DE KEUKENPIET

Roeland Byl redacteur bij Trends

Na 21 jaar dienst bij de voedingsfederatie Fevia – sinds begin dit jaar de nieuwe naam van LVN – gaat gedelegeerd bestuurder Paul Verhaeghe (62 j.) met pensioen. Maar hij verdwijnt niet helemaal van het toneel. Naast een functie als ere-bestuurder oefent deze Bruggeling nog een aantal externe mandaten uit: lid van het Economisch en Sociaal Comité van de EU, Belgische beheerder van de Confederation of the Food and Drink Industries of the EU ( CIAA), bestuurder bij Fost Plus en bij Nutricia België. “Zo kan ik op Europees niveau een rol blijven spelen voor de voedingsindustrie. Eigenlijk gaat het om mandaten die ik al langer uitoefende, maar waar ik te weinig tijd voor had,” aldus Verhaeghe. Met zijn vroegtijdig afscheid wil hij een mogelijk machtsvacuüm voorkomen. Hij regelde de overgang en verzekerde Fevia van een jonge ploeg die zijn beleid verder kan uitbouwen.

Toen Verhaeghe als prille veertiger het beheer over de voedingsfederatie kreeg, stond hij voor een taak als crisismanager. Zelf vergelijkt hij de organisatie van de toenmalige Federatie van de Landbouw- en Voedingsnijverheid (LVN) graag met een rommelige keuken. Vlerick-boy Verhaeghe – destijds aan de slag als adviseur bij de GOM West-Vlaanderen – bleek de man om, na verscheidene wissels aan het roer van de voedingsfederatie, LVN om te bouwen tot een kmo. “We zijn wel een vzw,” schertst hij, “maar tegelijk zijn we een bedrijf van bedrijfsleiders. Vandaag hebben we een werkingsbudget van 110 miljoen frank en tellen we bijna 70 medewerkers. Toen ik begon, was dat ruim 6 miljoen.”

Als belangenvereniging verwierf Fevia inmiddels de nodige credibiliteit. Vandaag werpt de federatie zich op als spreekbuis voor de voedingsindustrie in drie gebieden: op het sociale vlak, aangaande het milieu en op het vlak van voedingsbeleid. “Ik geloof niet in het traditionele lobbyisme. Wij zijn geen ordinaire huurlingen. We moeten bruggen slaan naar de maatschappelijke omgeving en conflicten met de politieke, sociale en culturele mede-actoren oplossen.”

De reorganisatie van het sociale luik was het eerste terrein waarin de hand van Verhaeghe zichtbaar werd. “Pas in 1981 hadden we onze eerste echte directeur voor sociale materies. In de tweede helft van de jaren tachtig sleutelden we – in dialoog met onze achterban – aan de onderhandelingsstijl. Uiteindelijk resulteerde dat in de recente aanpak Anders Werkt, waarin vakbonden en werkgevers rond de tafel zitten met gemeenschappelijke belangen: werkgelegenheid en groei gaan immers hand in hand. Dat kan nu, omdat aan beide zijden een nieuwe ploeg onderhandelaars is aangetreden.”

Zijn grootste verdienste blijft wellicht de rol die hij speelde in het dossier van de selectieve ophaling van huisvuil. “Eind de jaren tachtig, en mede onder impuls van onze toenmalige voorzitter Pierre Godfroid, reageerden we pro-actief op het verpakkingsdossier,” vertelt hij. “Verpakking is voor een voedingsproduct tegelijk bescherming, bewaarbaarheid en informatie. We voelden aan dat het behoud van deze verschillende functies afhing van ecologische factoren.”

De rol die de voedingsfederatie vervulde in het dossier, kenmerkt Verhaeghe ook als de pleitbezorger van ondernemers met maatschappelijke durf. “Het is mijn diepe overtuiging dat in een democratie een economische activiteit nooit haar eigen belang dient wanneer ze bij een conflict de kop in het zand steekt. Ondernemers moeten mee helpen zoeken naar de balans tussen techniek, ecologie en economie.”

Vehaeghe en de voedingsindustrie haalden zich de woede van de groene beweging op de hals door in 1992 heftig te lobbyen tegen de zogenaamde ecotaksen. In maart 1991 tekende de Vlaamse overheid met de voedings- en verpakkingsindustrie een convenant om experimenten van gescheiden ophaling te organiseren in Vlaams-Brabant. In 1992 “kocht” premier Jean-Luc Dehaene (CVP) de stemmen van de Groenen voor de staatshervorming met de belofte van een ecotaks. Maar de voedingslobby kwam op gang en uiteindelijk koos de regering voor háár oplossing. “Uiteindelijk was de heisa een impuls om onze plannen te versterken; dat leidde tot Fost Plus. Vandaag kunnen we zeggen dat het Belgische systeem tot de beste van Europa hoort. We overschrijden het beoogde resultaat in tonnage tegen een aannemelijke kostprijs. In Duitsland ligt de kostprijs vier keer zo hoog,” aldus Verhaeghe.

Onder zijn bewind laveerde de LVN ook tussen de regionalisering van België enerzijds en het toenemende belang van Europa anderzijds. De krachtlijnen van de Europese eenheidsmarkt raasden als een sneltrein door de voedingssector. De golf van fusies en overnames (onder meer Côte d’Or en Continental Foods kwamen in handen van buitenlands kapitaal) en de globalisering bij de gevestigde multinationals lieten zich bij de federatie voelen. Eén van de gevolgen voor de LVN was de internationalisering van de raad van bestuur. Verhaeghe: “In België zijn we niet langer de woordvoerder van de Belgische voedingsindustrie, maar van de voedingsindustrie die in België produceert.”

In de schaduw van de regionalisering van België mengde Verhaeghe – lid van de raad van bestuur van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) – zich ook in het debat over de rolverdeling tussen het Vlaams Economisch Verbond (VEV) en het VBO. “Ze staan, wat betreft mijn professionele sympathie, op voet van gelijkheid,” onderstreept hij. “In oorsprong is het VEV geen beroepsorganisatie en het VBO is een federaal institutioneel onderhandelaar. Ondertussen evolueert het VEV naar een regionale onderhandelaar en past het VBO zich aan de staatshervorming aan. Het is duidelijk dat het werkgeverslandschap wijzigt. In het verleden betaalden ondernemingen blind voor beroepsverenigingen. Vandaag ontstaat er een gevecht voor de allocatie van middelen. Wie niet bereid is zichzelf daarbij in vraag te stellen – voor welke kost lever ik welke meerwaarde – komt in de toekomst voor grote verrassingen te staan.”

De jongste jaren – mede onder impuls van voorzitter Paul De Keersmaeker – koos de voedingsfederatie aarzelend voor een regionalisering. “Fevia is te klein om de regionale structuren volledig uit te bouwen,” zegt Verhaeghe. “Er is vandaag een taakverdeling, waarbij de aanwezigheid in de regionale vleugels Fevia Vlaanderen en Walim is verzekerd, zodat iedere vleugel op zijn niveau optimaal kan functioneren. De braintrust blijft echter federaal, maar vanaf dit jaar wordt het regionale budget opgetrokken.”

Roeland Byl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content