De buitenlandse opmars van Belgische architecten

De Belgische architectuur is aan een opmars begonnen. Terwijl internationale sterarchitecten als Santiago Calatrava, Richard Rogers en Steven Holl prestigeprojecten realiseren in ons land, veroveren Belgische architecten hun plaatsje op de internationale architectuurscène.

Heeft België er een exportproduct bij? Paul Robbrecht van het Gentse architectenbureau Robbrecht en Daem vindt alvast van wel. “Vandaag stelt de Belgische architectuur op internationale schaal nog niet veel voor, maar daar gaat verandering in komen,” zegt hij. “Want de spektakelarchitectuur is op haar retour. Ik verwacht nu een periode van verdieping. En dat sluit beter aan bij de stille Belgische – eigenlijk vooral Vlaamse – architectuur.”

We gingen op bezoek bij vier Belgische architectenbureaus die hun kans wagen op de internationale architectuurscène. De jonge snaken van 51N4E realiseren een grootschalig torenproject in de Albanese hoofdstad Tirana. Xaveer De Geyter is in de running voor een heuse stadsontwikkeling in Sint-Petersburg. Art & Build voltooit een Europees project in Straatsburg. En Robbrecht en Daem is onder meer actief in Londen en op Ground Zero in New York.

Robbrecht en Daem: kleine Belgen in de Big Apple

“Het budget voor het museum bedraagt 7 miljard dollar. Dan begrijp je meteen dat ons bureau eigenlijk te klein is voor zo’n project.” Paul Robbrecht lijkt nog steeds oprecht verbaasd dat hij mag meewerken aan een stukje herontwikkeling van Ground Zero. Toegegeven, het is ook straf. Robbrecht en Daem is naar Belgische normen een middelgroot bureau met een uitstekende reputatie. Maar in een internationale context is het Gentse bureau eerder een lichtgewicht. Nee, op Ground Zero verwacht je andere namen. Zoals Daniel Libeskind, die tekende voor de (inmiddels al grotendeels hertekende) Freedom Tower. Of Frank Gehry, de Amerikaanse sterarchitect die het theatercomplex op Ground Zero zal ontwerpen.

Dat Robbrecht en Daem er toch bij is, heeft het in grote mate te danken aan de goede relatie met het Drawing Center, een New Yorks cultuurinstituut voor tekenkunst dat geleid wordt door de Vlaamse Catherine de Zegher. Het Drawing Center werd – ook al een verrassing – geselecteerd voor de invulling van het museumgedeelte op Ground Zero. Robbrecht en Daem had bij de kandidatuurstelling van het Drawing Center de feasibilitystudy voor zijn rekening genomen.

Voor het ontwerp van het museumgebouw, dat ook het International Freedom Center zal huisvesten, werd een internationale architectuurwedstrijd uitgeschreven. In totaal stelden 68 bureaus zich kandidaat, waaronder Robbrecht en Daem. De Gentenaars haalden de laatste selectieronde, maar uiteindelijk kwam het Noorse bureau Snøhetta als winnaar uit de bus. Toch raakte Robbrecht en Daem opnieuw betrokken bij het project. “Het Drawing Center wou ons er absoluut bij hebben,” legt Paul Robbrecht uit. “We zijn gaan praten met Snøhetta en zijn tot een deal gekomen: zij staan in voor de architectuur van het totaalvolume, wij nemen de museografische architectuur voor onze rekening.”

Paul Robbrecht is opgetogen over de samenwerking met Snøhetta, dat vooral bekend is van de bibliotheek van Alexandrië. “Ik leer bij hen nog elke keer bij, vooral dan op commercieel vlak,” zegt hij. “Snøhetta is volgens mij ook een voorafspiegeling van het architectenbureau van de toekomst: veel jonge mensen die samenwerken in een heel vlakke structuur. Zij rekruteren ook heel internationaal en vooral in landen waar ze projecten willen realiseren.”

Het project zit momenteel nog maar in de fase van het voorontwerp, maar slorpt toch al veel tijd en energie op, stelt Paul Robbrecht. “Het Drawing Center is nog volop financiële middelen bij elkaar aan het zoeken en ze hebben ons daarbij nodig. Ons werk is immers voor hen een verkoopargument. En we hebben intussen geleerd dat niet zozeer het ontwerp belangrijk is, dan wel de beelden die je erbij levert.”

