DE KUNST VAN HET HAALBARE

De politieke uitdaging van 1998

Zo’n vijfhonderd dagen scheiden ons van de volgende verkiezingen in mei 1999. Aangezien de laatste honderd dagen volkomen in de electorale sfeer zulen baden, schiet er welgeteld nog één jaar over om op politiek vlak iets te bewerkstelligen. Deze korte periode biedt de Vlaamse politici een uitstekende window of opportunity om te bewijzen dat het politieke bedrijf nog zin heeft.

HAALBAAR.

Politiek is, zoals Bismarck ooit zei, de kunst van het haalbare. Politieke besluitvorming, die naam waardig, situeert zich in de ruimte tussen het visionaire van ideologen en sociale wetenschappers enerzijds en l’administration des choses van regeerders en hun bureaucratische ondergeschikten anderzijds. Ideologen achten zich niet gehinderd door de limieten van het haalbare op korte en middellange termijn. Beheerders der dingen werken netjes binnen de enge grenzen van de agenda, door hun voorgangers of bovengeschikten uitgestippeld. Echte politiek betreft haalbare beslissingen op middellange termijn, zonder dat men vastzit aan een enge, voorafbepaalde agenda.

Welnu, het afwerken van de hervorming van ons Belgisch Koninkrijk, is een opdracht die perfect beantwoordt aan de definitie van het politieke. Indien onze Vlaamse, Waalse en Brusselse politici dit niet aankunnen, dan kan het beleid beter bepaald worden via de interactie tussen de beheerdersploeg van directeur-generaal Jean-Luc Dehaene enerzijds en studiediensten van drukkingsgroepen, universiteiten en andere Boudewijnstichtingen anderzijds.

OPGAVE.

Voor de Vlaamse politici, die vragende partij zijn, valt deze opgave uiteen in twee fasen. Een eerste, uitmondend in een Vlaamse consensus ; een tweede, in een vastberaden dialoog met de politici van over de taalgrens.

De eerste fase van deze opdracht is zeker haalbaar aangezien een principiële consensus over drie grote componenten van deze staatshervorming mogelijk is bij de meeste Vlaamse partijen.

De eerste component betreft het wezen zelf van ons bestel. Het is duidelijk dat de hybride fase van het unionistisch federalisme, met zijn ingewikkelde dubbelstructuur van gemeenschappen en gewesten, moet verlaten worden. Het Belgisch federaal koninkrijk wordt een verband tussen twee deelstaten, namelijk Vlaanderen en Wallonië, met een speciaal statuut voor Brussel en Duitstalig België.

De tweede component betreft de toewijzing van bevoegdheden. Ook hier tekent zich een vage consensus af dat het gros der bevoegdheden bij de deelstaten moet komen te liggen. Een minimale visie houdt het hier bij de overheveling van de ziekteverzekering en de kinderbijslagen, ten einde een volwaardig deelstatelijk gezondheidsbeleid en gezinsbeleid te kunnen voeren. Meer maximalistische visies zullen hier ook de pensioenen, de werkloosheidsverzekering, het landbouwbeleid, de administratieve rechtscolleges enzovoort willen overhevelen. Ook indien de werkloosheidsverzekering federaal blijft, zal men toch een regeling moeten uitwerken om de deelstaten, die een goed tewerkstellingsbeleid voeren en zo de federale werkloosheidsfactuur verminderen, op de een of andere wijze te belonen met een deel van de opbrengst.

De derde component betreft de fiscale autonomie. De Vlaamse begroting vertoont een saldo van 3 miljard, terwijl een tekort van 11,3 miljard gebudgetteerd was. Dit goede resultaat, ongetwijfeld een pluim op de hoed van Wivina Demeester, werd weliswaar beïnvloed door de privatisering van de Gimv en de lage rente. Bovendien krijgt de Vlaamse regering de miljarden in de schoot geworpen vanwege de federale overheden. Dit zou haar normaal tot een slordiger budgettair beleid moeten aanzetten. Dat dit niet het geval is, bewijst dat we het budgettair verloop van de toekomstige Vlaamse deelstaat met meer vertrouwen tegemoet mogen zien.

PERSONENBELASTING.

Eric Van Rompuy kan het niet nalaten herhaaldelijk te wijzen op het schier onoverkomelijk gecompliceerd karakter van de defederalisering op fiscaal vlak. Hoewel ik zijn goede trouw niet in twijfel wil trekken, lijkt het er sterk op dat Van Rompuy hier abdiceert als politicus en te veel de rol van beheerder speelt. Waarom bijvoorbeeld niet van de gedurfde denkpiste uitgaan dat de personenbelasting in haar geheel aan de deelstaten toekomt terwijl de onrechtstreekse belastingen, inclusief de accijnsen, federaal blijven. Dit heeft het reuzengrote voordeel dat de defederalisering kan gestoeld worden op een al voorafbestaande scheiding tussen twee fiscale administraties. Wellicht zal dit een teveel aan middelen opleveren voor de deelstaten en een tekort voor de federale overheid. Dit kan echter bijgesteld worden door de overheidsschuld eveneens te splitsen en de deelstaten meer te laten opdraaien voor de afbetaling ervan.

BELGIE.

Ten slotte moet erop gewezen worden wellicht tot spijt van de separatistische stroming in de Vlaamse beweging dat de Belgische federatie in dit radicaal-federalistische scenario voorlopig blijft bestaan. Dit is niet alleen een kwestie van haalbaarheid. Er bestaat ook een principiële, niet-Belgicistische reden om België te handhaven. Het Belgisch verband is op middellange termijn een brug naar het uiteindelijk herstel van de eenheid der Nederlanden, waartoe ook Wallonië en het groothertogdom Luxemburg behoren. Een bruuske onafhankelijkheid van Vlaanderen dreigt Wallonië weg te duwen in de ” république, une et indivisible” van Frankrijk, waarin onze Waalse vrienden niet thuishoren. Het herstel van de Nederlandse eenheid is echter nog geen politieke opdracht, maar vooralsnog een taak voor ideologische en culturele verenigingen zoals bijvoorbeeld de Orde van de Prince. De taak van de politicus, is echter deze optie open te houden op langere termijn. En dit doen we precies door België, weliswaar in sterk verdunde vorm, te handhaven.

De meeste optimisten in de wereld, aldus E.W. Howe in ” The Blessing of Business“, bezitten niet meer dan honderd dollar, en omwille van hun optimisme zullen ze wellicht nooit meer bezitten. Ondanks deze pessimistische kijk op optimisme, ben ik optimistisch omtrent de verwezenlijking van de staatshervorming.

Boudewijn Bouckaert

Prof. dr. Bouckaert is voorzitter van de vakgroep Grondslagen van het Recht, faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Gent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content