De groeistuipen van Euronext

Dirk Van Thuyne Freelance journalist

Een ruime meerderheid van de Belgische beursgenoteerde bedrijven juicht een overname van de London Stock Exchange door Euronext toe. Maar de vraag rijst of Euronext er al klaar voor is. De integratie van de beurzen van Parijs, Amsterdam, Lissabon en Brussel is allesbehalve voltooid, zoals technische en communicatiefouten pijnlijk duidelijk maken.

Go for growth.” De baseline van Euronext kan onmogelijk verkeerd begrepen worden. Zowel investeerders als beursgenoteerde bedrijven schreeuwen om schaalvergroting, omdat dit lagere kosten en een hogere zichtbaarheid betekent. Op zoek naar de noodzakelijke kritische massa kon Euronext dan ook niet aan de zijlijn blijven toekijken hoe Deutsche Börse de London Stock Exchange (LSE) opvrijde en haar al voor de tweede maal een huwelijksaanzoek deed. Ook de verantwoordelijken van Euronext gingen daarom eind vorige maand rond de tafel zitten. Dat moet binnenkort leiden tot een bod op LSE, de grootste beurs van Europa.

Het bod zou 2,28 miljard euro bedragen, wat een stuk meer is dan de 1,92 miljard euro die Deutsche Börse voorlopig veil heeft voor LSE. De Londense beurs is dan ook de belangrijkste huwbare kandidaat in Europa. De partij die de ring over haar vinger mag schuiven, slaat meteen een onoverbrugbare kloof met zijn naaste concurrent. Insiders verwachten dan ook dat de overname zal ontaarden in een spelletje opbieden. In dat geval treft Euronext met Deutsche Börse een kwaaie klant, die ogenschijnlijk over veel diepere zakken beschikt.

Dat is meteen ook een belangrijk risico aan deze acquisitie. De partij die de ultieme jachttrofee binnenhaalt, zal onvermijdelijk een tijdje buiten strijd zijn in de overnameoorlog die momenteel woedt in het consoliderende beurswereldje. Bovendien zou de integratie van de eigenzinnige Britten wel eens een zeer zware dobber kunnen worden. Iets waar de hoofdkwartieren van Deutsche Börse en Euronext wellicht nog liever niet aan denken.

Belgische bedrijven vóór samenwerking met Londense beurs

Ondanks alles kan de rush van Euronext naar de koppositie in het Europese financiële landschap bij de Belgische genoteerde bedrijven op opvallend veel bijval rekenen. Iedereen hoopt natuurlijk dat de Angelsaksische investeerders – Londen is tot nader order nog altijd het financiële Mekka van Europa – hun bedrijf zullen ontdekken. Uit een rondvraag (zie kader: Enquête: Wat denken Belgische bedrijven over Euronext?) bij de 93 bedrijven die binnenkort deel uitmaken van de nieuwe indices Bel20, BelMid en BelSmall, blijkt dat 61,5 % verwacht dat een samenwerking Euronext-LSE een positief effect zal hebben op het eigen bedrijf. Amper 12,8 % van de ondervraagden, op één uitzondering na allemaal small caps, ziet de fusie liever niet gebeuren. Die kleinere visjes vrezen namelijk te verdrinken in de steeds groter wordende poel. Voor dat probleem mag Euronext niet blind blijven, want ook de huidige beurskampioenen zijn ooit klein geweest. Zo maakte Omega Pharma in een paar jaar tijd de stap van microcap naar volwaardig lid van de Bel20.

Voor Euronext komt de kans om LSE over te nemen eigenlijk een beetje ongelegen. De integratie van de beurzen van Amsterdam, Brussel, Parijs en Lissabon is nog verre van afgerond. Midden december werd dat nog maar eens pijnlijk duidelijk. Door technische problemen viel de handel op de vier markten stil op de dag na de renteverhoging van de Amerikaanse centrale bank. Dat was overigens al de tweede keer in amper veertien dagen. Een onberispelijk systeem is toch wel het minimum dat men van een leidinggevende effectenbeurs kan verwachten, maar zelfs daar loopt het dus nog geregeld fout. Ook de website kan op weinig begrip rekenen, al is er de voorbije maanden veel vooruitgang geboekt. “Heeft het zin om de kwartaalresultaten een halfuur voor beursopening naar Euronext te sturen als het dan nog twee uur duurt voordat ze op de site verschijnen?” vraagt een chief financial officer zich vertwijfeld af.

