De kloof vergroot

Moet het Nederlandse voorbeeld voor ons fungeren als een rolmodel, als we weten dat Vlaanderen nauwelijks minder sterk presteert dan onze veel geroemde noorderburen… Intern vergroot de sociaal-economische kloof tussen Vlaanderen en Wallonië. En de gespannen arbeidsmarkt baart zorgen.

Minister van Justitie Tony van Parys zorgde enkele maanden terug – toen nog als kamerlid – voor opschudding, toen hij pleitte voor een regionale opsplitsing van de juridische bevoegdheden. De discussie over het land van de twee snelheden breidde hij daarmee uit naar het niet-economische gebied. Intussen blijft het evenwel een feit dat de divergentie in België met betrekking tot de sociaal-economische ontwikkeling van de regio’s eerder verder toeneemt dan wel afneemt.

De conjuncturele evolutie

Dat de kloof tussen Vlaanderen en Wallonië verdiept, blijkt uit een aantal basiscijfers die de conjuncturele evolutie schetsen (grafiek 1). Zowel wat de industriële productie en de kleinhandelsomzet als wat de investeringen betreft, divergeren de cijfers de jongste drie à vier jaar steeds meer. Als we de evolutie van de kleinhandelsomzet in zowel Vlaanderen als Wallonië van naderbij bekijken, komen we tot een bijkomende interessante conclusie. Hoewel iedere conjuntuurvoorspeller vandaag de binnenlandse consumptie als nieuw trekpaard van de economische groei aanwijst, valt uit grafiek 1 in dit verband allesbehalve een heropleving op te tekenen.

Wat de arbeidsmarkt betreft, zien we eveneens uiteenlopende cijfers voor de twee regio’s (grafiek 2). Met een werkloosheidsgraad van 5,3% – bijna de helft van het Belgische gemiddelde – zit Vlaanderen de facto in een situatie van volledige tewerkstelling. Sedert het einde van de jaren tachtig heeft Vlaanderen, ondanks een beroepsbevolking die ruim dubbel zo groot is, nominaal minder langdurig werklozen dan Wallonië. Ook de evolutie van het aantal gepresteerde uren uitzendarbeid illustreert de noord-zuidtegenstelling schrijnend.

Geen Vlaams triomfalisme

Voor België als geheel valt op dat, over de periode 1980-1997, een gecumuleerde reële economische groei van 33,2% gepaard ging met een toename van de tewerkstelling met nauwelijks 0,5% (zie grafiek 3). De Vlaamse economie groeide over dezelfde periode met 44,5%, de tewerkstelling steeg parallel met 9,1%. Daarmee zit Vlaanderen veel dichter bij Nederland dan bij België. Bij onze noorderburen was over de periode 1980-1997 1% economische groei gemiddeld goed voor een aanwas van de tewerkstelling met 0,3%; voor Vlaanderen situeerde die tewerkstellingsrespons zich op 0,2%, terwijl dat cijfer voor België 0% bedraagt.

Vlaams triomfalisme rond deze cijfers zou echter misplaatst zijn. Grafiek 4 geeft immers duidelijk aan dat bij een zelfs relatief bescheiden toename van de economische groei er onmiddellijk krapte op de arbeidsmarkt ontstaat. Dit heeft natuurlijk veel te maken met opleiding en vorming, twee beleidselementen die tot de regionale bevoegdheden behoren.

De Vlaamse overheid heeft – in de loop van de voorbije jaren – gereageerd met een aantal initiatieven in de zin van een efficiënter, meer marktgericht economisch bestel. En, hoe aarzelend en minimalistisch die ook waren, vandaag werpen ze hun vruchten af in termen van de relatieve sociaal-economische prestaties van het Vlaamse Gewest. Intussen blijft Wallonië het veeleer zoeken in de richting van directe staatstussenkomst. Toch begint ook in het zuiden van het land enigszins het tij te keren. Zo staat in de conclusies van het PSC-congres van mei vorig jaar te lezen dat “zich reeds in 1950 een herstructurering van de economie opdrong. Bijna een halve eeuw later gaat het niet meer op de structurele onaangepastheid toe te schrijven aan de erfenis uit het verleden. Het probleem situeert zich bij een kennelijk onvermogen om nieuwe initiatieven te ontwikkelen”. Volgen nu ook de overeenkomstige beleidsdaden?

JOHAN VAN OVERTVELDT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content