De kostprijs van een student

Een kind dat hoger onderwijs volgt, is duur. Maar met welk budget moet u precies rekening houden? En hoeveel moet u door de jaren opzijzetten om een zoon of dochter te laten studeren?

Een kind laten studeren is een hele investering. Hoe hoog de uitgaven oplopen, verschilt van student tot student. Gaat uw kind op kamers of niet? Gaat het naar de universiteit of kiest het voor het hoger onderwijs buiten de universiteit? Voor de studiekosten kunt u een onderscheid maken tussen een strikt en een ruim budget. Onder het strikte budget vallen het inschrijvingsgeld en het studiemateriaal; bij het ruime budget zijn ook de vervoerskosten en de huur van een studentenkamer inbegrepen.

Inschrijvingsgeld

Terwijl de toegang tot het basis- en het secundair onderwijs gratis is, moeten studenten voor het hoger onderwijs inschrijvingsgeld betalen. In de Franse Gemeenschap geldt een maximum van 835 euro. In de Vlaamse Gemeenschap hangen de inschrijvingskosten af van het statuut van de student — beursgerechtigd of niet, of bijna-beursstudent — en van de opleidingscategorie. Voor een niet-beursstudent aan een universiteit of een hogeschool moet u rekenen op een inschrijvingsgeld van ongeveer 620 euro per jaar, voor een bijna-beursstudent op 410 euro, en voor een beursstudent op 104 euro. Die bedragen gelden voor een voltijds studieprogramma in de basisopleidingen en omvatten ook het inschrijvingsgeld voor de examens.

Beursgerechtigde studenten betalen minder inschrijvingsgeld. Studenten die niet in aanmerking komen voor een beurs, maar toch over beperkte financiële middelen beschikken, worden bijna-beursstudenten genoemd. Zij komen in aanmerking voor een vermindering van de studiekosten. In de Vlaamse Gemeenschap wordt een student beschouwd als bijna-beursstudent als de inkomsten van het gezin waarvan hij deel uitmaakt tot 1525 euro hoger zijn dan de maximale inkomensgrens om een beurs te kunnen aanvragen. Voor een master-na-masteropleiding (‘ManaMa’) is geen vermindering mogelijk.

In de Franse Gemeenschap mag het inschrijvingsgeld niet hoger zijn dan 374 euro voor een bijna-beursstudent. Een beursstudent is er zelfs vrijgesteld van inschrijvingsgeld. Die grenzen zijn niet van toepassing in elke hogeschool, maar wel aan de universiteiten.

Studiemateriaal

De kosten van studiemateriaal — zoals handboeken, hand-outs, kopieën, software of een laboschort — verschillen sterk van opleiding tot opleiding. Er zijn opleidingen waar de studenten voor praktijkvakken veel extra materiaal moeten aankopen; daarnaast kunnen er — al dan niet verplichte — studiereizen zijn die de kosten doen stijgen. Die bedragen liggen vast bij de start van een academiejaar. Informeer u daarom goed op voorhand en vraag informatie over die kosten. Een pc is een must voor een student. Voor een voltijdse inschrijving mag u voor de kosten van het studiemateriaal gemiddeld rekenen op 350 à 450 euro per jaar, exclusief een computer.

De meeste universiteiten en hogescholen hebben een bibliotheek waar studenten ook boeken kunnen bestellen. Sommige hogescholen organiseren boekenverkopen, en universiteiten werken vaak samen met gespecialiseerde winkels die cursussen en boeken aanbieden. Omdat veel studieboeken meer dan 70 euro kosten, loont het de moeite ook alternatieve kanalen op te zoeken. Een student van een hoger jaar wil zijn boeken misschien van de hand doen voor een zacht prijsje. En waarom niet eens binnenstappen bij een vestiging van de tweedehandsboekhandel De Slegte?

Vervoer

Onder de ruimere studiekosten valt het vervoer. Wie pendelt, spaart de huisvestingskosten uit, en dat scheelt een heel bedrag. Een jongerenabonnement (-25 jaar) voor wie onbeperkt wil reizen met de tram of de bus kost 183 euro voor een jaar. De schooltreinkaart is de interessantste formule voor wie de trein neemt en jonger is dan 26 jaar. De kaart is ook geldig op de verbindingen van De Lijn, Tec en de MIVB. De Campuskaart is er voor kamerstudenten en andere studenten die slechts enkele keren per week van en naar een vaste bestemming reizen. Een GO-pass 10 kost 51 euro. Daarmee kan een jongere (-26 jaar) tien enkele reizen maken tussen twee Belgische stations naar keuze. Informatie over andere passen en voordelige tarieven vindt u op www.b-rail.be.

In verscheidene steden kunnen studenten een fiets huren. De huurprijs hangt af van de huurperiode en het model. De prijzen starten vanaf 40 euro voor een heel jaar, met 60 euro waarborg.

Huisvesting

Een student die op kot gaat, heeft de keuze om een kamer te huren in een home van de universiteit of de hogeschool, of op de private kamermarkt. Een kamerbij particulieren kost gemiddeld 340 euro per maand. Dat is de huurprijs zonder de maandelijkse kosten, die u mag begroten op ongeveer 25 euro. Opvallend is het prijsverschil tussen huurcontracten over tien maanden en over twaalf maanden. Die laatste zijn fors duurder.