Ook in Londen sleepte Robbrecht en Daem een prestigieuze opdracht in de wacht: de herontwikkeling van de Whitechapel Art Gallery, een avant-gardistisch kunstcentrum met een rijke geschiedenis. Paul Robbrecht looft de wedstrijdformule die de Engelsen hanteerden. “De opdracht was zeer beperkt: een visie ontwikkelen rond hun programma. Dat vergt een korte intensieve inspanning, we kregen ongeveer twee weken. Een week later kregen we de beslissing van de jury. In ons land is de deelname aan wedstrijden een enorm arbeidsintensief, duur en traag proces. Je ontvangt wel een vergoeding, maar dat is eigenlijk niet veel meer dan een aalmoes.”

De uitvoering zelf loopt ietwat stroever. Paul Robbrecht getuigt over een aantal typisch Engelse fenomenen en gevoeligheden, zoals de zeer de nauwgezette controle door de English Heritage (het Engelse equivalent van onze Monumenten en Landschappen) en de rol van verschillende trustees die allemaal hun eigen en soms tegenstrijdige visie hebben. Toch acht Robbrecht een permanente aanwezigheid in Londen niet nodig. “Architectuur wordt vandaag genegotieerd. Op belangrijke beslissingsmomenten moet je er zijn: tijdens gesprekken met de betrokken partijen, met de overheid. Dat zijn zaken die je niet telefonisch of per e-mail kunt regelen. Maar het voorbereidende werk en het ontwerpen kan even goed in Gent gebeuren.”

Xaveer De Geyter Architecten: op zoek naar verscheidenheid

Xaveer De Geyter is wellicht de internationaalste van de Belgische architecten. En dat is geen toeval. In het buitenland werken was voor De Geyter een keuze die hij al op jonge leeftijd maakte. In 1983, meteen na het beëindigen van zijn studies, trok hij naar Nederland. Hij ging aan de slag bij OMA, het architectenbureau van Rem Koolhaas. “Bij OMA was het een evidentie dat er in verschillende landen gewerkt werd,” vertelt Xaveer De Geyter. “Het interessante aan buitenlandse opdrachten is dat ze je spectrum verbreden. Je kunt bouwen in een heel andere economische en culturele context, waardoor je ook tot totaal andere realisaties komt. Niet dat het in België niet boeiend kan zijn, maar de verscheidenheid is beperkt. Omdat de schaal hier meestal klein is, maar ook omdat er hier bepaalde opvattingen leven. Over hoogbouw bijvoorbeeld.”

Ook bij de keuze van zijn medewerkers gaat Xaveer De Geyter op zoek naar diversiteit. In zijn team van ongeveer dertig mensen tellen we meer dan tien nationaliteiten. De Geyter wil ook bewust geen specialist zijn. Zijn projecten variëren van een individuele privé-woning tot grootschalige stedenbouwkundige ontwerpen. Met tussen deze twee uitersten ook grootschalige kantoorprojecten. Zo won Xaveer De Geyter Architecten eind 2004 de architectuurwedstrijd voor het gebouw van het European Patent Office (EPO) in Den Haag. Het ontwerp van het Belgische architectenbureau haalde het van 390 andere inzendingen. Voor de uitvoering is het nog wel wachten op een definitieve beslissing van het bestuur van het EPO.

Naast nog enkele kleinere projecten in Nederland en Frankrijk heeft De Geyter ook zicht op opdrachten in meer exotische locaties als Rusland en Albanië. In Albanië is De Geyter in de running voor een van de projecten binnen de stedenbouwkundige herontwikkeling van de hoofdstad Tirana. In Rusland behoort Xaveer De Geyter Architecten tot een select kransje van bureaus dat van een Chinees conglomeraat van projectontwikkelaars de opdracht heeft gekregen om voorstellen te formuleren voor een nieuw stadsdeel in Sint-Petersburg. Het betreft een megaproject op een site van 210 hectare met een geplande bouwoppervlakte van twee miljoen vierkante meter. “We moeten een stedenbouwkundig concept uitwerken en daarbinnen ook een landmark-achtig gebouw ontwerpen,” licht Xaveer De Geyter toe. “De uitdaging voor ons is om de belangrijke commerciële functie binnen het programma te verweven in het nieuwe stadsdeel, in plaats van het af te zonderen in een soort van shoppingcenter aan de rand.”

