De keizers van de noodhulp

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Snelheid, flexibiliteit, eigen productontwikkeling, internationale partnerships en alertheid voor culturele eigenheden. Dat zijn de troeven waarmee Alpinter en Reibel zich hebben opgewerkt tot marktleiders in de noodhulpbranche.

Geen gesofistikeerde of uitgebreide oproepcentrale bij Alpinter Relief Supplies, maar simpele gsm’s en e-mail. Ook deze keer hoorde Glenn Verborgh, algemeen directeur van de noodhulpverlener uit Ronse, via die weg van de aardbeving in Pakistan. Ready for the unexpected, luidt het huismotto. Tenten, dekens, kleding, kookstellen en producten voor elementaire hygiëne kunnen zo van het schap geplukt worden en uit het transitmagazijn van 2500 vierkante meter (zonder inklaring of invoerrechten) naar alle uithoeken van de wereld verstuurd worden. Er liggen ook goederen in consignatie van een vijftal Europese noodorganisaties zoals B-Fast, Concern (Ierland) en Artsen Zonder Grenzen Nederland. “Sinds 2003 zijn we de grootste urgentiestockhouder in Europa,” zegt Verborgh.

Zodra internationale hulporganisaties zoals het Rode Kruis, Artsen Zonder Grenzen (AZG), Oxfam en andere alarm slaan vanwege een natuurramp of conflictsituatie, polsen ze binnen de kortste keren Didier Heddebaut en Glenn Verborgh, de zaakvoerders van Alpinter. De eerste prioriteit in een noodtoestand is meestal onderdak verschaffen, dus de behoefte aan tenten, dekens, jerrycans, stormlantaarns enzovoort is groot. “Enerzijds is dat routine en anderzijds is elke noodsituatie anders,” zegt Heddebaut. “In het tsunamigebied waren tenten en kleding niet levensnoodzakelijk. Enkele nachten op het strand onder een dekzeil is in Indonesië geen probleem. Daar hadden ze vooral nood aan hygiëne, voeding en drinkwater in de eerste dagen. Maar in Kasjmir komt de winter er nu aan. De kou is levensbedreigend.”

In Ronse weet een ploeg van zes vaste medewerkers en twee in het eigen filiaal in Bulgarije wat er te doen staat. Na aftastende gesprekken met de hulporganisaties – “wat hebben jullie in voorraad, wanneer kan je leveren?” – vertrekken de eerste hulpgoederen binnen 24 uur. “Alle partijen zijn op elkaar ingespeeld. Ook niet-gouvernementele organisaties werken erg professioneel,” vindt Verborgh. Vervoer nemen de organisaties voor hun rekening. Heel soms chartert Alpinter zelf een vliegtuig.

Naarmate de omvang van de ramp en de behoeften door lokale vertegenwoordigers van de hulporganisaties preciezer worden ingeschat, vertrekken bijkomende noodpakketten. Zo nodig schakelt Alpinter freelancers of uitzendkantoren in. Een eerste zending tenten vertrok de dag na de aardbeving in Kasjmir vanuit Alpinters buffervoorraad bij hun lokale partner in Pakistan. Vier dagen later vertrokken vanuit België nog 1300 tenten met een chartervliegtuig van AZG.

Lobbyen bij het Rode Kruis

De tenten uit de voorraad van Alpinter in Ronse waren geproduceerd in Pakistan. Terug naar af dus? “Ja, we hebben in Pakistan een lokale partner bij wie we tenten en kleding laten maken. In India hebben we fabrikanten voor de dekens, in Tsjechië worden de kookstellen gemaakt en sinds een jaar zijn we banden aan het smeden met een nieuwe partner in China.”

De kleine KMO, in 1989 gegroeid uit Alpino (de tentenfabrikant van de broers Heddebaut), werd meegezogen in de globaliseringsbeweging van de jaren negentig. Verborgh schetst hoe Alpinter zich moest aanpassen aan de noodwendigheden van een internationale business, waarin grote spelers actief zijn: “Het woord ‘business’ heeft in deze context een negatieve bijklank, maar we zijn een commercieel bedrijf. We hebben er wel voor moeten knokken. Vanaf het begin moesten we professioneel zijn en wereldwijd steunpunten vinden met betrouwbare partners in doorgaans moeilijke landen met vreemde culturen. Tegelijk gingen we lobbyen bij het Rode Kruis en de Verenigde Naties in New York en Genève om naamsbekendheid te verwerven. Om te slagen, moesten we in deze uiterst concurrerende markt ook kwaliteitsvolle producten aanbieden en de hele logistiek feilloos laten draaien. Als klein bedrijf word je zo met alle denkbare facetten van de globalisering geconfronteerd.”

