De kippenboer verliest zijn pluimen

Dirk Van Thuyne Freelance journalist

Zo snel als de vogelgriep zich in Europa verspreidt, zo snel stuikt de verkoop van kippen in elkaar. Beroepsfederaties haasten zich om het imago van de kip hoog te houden, producenten en slachters kibbelen over de prijs op de markt in Deinze. Kunnen we voorkomen dat deze sector wordt gepluimd?

Woensdag 1 maart, 8.00 uur, Grote Markt, Deinze

Een na een druppelen de vertegenwoordigers van de pluimveesector binnen in café Palace. Het is zoeken naar een plaatsje in het rokerige volkscafé, want veel bezoekers van de wekelijkse markt zijn even de sneeuwbuien en de kou ontvlucht om zich hier te komen opwarmen aan een kop koffie of een kom dampende instantsoep.

Achter een gordijn dat het café in tweeën deelt, schudden producenten en slachters (die ook de handel controleren) elkaar beleefd de hand. De algemene ophokplicht die vandaag van kracht wordt en de Duitse kat die besmet blijkt met het vogelgriepvirus, zijn de gespreksonderwerpen van de dag rond het centraal opgestelde biljart. Even later gaan beide kampen – eerst apart, daarna samen – in een fel verlicht achterafzaaltje in conclaaf. Over de richtprijs voor de soepkippen raken ze het snel eens: de bruine klokken af op 0 tot 2 cent, de witte zijn helemaal niets meer waard. “Soepkippen zijn uitgelegde leghennen en die zijn uitsluitend bestemd voor export naar Afrika. Maar uit schrik voor de vogelgriep hebben die landen hun grenzen gesloten, waardoor we ze niet meer kwijt kunnen. In Europa is er geen markt meer voor soepkippen, omdat het vlees taaier is,” verklaart Eric Van Meervenne, een kweker uit Merchtem die zich een beetje opwerpt als spreekbuis van de producenten.

Over de veel belangrijkere richtprijs van de braadkippen – bijna 90 % van de markt bestaat uit braadkippen, de rest zijn leghennen – raakt men het niet eens. Vorige week werd afgesloten op 62 à 64 cent (per kilo levend gewicht) en de producenten stellen nu een status-quo voor. De slachters weten niet wat ze horen en reageren furieus. “De markt is compleet ingestort,” briest Marc Nollens, voorzitter van Nollens Poultry, een slachterij met een honderdtal werknemers uit het naburige Kruishoutem. “Er valt niets meer te verkopen. Onze diepvriezers puilen nu al uit en wie weet wanneer en tegen welke prijs we die voorraad zullen kunnen slijten. Volgens ons is een prijsdaling met 11 cent verantwoord.”

Wanneer iemand opmerkt dat de slachters willen profiteren van de miserie van de producenten, dreigt de discussie even te ontaarden. Beide partijen blijven echter bij hun standpunt. Met gebogen hoofd stapt even later het dertigkoppige gezelschap gezamenlijk tussen de sneeuwvlokken en de marktwagens naar het stadhuis ertegenover.

Woensdag 1 maart, 8.45 uur, stadhuis van Deinze

Leo Pardon, stadsontvanger en voorzitter van de Nationale Prijzencommissie van het Levend Pluimvee, heeft intussen al netjes de raadzaal geschikt. Links van hem nemen de zes vertegenwoordigers van de slachters plaats, rechts zetelen de zes producenten. Iedereen heeft zijn vaste stek. De voorzitter begint de onderhandelingen bij de prijs van vorige week en deze week is het de beurt aan de producenten om het eerste voorstel te doen. Na wat heen en weer roepen en een verzoenende interventie van de neutrale voorzitter, wordt beslist om de verliezen te delen. De nieuwe richtprijs is 58 à 60 cent en bijna onmiddellijk na de vergadering verschijnt die op de website van de stad Deinze. Ondanks het hoge folkloregehalte van de Prijzencommissie mag de internationale impact van dit orgaan zeker niet onderschat worden. Producenten en slachters uit heel Europa baseren zich bij hun onderhandelingen namelijk op de stem van Deinze.

Kan vaccinatie het vertrouwen herstellen?

De onheilsberichten en morbide beelden van dode eenden en zwanen hebben de consument de voorbije maanden danig angst aangejaagd. Zo is de vraag naar kip fors gedaald, wat meteen ook de prijsval in Deinze verklaart (zie grafiek: Kippenboer verkoopt met verlies). Dat die prijs net als eind vorig jaar opnieuw onder de magische grens van 65 cent is gedoken, betekent heel slecht nieuws voor de kwekers. Volgens Wouter Wytynck, secretaris van de vakgroep Pluimvee en Kleinvee bij de Boerenbond, heeft een kippenboer namelijk minimaal 65 cent nodig om uit de kosten te komen. Met deze lage prijzen zijn overigens steeds minder producenten bereid om verse kippen op te zetten. Het duurt ongeveer zes weken voordat een braadkip slachtrijp is, en de kans dat tegen die tijd de vraag en de prijzen hersteld zullen zijn, lijkt niet zo groot. Dus kijken de kwekers voorlopig nog de kat uit de boom. De enige manier voor de kwekers om zich min of meer in te dekken tegen te grote prijsschommelingen, is kiezen voor contractteelt. Maar de marges zijn daar dan ook minimaal.

