De III werken

Vandaag, donderdag 9 december, zijn de eerste honderd dagen van ACV-voorzitter Luc Cortebeeck achter de rug. In die periode heeft hij zíjn drie werken van Vanoudenhoven verricht. Hij pakt nu uit met twee scherpe boodschappen: meer overleg federaal, minder show in Vlaanderen.

Op 1 september werd Luc Cortebeeck voorzitter van de christelijke vakbond ACV. Een wat uitgebluste Willy Peirens gaf de fakkel door nog voor zijn pensioenleeftijd. Tot dan was Cortebeeck in het dagelijks bestuur verantwoordelijk voor het Vlaams Regionaal Comité, zeg maar ACV-Vlaanderen.

De vervanging kwam er op een belangrijk moment. Guy Verhofstadt (VLD) had immers inmiddels de leiding genomen van een paars-groene regering. Zonder de CVP. De christelijke vakbond had meteen zijn klassieke steunpunten verloren. Cortebeeck kreeg de uitdaging om zijn organisatie over deze nieuwe zee te loodsen.

Welke steunpunten heeft het ACV in deze regering? Sommige waarnemers zeggen dat jullie nog erg onwennig zijn.

Het is inderdaad zoeken, maar dat is het bij de regering ook. Via het Verdrag van Leuven, de operatie Sinjaal van socialist Norbert De Batselier, hebben we hoe langer hoe meer contacten met mensen van SP en Agalev. Ook vanuit de VLD zijn er contacten gezocht. We hebben niet te veel problemen; we kunnen ons naar de vakministers wenden en afhankelijk van de ervaring van die persoon kunnen ze daar meer of minder mee omgaan. Sommige ministers willen zichzelf bewijzen.

Onkelinx?

Als ze de Aubry-richting wil blijven uitgaan… ( nvdr – Martine Aubry is de Franse minister van Arbeid die de wettelijk verplichte 35-urenweek invoerde). Zulke opgelegde verplichtingen zie ik bij ons niet werken. Men moet geen verplichtingen decreteren.

Maar deze regering wil duidelijk zelf het initiatief in handen nemen.

Wel, als ze dat op die manier doet, gaan we nog heel veel problemen krijgen. Als ze de sociale dossiers aan ons overlaten, zullen er oplossingen uit de bus komen die dichter bij de realiteit aansluiten. Al mijn ervaring leert dat je eerst alles op het overleg moet zetten, dan pas op de politiek. Als sommigen nu meer op de politiek rekenen omdat ze beter in de regering zitten, vind ik dat een slechte keuze.

Misschien wel, maar dan moeten de sociale partners wel in staat zijn om een akkoord te bereiken. Zo moesten jullie nog een paar problemen uit het interprofessioneel akkoord oplossen, maar het belangrijkste, het brugpensioen, is wel blijven liggen.

Wie zegt dat er niks komt? We zijn nog volop bezig. We zitten in de eindfase in de Nationale Arbeidsraad ( NAR). We gaan nu naar de Groep van Tien ( nvdr – dat zijn de eindverantwoordelijken van de verschillende sociale partners, terwijl in de NAR de technici zitten).

Aanvankelijk waren jullie erg vriendelijk voor de regering, vriendelijker dan het ABVV dat toch zijn bevriende ministers in de regering had, maar plots keerde dat om. Was dat onder druk van de militanten?

Neen. We waren positief-kritisch vanuit een afwachtende houding. De begroting zou het eerste moment van evaluatie zijn. We waren echter ontgoocheld door die begroting. De timing van de aangekondigde lastenverlaging was contraproductief voor het interprofessioneel overleg van volgend jaar. Als die lastenverlaging verworven is, welke reden hebben ondernemers dan nog om met ons te praten? De ontwerp-programmawet die momenteel geschreven wordt, blijkt echter veel sterker in onze richting te gaan. Aanvankelijk zou men de effecten van de lastenverlaging op de werkgelegenheid pas evalueren in de zomer van 2001, nu is beslist dat elk jaar te doen. Zodoende kunnen wij de eerste evaluatie nog meenemen voor het overleg. Er is dus een stap vooruit gezet. Dat betekent dat men naar ons luistert.

Een centraal concept van deze regering is de ‘actieve welvaartsstaat’. Tevreden met de invulling van dat concept?

We hebben net een studiedag georganiseerd over dat thema, met aansluitend een debat met minister van Sociale Zaken en Pensioenen Frank Vandenbroucke, Ecolo’er Philippe Defeyt en zakenman Philippe Delaunois (ex- Cockerill Sambre). We vinden dat de regering het begrip actieve welvaartsstaat wat te algemeen en ongericht aanpakt. We zijn op zich niet tegen een grote bijdragevermindering, we moeten naar het niveau van de andere landen. Maar als dat er zomaar bijkomt op een moment dat het goed gaat in de ondernemingen en de winstmarges groot zijn, heeft dat bijzonder weinig effect. En bovendien is de omvang in wanverhouding met de selectieve maatregelen: 4 miljard frank voor startbanen, 1,7 miljard voor minimumlonen en 1,5 miljard voor werkloosheidsvallen. Een merkwaardige verhouding als je vertrekt van het concept actieve welvaartsstaat.