In Leuven bijvoorbeeld kost een doorsneekamer met een tienmaandencontract gemiddeld 301 euro per maand, voor een twaalfmaandencontract is dat 349 euro per maand. Voor kamers met extra comfort, zoals een eigen douche, loopt dat verschil nog op. U betaalt dan gemiddeld 335 euro per maand voor tien maanden, en 409 euro per maand voor twaalf maanden. Dat is 22 procent meer.

De zoektocht naar een goede kamer start vaak al in juni, tijdens de examens. Dit jaar ging dat vlotter, omdat er een groot aanbod aan kamers bij is gekomen. Een studentenhome is een beetje goedkoper, maar niet veel. Meer informatie over studentenkamers vindt u op de websites www.kot.be (in het Nederlands) en www.kots.be (in het Frans). Voor ongeveer 4000 euro per jaar betaalt u enkel nog maar de kamerhuur. Daar hoort natuurlijk ook een inboedel bij. Naast Ikea zijn er wel meer plaatsen waar u terecht kunt om een kamer goedkoop in te richten. De kringloopwinkel, 2dehands.be en kapaza.be zijn goudmijnen voor wie de tijd neemt om goed te zoeken.

Leefkosten

Leefkosten zijn de uitgaven voor onder meer voeding, sport en cultuur. Vrijwel iedere student kan in de week terecht in een studentenrestaurant. Reken voor een volledige warme maaltijd op 5 euro, en voor voeding op 1355 euro per jaar als kamerstudent en op 922 euro als pendelstudent. Sociale, sportieve en culturele activiteiten ramen we op 496 euro per jaar.

Soms nog duurder

Een niet-beursstudent die pendelt, kost volgens onze berekening dus ongeveer 2670 euro per jaar. Voor een niet-beursstudent die een kamer huurt van een particulier, bedraagt het budget ruim 6294 euro. Maar volgens de studentenfederaties lopen die kosten in de praktijk vaak hoger op. Als u bijvoorbeeld een studio huurt in plaats van een kamer, ligt het budget voor een kamerstudent meteen fors hoger. Bovendien zijn in dat budget geen medische kosten of uitgaven voor kleding inbegrepen.

Sparen voor een hogere studie

Stel dat u een zoon van zes hebt. Hoeveel moet u vanaf nu opzijzetten als u hem later hoger onderwijs wil laten volgen? Gaan we ervan uit dat hij niet op kamers gaat, dan kost zijn studie als niet-beursstudent al gauw 2670 euro, of 13.350 euro over een periode van vijf jaar.

Als u heel veilig wilt sparen — bijvoorbeeld op een spaarrekening — moet u zich voorlopig neerleggen bij de heel lage spaarrente van 0,40 procent. Maar 13.350 euro is over twaalf jaar in koopkracht veel minder waard. Het leven — en ook studeren — wordt elk jaar duurder. We gaan ervan uit dat de inflatie gemiddeld ongeveer 2 procent per jaar bedraagt, hoewel die momenteel veel lager is. Om over twaalf jaar een bedrag in handen te hebben waarmee u nog evenveel kunt kopen als met 13.350 euro vandaag, moet u 16.931 euro bij elkaar sparen. Om dat bedrag te halen, moet u voortaan maandelijks 114,76 euro storten om over twaalf jaar de studie van uw zoon te betalen.

Vindt u een spaarformule die 3 procent per jaar opbrengt, dan moet u 97,83 euro per maand opzijzetten. Als u met die lange beleggingshorizon bereid bent wat meer risico te nemen met een aandelenfonds dat gemiddeld 6 procent per jaar opbrengt, dan zakt het spaarbedrag naar 81,03 euro per maand. De keerzijde van die laatste formule is dat noch de opbrengst, noch het kapitaal is gegarandeerd.

Of stel dat u een dochter hebt die pas is geboren. U opent meteen een rekening om haar later een hogere studie te laten volgen. U houdt rekening met de mogelijkheid dat ze op kamers gaat en dat ze geen aanspraak kan maken op een studiebeurs. Dat wil zeggen dat u 6294 euro per jaar nodig hebt, of 31.470 euro over een periode van vijf jaar. Daarvoor moet u over een termijn van achttien jaar 44.947 euro verzamelen. Dat kan als u vanaf deze maand 200,67 euro per maand stort op een spaarrekening met een rente van 0,40 procent per jaar. Belegt u in een aandelenfonds en brengt dat gemiddeld 6 procent per jaar op, dan volstaat een maandelijkse storting van 117,41 euro.

Als uw dochter niet op kamers gaat, is er voor een studie van vijf jaar over achttien jaar 13.350 euro nodig, of 19.067 euro. Tegen een rendement van 0,40 procent moet u daarvoor 85,13 euro per maand opzijzetten. In het aandelenscenario volstaat 49,81 euro per maand.

WIM ANNEREL EN JOHAN STEENACKERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content