De geopolitiek moet doorwegen

Marc De Vos
Marc De Vos Columnist

Wat hebben Griekenland, het handelspact tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie (TTIP) en dat tussen de Verenigde Staten en elf landen uit Azië en aan de Stille Oceaan (TPP) met elkaar gemeen? Allemaal staan ze voor cruciale weken. Allemaal zijn ze een aartsmoeilijke afweging tussen economie, welzijn en politiek. En allemaal vergen ze een dosis geopolitiek om tot de juiste beslissing te komen.

De Griekse schuldencrisis is een jarenlange politieke chaos, gemanoeuvreer en halfbakken compromis: daar krijg je echt geen lijn meer in. Maar één zaak staat voor mij als een paal boven water. Met of zonder bankroet, al dan niet met een gecontroleerde rustpauze aan de zijlijn van de eurozone, al dan niet met grote schuldenkwijtschelding, moeten we Griekenland absoluut in de Europese ploeg houden. Dat wil zeggen: een oplossing vinden bij consensus. De consensus is bijna belangrijker dan de oplossing.

Griekenland was eerst een monetair probleem, dan een schuldenprobleem, dan een sociaal en politiek probleem en is nu ook een geopolitiek probleem. Als het uit de hand loopt, als het niet in consensus maar in conflict eindigt, zal de fall-out voor Europa zeer ernstig zijn. Een vervreemd Griekenland is een democratie op wankele poten en een verleidelijke prooi voor Rusland en China. Angela Merkel moet dus Otto von Bismarck imiteren en de euro met Realpolitik één houden. Dat zal niet met een blanco cheque zijn, maar het is wel onnoemelijk veel waard.

Dezelfde geopolitieke krachten moeten de twee grote en gecontesteerde handelsakkoorden over de streep trekken. In een ideale wereld zouden we in de schoot van de Wereldhandelsorganisatie met z’n allen praten over het afbouwen van handelsbarrières. Maar de wereld ligt niet meer in zwijm van een postcommunistische Washington Consensus. Rusland is een nieuwe Koude Oorlog begonnen. China voert een proto-imperiale politiek in de Zuid-Chinese Zee. Met de oprichting van de Aziatische Bank voor Infrastructuur en Investering heeft China een openlijke concurrent gemaakt voor internationale instellingen waarin Amerika de plak zwaait.

Daarom is een handelsakkoord tussen de VS en Europa, net als tussen de VS en bezorgde landen in de Chinese invloedssfeer, veel meer dan een economische calculus. In het politieke debat dat aan beide zijden van de Atlantische Oceaan over de akkoorden wordt gevoerd, gaat men met het scalpel en de weegschaal door de artikelen van de ontwerpverdragen. Ingewikkelde economische modellen worden gehanteerd om te berekenen waar, voor wie en wanneer, hoeveel extra groei of extra concurrentieleed zou ontstaan als de verdragen operationeel zouden worden.

Ik begrijp de gevoeligheden natuurlijk: bij elke vrijmaking van de handel zijn de bedreigingen duidelijk, hangt de angst voor nieuwe concurrentie in de lucht, terwijl de kans op grotere markten onzeker lijkt. De gevoeligheid is des te groter wanneer, zoals nu, obstakels van reglementaire aard in het spel zijn die niet alleen de prijs maar ook de aard van toegelaten economische invoer bepalen. Maar we kunnen het lot van een geopolitiek handelspact niet alleen daarvan laten afhangen. Dat zou een reductio ad absurdum zijn.

De VS en Europa, net als de VS en de democratische landen in de schaduw van China, moeten een ambitieus handelsakkoord sluiten omdat ze daarmee een sterk internationaal signaal zullen geven. Ze zullen daarmee een front vormen van faire en gehandhaafde handelsregels tegenover een roerende regionale machtspolitiek. Ze zullen daarmee aan andere landen een alternatief demonstreren voor een Peking Consensus die niet op regels maar op macht stoelt. Ze zullen daarmee een signaal geven dat correcte handelsrelaties en niet de brute kracht van staatskapitalisme, nog altijd de motor van gedeelde vooruitgang in de 21ste eeuw kunnen zijn.

De economische voordelen van dergelijke grootschalige en symbolische regionale handelsakkoorden zijn niet in centen of procenten maar wel in generaties te berekenen. De economische schade van het mislukken van de onderhandelingen zou die van het groeipotentieel ver overstijgen. Als het Westen internationaal nog wil leiden in plaats van lijden, dan begint of eindigt het hier.

Marc De Vos is directeur van denktank Itinera en doceert aan de UGent.

MARC DE VOS

De economische voordelen van grootschalige en symbolische regionale handelsakkoorden zijn niet in centen of procenten maar wel in generaties te berekenen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content