De haan kraait niet meer

Twee grondige studies ploegen het hobbelige veld van de internationale politieke relaties om. Prompt worden enkele Belgische mythen omvergekegeld.

België heeft zich altijd als een locomotief ingezet om de Europese integratie te trekken. Deze politieke mythe wordt ontmaskerd in de turf België en zijn buitenlandse politiek 1830-1990. Rik Coolsaet, voormalig kabinetsmedewerker van achtereenvolgens de minister van Landsverdediging en van Buitenlandse Zaken en momenteel docent internationale politiek aan de Universiteit Gent, verklaart in zijn doorwrochte analyse dat het zelfs tot eind jaren zeventig duurde voor een Belgische regering zich resoluut achter Europa schaarde. Voor sommige thema’s blijkt het politieke geheugen akelig kort.

Nochtans pleitte Paul-Henri Spaak al in 1954 voor een supranationaal Europa. Hij kneedde België zelfs om tot een Europa-pionier. Coolsaet geeft dit grif toe, maar nuanceert: de Belgen vlasten niet op een Europese federatie, alleen op een regionale vrijhandelszone. Zo konden ze ook de invloed van de grote Europese mogendheden op ons land terugdringen.

Pas eind jaren zeventig volgde een spectaculaire ommekeer. Nu vindt België zelfs het verdrag van Maastricht onbevredigend. Vroeger legden onze regeringen altijd de nadruk op nationale soevereiniteit en absolute diplomatieke bewegingsvrijheid, nu streven ze naar een steeds grotere inperking van de bevoegdheden van de nationale staten. De Europese politieke integratie staat voorop.

SOCIÉTE GENERALE.

De Europese ommezwaai is de blikvanger in het luik discontinuïteit in het buitenlands beleid. Daartegenover staat een tros constanten, waarin één pijler al de rest schraagt: economische belangen hebben altijd een belangrijke tot zelfs doorslaggevende rol gespeeld bij het uitstippelen van de buitenlandse politiek. Daarvoor werd zo nodig een brug gelegd over de ideologische kloof. Plat lobbywerk dus? Helemaal niet, voert Coolsaet aan, de prioriteit is niet het gevolg van de druk die industriële pressiegroepen zouden uitoefenen, maar spruit voort uit het karakter zelf van de Belgische staat. De Belgische omwenteling van 1830 bracht immers een burgerlijk regime bij uitstek aan de macht.

Alweer lijkt Coolsaet zich op glad ijs te wagen. De liberale humus van de Belgische revolutie is weliswaar een bekende historie, maar de leiders van de onafhankelijkheidsstrijd behoorden niet tot de kapitaalkrachtige elite van het land. Kortom, vormen ook de liberale wortels van België een mythe die dringend doorprikt moet worden? Coolsaet viste uit hoe die paradox opgelost werd: “Om zich als maatschappelijke groep te consolideren en aldus als autonome actor te overleven, verbond de postrevolutionaire politieke elite haar lot zeer vroeg reeds aan de Société Générale. De aandeelhouders van deze bank streefden immers al voor het uitbreken van de revolutie naar een grotere autonomie ten aanzien van Willem I, die binnen de bank een institutionele sleutelpositie innam. Zijn belangen waren evenwel niet steeds in overeenstemming met die van de aandeelhouders, zodat deze van de revolutie gebruikmaakten om zich te ontdoen van de voogdij van Willem I, zodat zij in de toekomst alleen nog rekening dienden te houden met hun eigen belangen.”

Prompt geraakten politiek en Generale-belangen verstrengeld, zeker nadat Leopold I in 1833 grootaandeelhouder werd. Nauwelijks een jaar later zette de bank een essentiële koerswijziging in door te investeren in de industrie, met het Waalse steenkool- en staalbekken voorop. “In België groeide, als eerste in Europa, een driehoeksrelatie tussen staat, industrie en bankwereld. (…) De sociologische samenstelling van de maatschappelijke elite zou tot in het interbellum grotendeels ongewijzigd blijven. Tussen 1945 en 1960 had nog bijna 40 procent van de Belgische ministers een tamelijk bestendige, want functionele band met de grootindustrie, het bankwezen en de holdings.”

FRANSE STOLP.

Er loopt echter een belangrijk verschil tussen het prille begin van de Belgische staat en de huidige constellatie. In het begin deed België er alles aan om uit de greep van de Franse economische overheersing te blijven. Even leek het zelfs op een militair conflict uit te draaien. Anderhalve eeuw later kraait er geen haan naar dat de (uitgeputte en uitgetelde?) Generale onder een Franse stolp geplaatst wordt.

In Internationale politiek 1815-1945 belicht professor Paul Van de Meerssche een flink deel van Coolsaets analyse vanuit een breder, mondiaal perspectief. Hij staat onder meer stil bij het ontstaan van België en het lange, krampachtige achterhoedegevecht van Willem I. Het internationale kader fascineert evenwel nog meer. Mis zeker het hoofdstuk niet over de verhaspelde vredeskansen midden jaren dertig. Een opeenstapeling van politieke blunders effende het pad waarop Hitler zijn oorlog kon voorbereiden.

Rik Coolsaet, België en zijn buitenlandse politiek 1830-1990. Van Halewyck, 670 blz., 1298 fr. Paul Van de Meerssche, Internationale politiek 1815-1945. Acco, 331 blz., 1250 fr.

LUC DE DECKER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content