Toch blijkt uit onze rondvraag dat de bedrijven algemeen gesproken vrij positief zijn over de dienstverlening van Euronext. De gemiddelde waardering bedraagt zeven op tien, maar dit cijfer verbergt aanzienlijke verschillen naargelang de grootte van de bedrijven. Bij de Bel20’ers scoort Euronext 7,7, terwijl dat bij de mid caps en small caps daalt tot respectievelijk 6,9 en 6,7. Een echte verrassing is dat niet, want de verwachtingen liggen bij de small caps natuurlijk een stuk hoger dan bij bedrijven als Fortis, Dexia en Inbev. Die blue chips hebben voldoende aanzien om op eigen kracht internationale institutionele investeerders over de streep te trekken. Voor de mid caps en small caps ligt dat helemaal anders. Zij verwachten van Euronext Brussel dat die zich opwerpt als de ambassadeur van de Belgische beursgenoteerde bedrijven. Een rol die de beurs volgens de klagers niet naar behoren vervult.

Blunder bij aankondiging Bel20 Light

Vorig jaar heeft Euronext Brussel nochtans een heleboel evenementen op poten gezet (zie kader: Wat doet Euronext voor zijn bedrijven?). De Financial Cocktails, waarbij telkens vier bedrijven zich doorheen het land kunnen voorstellen aan voornamelijk particuliere beleggers, is wellicht de bekendste activiteit. De kritieken zijn unaniem lovend en gemiddeld komen er 150 geïnteresseerden op af. Maar op die manier bereik je natuurlijk geen buitenlandse investeerders. “Dat doen we wel met onze Belgian Corner op de beurssalon Actionaria,” repliceert Frédéric de Laminne, director issuers relations and listing bij Euronext. In november vorig jaar verdedigden Tessenderlo, Befimmo, Innogenetics en Solvay de Belgische kleuren op de beurssalon in Parijs, die elk jaar meer dan 30.000 toeschouwers trekt.

Daarnaast organiseert Euronext natuurlijk ook roadshows voor institutionele investeerders. Opvallend is wel dat vijf van de jongste negen initiatieven plaatsvonden in Parijs. Dat het de Fransen zijn die het voor het zeggen hebben bij de belangrijkste pan-Europese beurs, is overigens een veelgehoorde opmerking. Brussel lijkt gedegenereerd tot een filiaal van Parijs en daar legt de directie aan het Beursplein zich veel te makkelijk bij neer.

Dat Euronext te weinig rekening houdt met de Belgische realiteit, werd vorige maand nog eens duidelijk. De marktautoriteit besliste om de Bel20 te verengen tot een Bel20 Light. Gerenommeerde bedrijven als Bekaert en Barco dreigden hun plaatsje te verliezen in de enige Belgische index die internationaal nog een beetje aanzien heeft. Intussen is Euronext al bijgedraaid en zal de beurs nu in een overgangsperiode voorzien. De liquiditeitsredenen die Euronext voor deze drastische ingreep aanhaalde, kunnen overigens niet iedereen overtuigen. Volgens de twijfelaars heeft de Bel20 wel nog een belangrijke rol als weerspiegeling van de prestaties van de Belgische economie. Ze vinden het dan ook jammer dat die representativiteit zou worden aangetast door de uitsluiting van vijf bedrijven die net in verschillende sectoren actief zijn.

Iedereen is het er wel roerend over eens dat de manier waarop deze aanpassing gecommuniceerd werd, absoluut niet door de beugel kon. De beslissing werd unilateraal genomen en de betrokken bedrijven werden pas één uur voor het perscommuniqué verscheen op de hoogte gebracht. “We hebben daar inderdaad fouten gemaakt,” geeft executive vice-president Olivier Lefebvre toe. “We stonden echter onder tijdsdruk. Het moest gebeuren vóór het einde van het jaar, anders mochten we onze plannen voor een jaartje opbergen. Het was ook niet makkelijk om de boodschap te communiceren, want het ging om koersgevoelige informatie. Wat dan wel de juiste aanpak was, weet ik niet, maar u mag altijd een suggestie doen.”