De prijsval van de braadkippen is vooral jammer omdat die schrik bij de consument onterecht is. Het is namelijk zo goed als uitgesloten dat er in ons land besmet vlees in de winkelrekken terechtkomt. Bovendien zijn de wetenschappers het erover eens dat zelfs besmet kippenvlees onschadelijk is zodra het gebraden is. Het komt er voor de pluimveesector nu op aan om zo snel mogelijk het vertrouwen van de consument te herstellen. Een allesbehalve makkelijke taak, omdat het vogelgriepvirus steeds dichterbij kruipt (zie kaart: Waar is het vogelgriepvirus al opgedoken?).

Het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (Vlam) heeft als opdracht om de afzet van Vlaamse landbouwproducten te bevorderen in zowel binnen- als buitenland. Voor de promotie van kip had het centrum dit jaar een kleine 200.000 euro (op een totaal budget van ruim 21 miljoen euro) gebudgetteerd. Samen met Unizo, Fedis en de beroepsfederaties ondersteunde Vlam intussen de affichecampagne van het Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid (FAVV). Daarnaast is Vlam een van de financiers van Belplume, een kwaliteitssysteem voor de braadkippensector met een uitgebreid lastenboek. Intussen zou al 80 % van de Belgische productie voldoen aan deze strenge eisen. Maar of al deze inspanningen voldoende zullen zijn om de consument opnieuw te winnen, valt sterk te betwijfelen.

Steven Jespers, directeur bij pluimveeslachterij Belki – overigens een van de Oost-Vlaamse Trends Gazellen bij de grote bedrijven – pleit daarom voor een schoktherapie. Hij wil overgaan tot een massale inenting. Professor Jacques Viaene, voorzitter van de vakgroep Landbouweconomie aan de Universiteit Gent, vindt dat geen goed idee. “In de eerste plaats zijn er nog te veel vraagtekens over de werking van het vaccin, waardoor de twijfel bij de consument zal blijven. Daarnaast zullen de exportmarkten onherroepelijk dichtgaan voor onze producten en de kans is niet ondenkbaar dat de grootdistributie dat voorbeeld zal volgen.”

De grove borstel van het Voedselagentschap

De vogelgriep is geen onbekende voor onze pluimveesector. Bijna drie jaar geleden kwam het virus al eens overgewaaid uit Nederland. Eigenlijk bleef de besmetting bij ons toen beperkt tot een achttal haarden. Maar met het trauma van de dioxinecrisis in het achterhoofd wou men bij het FAVV geen enkel risico nemen. Zowat 120 bedrijven werden toen preventief geruimd en drie miljoen gezonde dieren overleefden de crisis niet. Het rigoureuze optreden van het Voedselagentschap werd achteraf niet door iedereen gesmaakt. “Achteraf is het natuurlijk makkelijk praten, maar die strenge aanpak is uiteindelijk wel efficiënt gebleken,” zegt professor Viaene, tevens voorzitter van de overkoepelende Vereniging voor Pluimvee, Eieren en Konijnen (Vepek). “Toch hebben we onlangs aan het Voedselagentschap een alternatief draaiboek voorgesteld. In plaats van bij de eerste haard onmiddellijk alles plat te leggen, willen we pleiten voor een compartimentering, waarbij de getroffen regio geïsoleerd wordt.”

De passage van de vogelgriep in 2003 richtte voor zowat 30 miljoen euro directe schade aan. Die bestond voornamelijk uit de opruimingskosten en de compensaties aan de getroffen pluimveehouders. Maar professor Viaene schat de totale economische schade makkelijk op het dubbele. Door het transportverbod bleven de broeierijen namelijk met hun broedeieren en eendagskuikens zitten, waardoor hen geen andere mogelijkheid restte dan ze te vernietigen. Bij gebrek aan aanvoer vielen ook de slachthuizen stil. Daardoor zagen zij hun moeizaam opgebouwde marktaandeel in het buitenland verloren gaan. Veevoederfabrikanten ten slotte, die uitsluitend mengvoeder voor braadkippen produceerden, zagen hun productie met de helft dalen.

Al bij al heeft de vogelgriep van 2003 niet zulke diepe sporen nagelaten. Het kippenbestand is weer op peil, al blijft het aantal actieve bedrijven wel dalen. Dat heeft echter vooral te maken met een langetermijntrend van schaalvergroting (zie grafiek: Steeds minder kippenboeren). Van de 5430 actieve bedrijven zouden er amper 1300 echt professioneel bezig zijn. Insiders schatten dat de volledige sector goed is voor zowat 300 miljoen euro en 3000 mensen tewerkstelt. West-Vlaanderen en het noorden van de provincie Antwerpen zijn de regio’s met de meest intense pluimveekweek. Gemiddeld zijn de Antwerpse bedrijven wel een stuk groter.

De voorspelde golf van faillissementen na de crisis van 2003 is in alle geval uitgebleven. Dat de overheid zowat 15 miljoen euro vrijmaakte, is daarvoor de belangrijkste verklaring. Ook het kort voordien opgerichte Sanitair Fonds – dat gespekt wordt met bijdragen van alle bedrijven uit de pluimveesector – bewees meteen zijn nut, want de getroffen pluimveehouders konden hier aankloppen voor een compensatie ter waarde van 90 % van de schade. De crisis sloeg wel een enorm gat in de kas van het Sanitair Fonds, dat moest gaan lenen bij de collega’s van de varkenssector. In 2007 hoopt de pluimveesector de laatste schijf van 1,2 miljoen euro terug te betalen. Maar dan mag er natuurlijk geen nieuwe crisis uitbreken.

Dirk Van Thuyne

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content