Vier antiquairs beheersen wereldwijd de handel in wandtapijten. De Belg Bernard Blondeel is een van hen. Straks verlaat hij Antwerpen voor Parijs.
Waar nu de Antwerpse Bourlaschouwburg pronkt, stond vroeger, vóór 1829, het Tapissierspand, opgetrokken rond 1550. De Scheldestad was toen een draaischijf van de internationale wandtapijtenhandel, bevoorraad vanuit de vermaarde ateliers van Brugge, Brussel, Oudenaarde, Doornik, Edingen enzovoort, die in de vijftiende en zestiende eeuw hun grote bloei kenden. Vanaf de zeventiende eeuw echter taande de faam van de manufacturen uit de Lage Landen, en daarmee ook de handel die langs Antwerpen liep.
Op enkele passen van die historische plek schemert dat rijke verleden vandaag toch nog (even) door : in de Schuttershofstraat huist Kunsthandel Bernard Blondeel, de galerie van een van Belgiës topantiquairs, wereldbefaamd om zijn wandtapijtenhandel. Museumdirecteuren en gefortuneerde liefhebbers van overal kennen zijn adres in Antwerpen, zoals ze ook Chevalier kennen in Parijs, Franses in Londen en Levy in Firenze, want dat is het kwaliteitskwartet dat bovenaan de markt troont. Maar Antwerpen mogen ze straks, in juli, schrappen uit hun adressenboekjes : Bernard Blondeel (47j.) sluit er dan zijn deuren en verhuist met vrouw, kinderen en collectie naar Parijs, waar hij vorig jaar reeds met Armand Deroyan ook een grote naam inzake antiek textiel een gezamenlijke galerie opende.
Waarom Parijs ? Blondeel : “Simpel, om de klantenkring te verruimen. Die stad is een Mekka voor kunst- en antiekliefhebbers van overal ter wereld. Weinigen zullen naar Antwerpen komen om Blondeel te bezoeken, maar als Blondeel in Parijs zit, stappen ze er wel eens binnen. De eerste zes maanden dat ik daar actief was, leverden een omzet van 60 miljoen Belgische frank. Niet slecht, als je weet dat we in Antwerpen een (sterk schommelende) jaaromzet realiseren tussen 90 en 150 miljoen.”
Op de kunstmarkt zijn er eigenlijk nog slechts drie steden die tellen, ervaart Blondeel : Parijs, Londen en New York. “En de Lichtstad zal de komende jaren nog aan belang winnen, wanneer zwaargewichten als Sotheby’s en Christie’s er vanaf volgend jaar veilingen mogen houden, wat hen totnogtoe verboden was door het monopolie van de Franse commissaires-priseurs. Bovendien zijn de huurprijzen en het drempelgeld voor commercieel vastgoed er nu minder hoog dan voor een paar jaar, zodat dit mij een ideaal moment leek om eindelijk de sprong te wagen.”
Armand Deroyan is een telg uit een Armeense familie die de massamoord van de Turken op de Armeniërs in 1915 ontvluchtte, in Marseille belandde en daar groot werd in de tapijtenhandel. Hij verlegde de zaak van zijn grootouders en ouders naar Parijs, kwam tijdens zijn zoektochten naar waardevolle tapijten vaak wandtapijten op het spoor, en nam die dan ook op in z’n handel, die hij voert vanuit kantoren vlak naast het grote veilinghuis Drouot. Deroyan is van oudsher minder gericht op verkoop aan “eindverbruikers”, hij is meer een tussenhandelaar bij wie antiquairs hun inkopen doen. In de associatie die hij vorig jaar met Blondeel (60 %) aanging, zal Deroyan (40 %) zich dan hoofdzakelijk toeleggen op de aankoop, Blondeel op de verkoop. “We doen al sedert een tiental jaar zaken met elkaar, kochten vaak gezamenlijk wandtapijten aan. Alleen is dat nu wat meer gestructureerd,” licht Deroyan toe. “De krachten bundelen, de kosten reduceren, daar gaat het om. We kunnen onze voorraden samenvoegen, we hoeven bij een belangrijke verkoop of veiling er niet meer allebei naartoe te reizen enzovoort. En we proberen allebei van wat meer qualité de vie te genieten ; Blondeel zal vaker met z’n boot kunnen varen ( nvdr die momenteel in Turkije ligt), ik zal mij wat meer kunnen vermeien in dolce far niente.”