Een verhoging van de activiteitsgraad betekent ook het aanpakken van de ouderenwerkloosheid en dus van het brugpensioen.

Het afschaffen van het brugpensioen brengt geen baat. Het probleem zit niet daar, ook niet bij de leeftijd, wel bij de zogenaamde Canada Dry-regelingen, die gesloten worden tussen werkgevers en vakbonden in ondernemingen om werknemers vroegtijdig te laten uittreden. Maar wij hebben die ouderen niet ontslagen, wij hebben de fabrieken niet gesloten. Je moet de werkgevers interesseren voor ouderen door hen financieel te stimuleren.

Wat Vlaams minister van Werkgelegenheid Renaat Landuyt voorstelt met zijn landingsbanen?

Met de start- en landingsbanen van Landuyt kunnen we leven. Dat komt trouwens uit het Vlaams overleg. Dat is niet het geval met de startbanen van federaal minister Laurette Onkelinx. Ik kan begrijpen dat de regering een concept naar voren schuift. Er moet iets gebeuren voor jongeren, vooral in Wallonië is er een groot probleem. Zoals de ouderen, gezien de demografie, vooral een Vlaams probleem zijn. Maar Onkelinx heeft onmiddellijk een systeem voorgesteld: de verplichting van 4%. De werkgevers hebben fors gereageerd, maar wij waren ook niet gelukkig. Waarom werd er niet via het overleg een oplossing gezocht die aangepast was aan de realiteit. We waren daar vlak bij en toen kwam de minister met een nieuw voorstel. We zaten zelf niet ver van wat er uiteindelijk uit de bus is gekomen.

Het NCMV verandert in Unizo, wanneer wordt het ACV Uniba, de Unie van arbeiders en bedienden?

In geen geval. De betekenis van de C is wel veel geëvolueerd, maar de christelijke waarden blijven het uitgangspunt van ons optreden. Ook bij de jongeren komt dat goed over. Bovendien vinden we een model met verschillende vakbonden positief. Dat geeft concurrentie.

U hebt de 56-jarige Vital Peeters aangeduid als verantwoordelijke voor het Vlaams ACV. Een teken van bloedarmoede?

Zeker niet. Vital Peeters heeft ervaring in de VDAB. Hij heeft samen met mij, maar minder zichtbaar, goed zijn rol gespeeld. Het is alleszins onze bedoeling om uit te pakken met een sterk Vlaams ACV. We zijn en blijven natuurlijk een federale organisatie. We geraken uit de kinderziekten, terwijl de politiek daar nog niet in geslaagd is. We hebben regionale structuren met een grote graad van vrijheid, we erkennen de aparte problematiek. We hadden het niet moeilijk om het Rosetta-plan van Onkelinx te bespreken en te erkennen dat de situatie anders is in Vlaanderen dan in Wallonië.

Een sterk Vlaams profiel, maar de Vlaamse Conferentie waartoe het VEV opriep laat u links liggen.

We zitten bijzonder verveeld met die idee. Wat wil het VEV? Een tweede Verdrag van Leuven? Men mag niet vergeten dat dat totstandgekomen is op een moment dat alle sociaal overleg muurvast zat. Dat kan je nu niet zeggen. Er is federaal, regionaal en sectoraal overleg. Zo’n mediaoproep als die van het VEV is moeilijk te hanteren. We hebben geen zin in een grote show waarvan de bedoeling niet duidelijk is. Bovendien samen met andere actoren, universiteiten, individuen, allerlei organisaties. Wie wel, wie niet? Wie vertegenwoordigen die organisaties? Zijn ze representatief? Waarom het wiel heruitvinden. Er is de Serv en het Vesoc ( nvdr – in de Serv overleggen de Vlaamse sociale partners onderling, in Vesoc de partners met de Vlaamse regering). Als het VEV Vlaams overleg wil en bijvoorbeeld het vorige tewerkstellingsakkoord wil evalueren om zo een aanloop te nemen naar een volgend tweejaarlijks akkoord, dan zeggen we ja. Met de sociale partners en in de structuren die we nu kennen.

Ook met die regiovergelijking van het VEV hebben we het moeilijk. We begrijpen er de finaliteit niet van. Vlaanderen scoort goed, maar zogenaamd zou er elders meer met consensus en minder met compromissen gewerkt worden. Ik ken die regio’s en ik ken die vakbonden daar. Dit is voor mij compleet onbegrijpelijk. Ik kan me niet voorstellen dat die andere organisaties breder zouden zijn dan wij.

guido muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content