Glenn Verborgh werkte voor een scheepsagentuur in Antwerpen en kwam op die manier in contact met noodorganisaties. In 1994 stapte hij in Alpinter, toen nog een beginnende diversificatie van Alpino. “Geleidelijk zijn we gaan groeien en hebben we ons productaanbod gecreëerd onder de eigen merknaam First. Dat bevordert naamsbekendheid. We doen aan productontwikkeling en laten fabriceren in lagelonenlanden,” vertelt Verborgh. In 1999 kwam de doorbraak met de crisis in Kosovo, de aardbeving in Turkije en een reeks andere urgenties in datzelfde jaar. Sindsdien groeit Alpinter Relief Supplies jaarlijks met 10 tot 20 % in omzet. Een kalm jaar eindigt op 3,5 miljoen euro, een piekjaar op 15 miljoen euro – zoals 2005 er waarschijnlijk ook één wordt, na de tsunami in Zuidoost-Azië, overstromingen in Oost-Europa en Centraal-Amerika, en nu Pakistan.

1 miljoen euro aan voorraden

Hoewel de drie aandeelhouders (twee broers Heddebaut en Glenn Verborgh) ook buiten crisismomenten streven naar presentie op het terrein om de hoge volatiliteit in de jaaromzetten af te vlakken, denken ze niet aan structurele samenwerking, fusies of joint ventures met concurrerende dienstenbedrijven uit de branche. In eigen land is alleen Reibel uit Brussel een potentiële partner (zie kader: Met noodhulp naar de beurs). Daarbuiten zou dat het Deense bedrijf Vestergaard Frandsen of het Egyptische Chancel International kunnen zijn.

“Kleinschaligheid is onze toegevoegde waarde, het maakt ons flexibeler dan grote concurrenten. Onze stocks en de eigen First-producten zijn een troef, want onze prijzen liggen vast en zijn vooraf bekend. We zijn geen opportunisten die eventjes op de kar springen,” stelt Heddebaut.

De sourcing van First-producten (voor onderdak en hygiëne) gebeurt onder meer vanuit het filiaal in Bulgarije, dat de Balkan voor zijn rekening neemt. Zelf gaan ze op prospectie naar China of andere productielanden in Oost-Europa en Azië. Na de tsunami stuurde Alpinter in opdracht van verschillende humanitaire organisaties 200 containers met hulpgoederen, waaronder hygiënepakketten uit China, naar Indonesië. Voor een Duitse organisatie gaat winterkleding uit China naar Noord-Korea. Nog in China werden schoolpakketten besteld voor Irak, na een internationale aanbesteding van Unicef. En voor het Rode Kruis laat Alpinter tentdoeken maken in Pakistan. Eigen mensen, de inspectiefirma SGS of gelijkaardige gespecialiseerde inspectieteams doen kwaliteitscontroles.

“Ons private label zorgt voor internationale herkenbaarheid en kwaliteitsgarantie. We zijn streng in de selectie van fabrikanten, die meestal onze lokale partner worden en plaatselijk buffervoorraden aanhouden,” zegt Verborgh. Behalve het hoofdmagazijn in Ronse heeft Alpinter nog in Guadeloupe een strategische voorraad klaarliggen voor het Caraïbische gebied. Van daaruit werden noodhulpgoederen gestuurd na de overstromingen in Guatemala. Het filiaal in Bulgarije sprong in bij de recente overstromingen in dat land en in buurland Roemenië.

Vorig jaar stapten de familiale aandeelhouders van Alpino uit Alpinter en werden de drie actieve vennoten, na een kapitaalverhoging met bankleningen, de enige aandeelhouders. “Producten die we laten maken, moeten vooraf betaald worden. Er ligt voortdurend voor minstens een miljoen euro goederen in voorraad,” verklapt Verborgh. De rotatie van die voorraad kon – “dankzij een grotere internationale naamsbekendheid van Alpinter Relief Supplies, ook buiten urgentiefases” – opgedreven worden van één keer per jaar in een niet zo ver verleden, naar twee tot drie keer per jaar.

Erik Bruyland

“In Pakistan laten we tenten en kleding maken, in India hebben we fabrikanten voor dekens en in Tsjechië worden de kookstellen gemaakt.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content