Bedrijven en banken zijn belangrijke klanten
11, rue de Lille, VIIème arrondissement, Paris. Op wandelafstand van de Tuileries-tuinen, de creatie van die andere bekende Antwerpenaar Christian Wiertz, ligt de Galerie Blondeel-Deroyan, midden in de Carré des Antiquaires, Rive Gauche. De kunst- en antiekwinkels dringen er tegen elkaar aan. In de vitrine van Blondeel-Deroyan prijken archeologica : een kohlvaasje uit Noord-Syrië (2500 à 2000 v.C.) kost 165.000 frank, een Visigotische gesp in brons en gekleurd glas (6de eeuw n.C.) 480.000. Maar de wandtapijten die binnen aan de muren hangen, bezorgen de galerie haar echte renommee.
Blondeel ontvangt ons in een salon, behangen met twee prachtige millefleurs (zo genoemd naar het bloemendecor) van ca. 1550, met cartouches die oudtestamentische scènes uit het leven van Abraham tonen. De spoel in de boord is het stadsmerk van Brugge. Vraagprijs voor deze twee eerder “kleine” stukken (310 x 250 cm) samen : 36 miljoen Belgische frank. “Momenteel onderhandel ik daarover met een bekend museum. Ik heb ze nu al zo’n zes jaar in mijn bezit. Dat kan lang lijken, maar in deze branche is zo’n termijn niet ongewoon. Er zijn immers niet zóveel collectioneurs en musea. Een verkoop hangt af van een samenloop van omstandigheden : de man of vrouw in kwestie moet een coup de foudre hebben voor dit of dat wandtapijt, moet er dan ook op dat moment het nodige geld voor hebben, en vooral de nodige ruimte. Want lengte en hoogte van deze mobiele fresco’s zijn afgestemd op de kasteelmuren die ze sierden, niet op de gemiddelde huiskamer van vandaag.” Daardoor belanden ze nu vaak bij bedrijven en financiële instellingen : Kredietbank kocht bij Blondeel voor het Rockockxhuis in Antwerpen en voor z’n zetel aan de Brusselse Grote Markt, Generale Bank en Argenta horen ook tot z’n klantenkring, net als het Getty Museum in Malibu, het Musée de la Renaissance in Ecouen bij Parijs, onze eigen Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel enzovoort. Zowat een kwart van de omzet gaat naar musea, een kwart naar andere handelaars/antiquairs, en de helft naar bedrijven en particulieren. Die laatsten zijn uiteraard op discretie gesteld. En Blondeel ís discreet. Stijlvol, minzaam, rustig pijprokend in z’n Antwerpse galerie hangt de zoete geur van grove Semois.
Door de historische herkomst van z’n handelswaar vertoeft hij regelmatig in adellijke kringen. Maar in een blad als L’Eventail, dat over het fijne leven van prinsen, graven, baronnen en hun wederhelften bericht, zal je hem niet gauw terugvinden. Daarin verschilt hij grondig van iemand als Axel Vervoordt, de flamboyante antiquair/kasteelheer uit ‘s Gravenwezel, die met somptueuze themafeesten in authentieke epoque-aankleding z’n marketing naar de happy few toe verzorgt. “Vervoordt heeft een heel andere stijl, andere koopwaar, andere klanten dan ik,” luidt de korte repliek. Blondeel houdt z’n marketing wat klassieker : advertenties in internationale kunsttijdschriften, en deelname aan twee van ‘s werelds belangrijkste kunst- en antiekbeurzen : jaarlijks The European Fine Art Fair (TEFAF) in Maastricht en tweejaarlijks de Parijse Biennale des Antiquaires. In Parijs kost een stand van zo’n 50 m² liefst 4 à 5 miljoen, in Maastricht slechts een derde daarvan. “Een wandtapijt tegen 400.000 Duitse mark, en een twintigtal stuks archeologica met prijzen tussen 100.000 en 2 miljoen frank, alles samen voor om en bij 20 miljoen, dat was mijn omzet op TEFAF. Maar die beurzen zijn niet alleen belangrijk voor de onmiddellijke verkoop, ze hebben vooral ook een lange nawerking. Zo heb ik dat wandtapijt op TEFAF dit jaar verkocht aan een Duitser die ik er vorig jaar had leren kennen.”
