De Italiaanse Renaissance

De nieuwe centrumlinkse regering van premier Romano Prodi belooft een trendbreuk met de politieke chaos en corruptie. Maar ondanks regeringen die in gebreke blijven, leeft de gemiddelde Italiaan beter dan de doorsnee Brit of Zweed.

Lumezzane, Brescia, Belluno.

De Italiaanse economie groeide vorig jaar met 3,1 %. Van alle grote geïndustrialiseerde landen moest het Zuid-Europese land alleen de Verenigde Staten laten voorgaan. De officiële statistieken voor Italië worden serieus onderschat. Hoe verklaar je anders dat het land met slordige en ontredderde regeringen (54 in 51 jaar) blijft voortdraaien ? De overheidsschuld loopt op tot 124 % van het bruto binnenlands product, de inkomstenbelastingen loopt op tot 51 % en de beurs van Milaan is de crash van 1987 nog niet te boven.

Maar toch kent Italië een spectaculaire groei. Zelfs volgens de officieel gepubliceerde cijfers bedraagt het Italiaanse inkomen per inwoner 555.600 Belgische frank. In het rijkere noorden ligt het nog hoger. Het BBP per inwoner bedraagt in de provincie Brescia 990.000 frank. Dat cijfer ligt ver boven het gemiddelde van Zwitserland, Duitsland en zelfs de Verenigde Staten. Maar zelfs de gemiddelde Italiaan leeft beter dan de gemiddelde Brit of Zweed.

Wat deze cijfers indrukwekkend maakt, is het feit dat ze werden gerealiseerd ondanks de grote last van het relatief niet-geïndustrialiseerde zuiden, waar het inkomen per inwoner slechts de helft bedraagt van dat in het geïndustrialiseerde noorden. Noord-Italië heeft zich al een levensstandaard van Zwitsers niveau opgebouwd. Het Italiaanse geheim is te vatten in twee woorden : vakmanschap en ondernemersdrift.

FAMILIAAL.

Lumezzane, een vallei met 24.000 inwoners ten noorden van Brescia, telt 1980 geregistreerde ondernemingen : één per twaalf inwoners. De kronkelende weg tussen de bergen is bezaaid met ateliers en fabrieken, meestal metaalverwerkende bedrijfjes waar kranen, kleppen, tafelzilver en auto-onderdelen worden gemaakt. Hun producten gaan naar alle uithoeken van de wereld.

Neem bijvoorbeeld de Zani-groep, een kleine gereedschaps- en verfwinkel en aluminiumgieterij. Er worden matrijzen en gegoten onderdelen voor Mercedes en Audi gemaakt met daarnaast ook onderdelen voor Uzi-geweren en Black & Decker-gereedschap. Enkele jaren geleden besloot Zani om aluminium zonnedaken voor auto’s aan zijn productlijn toe te voegen. Vorig jaar waren zonnedaken goed voor een omzet van 180 miljoen frank. Bijna twee derden van de productie was voor de uitvoer bestemd. Vandaag stelt Bruno Zani 75 mensen tewerk. Zijn bedrijf heeft een omzet van meer dan 300 miljoen frank. Een doorsnee arbeider in de fabriek verdient 34.500 frank per maand.

Het is een lange weg van de Italiaanse Zani-familie naar de enorme conglomeraten zoals IRI, die in handen van de overheid zijn en in de rode cijfers zitten. Autoproducent Fiat vecht nog altijd om een eersteklas concurrent te worden. De computerambities van Olivetti bleken een fiasco van formaat te zijn. Italië is niet echt een gastvrij land voor grote massaproductiebedrijven. Het heeft zijn welvaart te danken aan verschillende honderdduizenden familiebedrijfjes zoals Zani, die het Italiaanse vakmanschap en de vindingrijkheid handig gebruikten om er prachtige producten mee te maken.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakten de metaalwerkers van Lumezzane geweeronderdelen, granaten en patronen voor het fascistische en het Duitse leger. In 1945 schakelden de bedreven plaatselijke handarbeiders over naar de productie van hechtingen voor afvoerbuizen. Hoe kom je van eenvoudige metalen gegoten voorwerpen voor het vastmaken van afvoerbuizen tot moeilijke producten zoals zonnedaken ? Volgens Ottorino Bugatti, burgemeester van Lumezzane, die zelf ook een klein fabriekje heeft waar tafelzilver wordt gemaakt, “gebeuren er heel wat verbeteringen wanneer de eigenaars en werknemers van verschillende bedrijven samen lunchen en over hun werk praten.”

De ondernemers van Lumezzane zijn, zoals veel Italianen, spaarzame mensen. Het officiële gemiddelde spaarvolume van de Italiaanse gezinnen de voorbije tien jaar bedroeg 17,3 %. Hierbij werd geen rekening gehouden met al die Zwitserse bankrekeningen. Dit percentage ligt meer dan drie keer hoger dan in de Verenigde Staten en een flink stuk boven de 14,9 % van Japan en de 12,5 % van Duitsland. En dat is wat telt : de spaarcenten van de gezinnen. Als kleine familiebedrijfjes kunnen de ondernemingen in Lumezzane geen beroep doen op de beurs en een financiering van de bank is heel duur. De gemiddelde inflatie bedraagt 5,4 % en wie geld van de bank wil lenen, zal een minimuminterest van 11,5 % moeten betalen. Om verder te kunnen groeien, investeren de gezinnen van Lumezzane hun winst opnieuw in het bedrijf en gebruiken ze wat van hun winst om in inflatiebestendig vastgoed te beleggen.

BRILMONTUREN.

