De grote pensioengok

De auteur is adjunct-directeur van de VEV-studiedienst.

Het oude Europa kreunt onder de aanhoudende economische malaise en het vooruitzicht van de naderende vergrijzingsgolf. De kernlanden van het Rijnlandmodel bereiden diepgaande hervormingen voor: Frankrijk, Duitsland, Nederland, Oostenrijk… Hun gezagsdragers maken een vuist tegen de publieke opinie en trotseren protestbewegingen, om te doen wat móét gebeuren.

Het positivisme van Verhofstadt. In het oog van deze Europese kentering is België een oase van rust. Formateur Guy Verhofstadt (VLD) geeft wel een aantal gemikte voorzetten om het tij van de werkloosheid te keren. Maar fundamentele hervormingen zijn niet aan de orde, zeker niet in de sociale zekerheid. De kosten van de vergrijzing heten in ons land perfect onder controle te zijn.

Het positivisme en voluntarisme van de regeringsleider en zijn bondgenoten is inmiddels legendarisch. Wat zijn de pijlers van de Belgische positivo’s? Eén: de toekomstige factuur van de pensioenuitgaven is gedekt door het Zilverfonds en de vermindering van de overheidsschuld. Twee: een aantrekkende economische groei maakt de lasten lichter. Drie: de regering gaat de mensen langer doen werken. Vier: bij ons zijn de kostenremmende pensioenhervormingen al achter de rug. Vijf: de nieuwe wetgeving op de aanvullende pensioenen zal de tweede pensioenpijler versterken.

Hoe stevig staan die fundamenten voor het Belgische pensioenhuis?

Het Zilverfonds is een prachtige pedagogische verpakking om de noodzakelijke vermindering van de staatsschuld politiek te verkopen. In plaats van de schuld direct te verminderen, wordt een deel van de schuldvermindering gerealiseerd door reserves op te bouwen in het Zilverfonds. Macro-economisch voegt het Zilverfonds niets toe aan een politiek van schuldafbouw, die we ook vanwege de Europese Unie verplicht zijn. Bovendien plant de formateur een versoepeling van de schuldsanering, wat ingaat tegen de doelstelling van het Zilverfonds.

Het Zilverfonds houdt weliswaar een politieke belofte in om de budgettaire marges geboden door de schuldsanering deels te besteden aan de wettelijke pensioenen, pas na 2010, als de schuldratio onder de 60 % is gezakt. Politieke beloften zijn echter zelden zo duurzaam. Maar zelfs dan doet het Zilverfonds niets af van de stijgende kosten van de vergrijzing. Het legt hoogstens een politieke claim op het geld dat door de schuldsanering vrijkomt, maar dan moet die schuldsanering eerst nog hard worden gemaakt, door een combinatie van economische groei en afremming van overheidsuitgaven.

Economische groei is dé cruciale voorwaarde voor de beheersbaarheid van de vergrijzing, zoals het jongste rapport van de Vergrijzingscommissie aangeeft. Maar die is verre van vanzelfsprekend. Een sterkere groei zal investeringen vergen in een groeibeleid: lastenverlagingen, onderzoek en ontwikkeling, infrastructuur, scholing… Maar dit groeibeleid botst dan weer met andere uitgangspunten in het geplande regeringsbeleid. Zo is het verre van zeker dat er een doortastende algemene lastenverlaging komt en dreigt de resterende budgettaire ruimte te worden opgeslokt door de stijging van het budget voor gezondheidszorgen.

Voor dit groeibeleid moeten we meer verwachten van de gewesten, maar het is de vraag of ze de nodige ruimte voor initiatief krijgen nu de federale regering meer dan ooit alle macht naar zich toetrekt. Belgische prognoses over de vergrijzingskosten lijken alleszins er te vlot van uit te gaan dat de groei aantrekt, terwijl ze tegelijk ook veronderstellen dat de totale fiscale druk niet noemenswaardig daalt. Een interne contradictie.

Een verhoging van de werkgelegenheid bij 50-plussers is zeker een noodzakelijke voorwaarde om de financieringsbasis voor de pensioenen te verruimen. Maar ook hier wordt er iets te vlot van uitgegaan dat dit wel losloopt met wat stimulansen hier en ginder. De jongste periode van bedrijfssaneringen heeft nochtans opnieuw aangetoond hoe diep de praktijk zit om ouderen uit te rangeren. Er zal veel meer in de diepte moeten worden gewerkt. Met het fundamenteel herzien van stelsels van vervroegde pensionering (het brugpensioen én het wettelijk pensioen) zodat hun aantrekkingskracht vermindert. Met het fundamenteel herdenken van loopbaanstelsels, ook binnen het sociaal overleg.

België kende inderdaad al een aantal pensioenhervormingen, zoals het optrekken van de pensioenleeftijd voor vrouwen, die kostenremmend werken. Maar men moet dan ook eens de moed hebben luidop te zeggen dat daartegenover staat dat het wettelijk pensioen stevig in belang zal afnemen. Een gemiddeld werknemerspensioen vertegenwoordigt vandaag nog slechts 30 % van een gemiddeld loon, en dat zal op lange termijn zakken naar amper een kwart. Het pensioenplafond voor een werknemer-tweeverdiener bedraagt momenteel amper 17.000 euro (per jaar).

Het wettelijk pensioen evolueert naar een basispensioen. Een aanvullend pensioen wordt een bittere noodzaak. De nieuwe wet op de aanvullende pensioenen moet dit bevorderen, onder meer via sectorale pensioenplannen. Ook hier valt nog af te wachten of de huidige wetgeving daarin zal slagen. Er werd maar weinig op ingespeeld bij het voorbije sectorale overleg. Werknemers blijken de voorkeur te geven aan directe loonopslag. Werkgevers schrikken terug voor bepaalde aspecten van de nieuwe regels, zoals de rendementsgarantie die hen met alle risico’s van de pensioenbeleggingen opzadelt.

Het pensioendossier moet ook in België diepgaand worden benaderd, met structurele hervormingen en betrokkenheid van sociale partners en het brede publiek. Pas dan kan er meer zekerheid en geloofwaardigheid over de toekomst van onze pensioenen worden geboden. Het verhaal dat de burger vandaag te horen krijgt, overtuigt niet. Hij houdt niet van gokken, zeker niet als het om zijn pensioen gaat.

Jan Van Doren

Het wordt tijd dat ook in België het pensioendossier diepgaand wordt benaderd, mét structurele hervormingen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content