Het zijn de Amerikanen niet geplaagd door recessie die de voorbije twee jaar de kunstmarkt wat beter hebben doen draaien dan in de slechte jaren ’93 en ’94. Sinds september vorig jaar ontwaart Blondeel duidelijk meer schwung in de markt : “Ook in Europa heeft het woord “crisis” blijkbaar niet meer zo’n remmend effect.”
Toch nog een voet op Belgische bodem
Blondeel heeft een collectie van gemiddeld 120 stuks in voorraad, deels volledig eigen bezit van de nv Kunsthandel Bernard Blondeel, deels in cofinanciering met de nv Koninklijke Manufactuur Gaspard De Wit uit Mechelen of met Deroyan. Wereldwijd zijn er naar schatting slechts een 10.000-tal wandtapijten in omloop. “Speculanten die er een willen kopen om het zes maanden later met winst te verkopen, zijn er in dit vak aan voor de moeite,” weet Blondeel. “Deze handel vergt langetermijndenken, langetermijninvesteringen. En wie aan de wereldtop wil meedraaien, moet over een goede kapitaalstructuur beschikken. Daarom hebben we in ’92 het kapitaal van onze nv verhoogd van 7,5 naar 36,8 miljoen.” Op dat moment stapte Dominique Moorkens, gedelegeerd bestuurder van Alcopa de holding die de belangen van de familie Moorkens in automobiel, kantoormeubilair en andere sectoren groepeert als stille vennoot mee in de firma. Via de patrimoniumvennootschap Somocom participeert hij voor 49,9 % in nv Kunsthandel Bernard Blondeel, maar het beleid laat hij volledig in handen van meerderheidsaandeelhouder Bernard Blondeel zelf. “Nee, ik ben geen collectioneur van wandtapijten, mijn interesse gaat meer naar antieke meubelstukken en objecten,” wil Moorkens wel kwijt. “Beschouw mijn participatie maar gewoon als een zijstapje, vooral geïnspireerd door mijn vriendschap met Bernard, die al dateert van toen we allebei nog jonge twintigers waren.”
Blondeel studeerde toen kunstgeschiedenis, maar brak die studies af toen zijn moeder ziek werd (vader was reeds overleden) ; Bernard nam als oudste zoon de verantwoordelijkheid over haar antiekzaak in de Antwerpse Leopoldstraat op zich. Van algemeen antiek ging hij zich meer en meer specialiseren in een niche : wandtapijten. Daarin werkte hij zich naar de wereldtop, geruggensteund door twee onderzoekers (waarvan een doctor in de kunstgeschiedenis). In ’82 kocht hij het pand in de Schuttershofstraat, waar hij z’n galerie, kantoren en woonvertrekken liet inrichten door z’n vriend kunstenaar/architect Luc Deleu. Het gelijkvloers is sinds vorig jaar verhuurd aan de kledingzaak Natan. “De passanten van deze locatie hadden aan mijn galerie weinig boodschap.” Verhuren was dus rendabeler. Straks, na de verhuis naar Parijs wordt het hele gebouw verhuurd, op één verdieping na, waar het wetenschappelijk team gehuisvest blijft.
Toch houdt Blondeel dan nog een verkoopvoetje op Belgische bodem, bij de Koninklijke Manufactuur Gaspard De Wit in Mechelen. Daar heeft hij geen aandeelhoudersbanden mee, maar wel een nauwe samenwerking sinds een twaalftal jaren. De Manufactuur, vandaag geleid door Yvan Maes, wiens grootvader langs moeders zijde het bedrijf oprichtte, verricht onder meer alle reinigings- en conserveringswerkzaamheden aan de wandtapijten van Blondeel. Ze heeft met haar technologie die een onderdrukkamer en een benevelingsinstallatie combineert, trouwens al talloze binnen- en buitenlandse musea weten te overtuigen ; momenteel zijn er onder meer twee stukken uit de collectie van de kathedraal van Zaragoza, de belangrijkste verzameling van Middeleeuwse wandtapijten, in behandeling. De Manufactuur is tevens mede-eigenaar van een deel van Blondeels collectie. En ze is voortaan dus ook zijn Belgische verkoopantenne. Voor wie Parijs te ver vindt liggen.
RAF PAUWELS
BERNARD BLONDEEL VOOR DE TRIOMF VAN DE FAAM (BRUSSEL, 1500-1504) Een wandtapijt uit de collectie van Isabella de Katholieke, grootmoeder van Karel de Vijfde. In het lange leven van dit werk zijn wij de derde eigenaar. Dat doet je toch wat.