De kastelen en de nieuwe landadel

“De kastelen kochten wij niet uit ijdelheid of pretentie, zo was mijn vader niet en mijn generatie evenmin,” belijdt Piet Van Waeyenberge. “Wij woonden in Halle. Tegen 1950 waren er negen kinderen en vader vond het huis van Karel Maes, de schoonzoon van Herman Teirlinck, in Dilbeek. Karel was een meubelontwerper, werkte veel met exotische houtsoorten en week uit naar Belgisch Congo als moderne kunstmeubelmaker, de voorloper van Emile Veranneman en Pieter De Bruyne. Vader verwierf het huis voor 1 miljoen frank. Hij sloot een lening voor 25 jaar tegen 5 %. Interessant hoe de hypothecaire marktomgeving er vandaag uitziet!”

“In 1965 zag hij een advertentie voor het kasteeldomein in Sint-Kwintens-Lennik. Het werd gesleten in rouwverkoop door een notarissenfamilie. Vader haalde zijn slag thuis op de openbare verkoop. Voor 4,5 miljoen toenmalige frank. Toen was dat veel geld, maar achteraf bekeken was het een gouden zaak. Dan vroeg de notaris: ‘Wie is de koper?’ Waarop vader antwoordde: ‘Mijn negen kinderen. Dus richt een coöperatieve vennootschap op.’ De notaris zuchtte diep, hij had veel moeite gedaan voor dat dossier en keek naar stapels papier. Vader verhuisde van Dilbeek naar Lennik en verdeelde het gebouw in drie delen: het hoofdhuis en twee vleugels. Bijna al mijn broers en zussen zijn daar gepasseerd als tijdelijk verblijf na hun huwelijk.”

“Ik woonde eerst in een klein huisje in Dilbeek en in 1973 kwam het zogenaamde baljuwhuis te koop in Gaasbeek. De echtgenote van een jong overleden dokter moest het verkopen bij gebrek aan een patrimoniale structuur. Ik ben in 1974 in dat huis ingetrokken. Het was in 1602 gebouwd door de baljuw van de kinderen van Egmont. Dat is mijn haven, mijn stadswoning, mijn buitenverblijf, mijn Knokke, mijn jacht, mijn Azurenkust, mijn zeilboot ( schaterlacht). Die andere trofeeën heb ik allemaal niet.”

“Ik woon op twaalf kilometer van Brussel in prachtig landelijk gebied met in de rug op de heuvel het kasteel van Gaasbeek, een museum met bebossing en toontuinen. Ik heb het domein over de jaren uitgebreid en het landschap hersteld. De Van Waeyenberges zoeken levenskwaliteit en brengen ook een democratisering. Wij zijn de eerste generatie die op de buitens die de familiegenoten kochten de taal spreekt van de omwonenden. Als ik in Gaasbeek wandel, is het op firstnamebase: ‘Ha Jef,’ ‘ha Piet,’ ‘ha Maurice.'”

“Het andere project is het kasteel van Steenhuize-Wijnhuize, het geboortedorp van mijn vader. Hij schaatste met de kasteelzoon van zijn leeftijd, die een privatetutor had, in de winter op de vijver. Het landgoed was verkommerd. In 1976 kocht De Eik dat kasteel, ondanks mijn opmerkingen aan vader: ‘Hebben we dat wel nodig, alle broers en zussen wonen toch voortreffelijk?’ Hij schreef me daarop een nota over de filosofie van het wonen ( citeert): ‘Het probleem van het geïnvesteerde kapitaal kan niet rijzen in de gewone kapitalistische zin. Zoniet zou elke bewoner van een eigen huis zich telkens opnieuw de vraag moeten stellen: ‘Kan ik niet goedkoper wonen?’ Dit is natuurlijk altijd mogelijk, gaande van het kasteel, over het herenhuis, de herenboerderij, de burgers- of bedienden- of arbeiderswoning of appartement, studio of huurkamer tot het hutje bij de zee of op de heide.’ Zo was vader. Tja, hij was ingenieur en bouwde en restaureerde graag, en de kinderen erfden die liefhebberij.” Jozef Van Waeyenberge, die zich heeft teruggetrokken uit de trading, woont in het kasteel Rokkenborch in Lombeek en wijlen Luc Van Waeyenberge woonde op het landgoed Putberg in Asse.”

“Wij woonden altijd ruim, met negen kinderen. Dat werden er automatisch achttien en als de familie feestte, doken vijftig of meer tafelgenoten op. Het is goed dat verkommerde domeinen kunnen worden gekocht en opgesmukt door particulieren. Ook De Warande – weliswaar een gezamenlijk project – is hersteld. En hetzelfde geldt voor Flagey, dat aan het vervallen was. De voormalige baas van de openbare omroep, Cas Goossens, vroeg mij: ‘Piet, er moet iets gebeuren. Heb jij een idee?’ Ik heb Flagey bekeken met architect Jef Van Ranst en hij overtuigde mij om te kopen. Dan heb ik een groep ondernemers en vrienden samengebracht en de radiotempel uit mijn jeugd is gered, ondanks de hoge politieke hindernissen. Wacht tot het Flageyplein is hersteld en de zomerconcerten geprojecteerd worden op schermen buiten voor de duizenden mensen die op die plaza van een pint genieten, zoals in Amsterdam op het Museumplein aan het Concertgebouw.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content