtveldt

In het loonoverleg halen de werkenden steevast het laken naar zich toe ten koste van de ondernemingsrentabiliteit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content