De comeback van Easdaq

Drie jaar geleden kondigde Euronext met veel bombarie de introductie aan van twee kwaliteitslabels: Next Prime voor de traditionele bedrijven en Next Economy voor de technologiewaarden. Op die manier wou de beurs in eerste instantie meer zichtbaarheid geven aan de small caps en mid caps die vrijwillig inspanningen deden op het vlak van transparantie en communicatie. Vooral de Belgen onthaalden het systeem op applaus, want 40 % van onze aandelen pronkt ondertussen met het kwaliteitslabel. Dat is een stuk beter dan het algemene gemiddelde voor Euronext, dat slechts 26 % bedraagt. Was de opzet van Next Prime en Next Economy op zijn minst lovenswaardig, het systeem bleef jammerlijk steken bij goede bedoelingen. Te weinig mensen weten waarvoor de kwaliteitslabels eigenlijk staan, waardoor het rendement voor de bedrijven hypothetisch is. Het vraagt aan de bedrijven belangrijke inspanningen, maar ze hebben de indruk dat het hen niet één investeerder extra heeft opgeleverd. Die ontevredenheid blijkt ook uit onze rondvraag: het concept krijgt een eerder negatieve evaluatie.

Om de drempel naar een beursintroductie te verlagen voor bedrijven die om extra kapitaal verlegen zitten, werkt Euronext ook aan de uitbouw van een niet-gereglementeerde markt. Het succes van de Vrije Markt in Brussel is voorlopig echter alleen: enkel het Waals-Brabantse Propharex kreeg onlangs een notering. Maar met TMS en Sodiplan zijn er nieuwe introducties op komst. Daarnaast ontwikkelt Euronext ook nog een ander alternatief, dat de naam Alternext krijgt. Dat Euronext niet meteen een gepast antwoord kan bieden op de verzuchtingen van risicovollere groeibedrijven, bleek ook vorig jaar toen Punch besliste om zijn grafische divisie af te splitsen en een notering te geven op de Londense Alternative Investment Market (AIM), overigens een onderdeel van LSE.

Volgens Jos Peeters, de éminence grise van het durfkapitaalwereldje, heeft Euronext te weinig aandacht voor de diversiteit van de genoteerde ondernemingen. “Kleinere bedrijven kunnen niet altijd volledige transparantie geven en zijn dan ook vragende partij voor een platform met een lichte reglementering. Voor kapitaalintensieve groeibedrijven in bijvoorbeeld de farmaceutica en biotechnologie ligt het nog anders. De balans is een slechte indicator bij de waardebepaling van die bedrijven. Hun waarde ligt in het toekomstpotentieel en daarom hebben ze behoefte aan specifieke analisten en een aangepast platform. Door de lage liquiditeit gedijen groeibedrijven het best in een systeem van hoekmannen (de zogenaamde marktmakers), die bereid zijn om zelf risico’s te nemen door continu met aan- en verkooporders in de markt aanwezig te zijn.

Een jaar geleden nam Peeters het niet meer operationele Nasdaq Europe (het vroegere Easdaq) over. Hij koestert grootse plannen met de beurs. Door negotiatie en verkoop van activa slaagde de topman van Capricorn Venture Partners erin om alle schulden van Easdaq – Peeters koos voor de oude naam – weg te werken. Maar de vijftiger beseft dat het bijna onbegonnen werk is om een beurs vanaf het begin op te starten. De reputatie van Easdaq – torenhoge spreads, hoekmannen die hun rol niet speelden… – is bovendien niet van die aard dat het makkelijk is om een financier te vinden. “Het is niet uitgesloten dat we op eigen benen gaan staan, maar in de eerste plaats sturen we toch aan op een samenwerking met een gevestigde waarde. Easdaq heeft zowel aan Deutsche Börse als aan Euronext wat te bieden,” meent een optimistische Peeters.

Dirk Van Thuyne

Euronext heeft te weinig aandacht voor de diversiteit van de genoteerde ondernemingen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content