Brescia en Lumezzane zijn niet de enige welvarende plaatsen. Honderd kilometer ten noorden van Venetië in de provincie Belluno dicht bij de Oostenrijkse grens kom je in slaperige bergdorpjes waar zwijgzame oude mannen met bonthoeden op de pleintjes zitten te zonnen. Maar dat is het beeld dat de toerist te zien krijgt. ‘s Werelds grootste fabrikanten van brilmonturen, Luxottica (51 miljard frank omzet), Safilo (8,1 miljard) en Marcolin (2,2 miljard) zijn in de provincie Belluno gevestigd. De kans is groot dat uw bril van Calvin Klein, Giorgio Armani of Yves Saint Laurent hier werd gemaakt. Achter deze reusachtige bedrijven gaan niet minder dan 800 kleinere leveranciers schuil die in de bergpassen zitten samengepakt.

In 1991 gaf de Italiaanse minister van Financiën een lijst vrij van de grootste belastingbetalers in Italië. Wie stond bovenaan ? Niet de bekendste Italiaanse industrieel Giovanni Agnelli van Fiat. Wel Leonardo Del Vecchio, een onbekende voor de boulevardpers en de jetsetters. Del Vecchio bouwde Luxottica uit tot een bedrijf van internationale dimensie. De Italiaanse kranten noemden hem ” Mr. Niemand“, maar hij staat wel aan het hoofd van een bedrijf dat op de New Yorkse beurs is genoteerd en een beurskapitalisatie van meer dan 96 miljard frank vertegenwoordigt.

Die rijkdom en vakmanschap spreidden zich rustig over de regio van Belluno uit. Neem bijvoorbeeld Delfo Monti, eigenaar van Emmepi Eyewear, een bedrijf met een omzet van om en bij de 90 miljoen frank. De 22 mensen die bij Monti werken, steken jaarlijks zowat 200.000 monturen in elkaar. In een eenvoudig brilmontuur zitten minstens 12 verschillende onderdelen. Monti werkt dan ook samen met zowat 80 plaatselijke leveranciers om zijn bestellingen te kunnen afmaken. Het is zoals de Zwitserse uurwerkindustrie. Honderden familiebedrijfjes, vele met slechts één enkele werknemer. Eén bedrijf maakt schroefjes, een ander de veren en weer een ander zorgt voor de kleuring.

Giovanni Bergagnin perst de ingewikkelde metalen onderdelen van de veren van de bril voor Emmepi in zijn eigen 30 miljoen frank draaiende bedrijf in een dorpje in de buurt. De fabriek ziet er onopvallend uit, maar staat wel volgestouwd met de modernste machines. Binnen werken 17 werknemers, gedrumd tussen de metaalpersen uit Duitsland en een gesofisticeerde cad/cam-uitrusting.

DRIE BOEKHOUDINGEN.

Vakmanschap schuilt ook achter het succes van de Fabbrica d’Armi Pietro Beretta. Deze onderneming vormt het centrum van de Italiaanse wapenindustrie in nog een andere kleine bergvallei niet ver van Lumezzane. De Beretta‘s waren erkende wapensmeden van de Venetiaanse Republiek en kunnen er prat op gaan dat ze het oudste industriële familiebedrijf ter wereld bezitten. Vandaag maakt het bedrijf geweren, jachtgeweren, revolvers en machinegeweren. Vorig jaar werd een omzet van 8 miljard frank opgetekend. De export is goed voor 75 % van de verkoop. Beretta koestert een verfijnd Europees imago, dat mee verklaart waarom de Amerikanen bereid zijn om voor zijn pistolen 30 % meer te betalen dan voor een gelijkaardig model uit de VS.

Wat denkt de mondaine Beretta van de politieke en economische puinhoop in Italië ? Hij maakt er zich niet veel zorgen over : “Iedereen weet dat Italië groot is geworden, niet dankzij zijn politici, maar juist ondanks hen.” Samen met deze minachting is er het gemak waarmee men er de belastingen het hoofd biedt (zie kader : Belastingrevolte).

Een ondernemer uit Lumezzane grapt dat de plaatselijke bedrijven er drie verschillende boekhoudingen op na houden één voor de belastingen, een andere voor de bank en een derde voor de familie. Mino Martinazzoli, ooit één van de belangrijkste politici van het land, die zelf in vrijwillige ballingschap is gegaan als burgemeester van de noordelijke stad Brescia waarschuwt : “We hebben hier te maken met de mogelijkheid van een volledige belastingopstand. De mensen hebben er hun buik van vol om te moeten betalen voor iets dat toch niet werkt.”

In de zeer productieve noordelijke provincies zoals Brescia en Belluno is er een beweging naar decentralisatie van overheidsdiensten, om subsidies in te krimpen en de belastingbevoegdheid weer aan de regio’s te geven. Deze beweging, die een grote slaagkans heeft, zou de Italiaanse staat opnieuw levensvatbaar maken. Zegt Martinazzoli : “Dit is een crisis van de staat, niet van de natie”.

De kans dat er, na de voorbije verkiezingen van 21 april, een oplossing voor de eeuwigdurende politieke crisis wordt gevonden, is nog altijd klein. Maar wat zou het. De Italianen blijven verder snelle wagens, elegante kleding en GSM-toestellen kopen. De luxerestaurants zitten overvol. En de strenge ondernemers in Lumezzane bijven verder werken in hun garages, waar ze knappe producten maken en hun export naar de rest van de wereld verhogen.

PAUL KLEBNIKOV RICHARD C. MORAIS

Forbes

DELFO MONTI (EMMEPI EYEWAER) Werkt met 80 plaatselijke leveranciers om zijn monturen te maken

DR. UGO GUSSALI BERETTA Fabbrica d’Armi Pietro Beretta, de oudste familiale onderneming ter wereld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content