Om zicht te krijgen op de wensen van zijn Chinese opdrachtgevers, reisde De Geyter al enkele malen naar Sjanghai. “Die Chinese contacten zijn uiteraard zeer interessant, want de Chinese markt biedt een enorm potentieel.” De Geyter is overigens van oordeel dat het verkennen van het land waar je wilt bouwen, een belangrijke voorwaarde voor succes is. “Onder meer om voeling te krijgen met de savoir faire van de bouwsector in dat land,” zegt hij. “Want dat kan soms enorm verschillen. In Nederland bijvoorbeeld is de bouw een echte industrie. Je treft daar veel minder vakmanschap aan dan bij ons. In Albanië hebben ze dan weer heel weinig eigen bouwmaterialen. Die materialen importeren is duur. Maar je hebt daar nog veel en goedkoop vakmanschap. Dat zijn zaken die je al moet kunnen meenemen in de conceptuele fase.”

Art & Build: kiezen voor de milieuniche

Art & Build trekt sinds enkele jaren resoluut de internationale kaart. En met succes: het Brusselse architectenbureau realiseert al een derde van zijn omzet in het buitenland “Twee jaar geleden besloten we om het wachten op hypothetische resultaten van partnerships op te geven,” zegt Steven Beckers, een van de oudste pijlers van de groep. “We hebben toen gekozen om ons in ons eentje op die internationale markt te richten. Het voordeel daarvan is dat we het imago van de gebouwen die we ‘exporteren’ volledig beheersen.”

In Straatsburg voltooit Art & Build de bouw van de nieuwe zetel van de Direction Européenne de la Qualité du Médicament (DEQM, Raad van Europa). Een enorm project van 13.000 vierkante meter met een budget van 23 miljoen euro, dat Art & Build in 2002 in de wacht sleepte na een bijzonder voornaam internationaal concours.

De exportactiviteit van Art & Build omvat ook een kantoorcomplex op de Kirchberg (Luxemburg) dat een dezer dagen wordt ingewijd, een businesspark in Gennevilliers (Frankrijk) dat op termijn 150.000 vierkante meter over een oppervlakte van zeventien hectare zal vertegenwoordigen, kantoren in Lyon en de Parijse voorsteden, en casino’s aan de Côte d’Azur.

Art & Build profileert zich ook als een bureau met veel milieu-expertise. “Wij willen van dit luik een extreem doorgedreven prioriteit in research & development maken,” zegt Steven Beckers. Pierre Lallemand, een ander boegbeeld van het bureau, voegt eraan toe dat de criteria voor kantoren met een AAA-classificatie (het luxesegment) momenteel sterk evolueren. “Een van de inleidende vragen van een klant, Axa Re, voor een kantoorbouwproject in Parijs luidde of onze gebouwen wel de hoge milieukwaliteitcertificering (HQE-norm) zouden halen. Vandaag kunnen wij stellen dat wij baanbrekers zijn in de milieuniche.”

“Ook al wijzen wij agressieve commerciële praktijken van de hand – in tegenstelling tot sommige concurrenten – toch hebben wij stilaan ons plekje onder de zon gevonden,” besluit Steven Beckers. “Als je in de diepte werkt, op de lange termijn, kom je vroeg of laat boven. Het allerbelangrijkste voor ons is om aan te tonen, aan de hand van strikte controles, dat de milieudoelstellingen die wij op papier garanderen op termijn worden waargemaakt. Overtroffen zelfs.”

51N4E: via Nederland naar Albanië

Een 85 meter hoge toren neerpoten in de Albanese hoofdstad Tirana lijkt een avontuurlijke onderneming. Tirana roept bij ons nog beelden op van een volksopstand met massale plunderingen wegens een uit de hand gelopen piramidespel. De anarchie leek toen niet veraf. Bij het jonge Brusselse architectenbureau 51N4E (een verwijzing naar de geografische ligging van Brussel: 51 North 4 East) zijn ze er evenwel gerust op. Freek Persyn, samen met Johan Anrys en Peter Swinnen de oprichter van 51N4E, countert zelfs ons chaosbeeld. “Dit was een van de best georganiseerde architectuurwedstrijden waaraan we hebben deelgenomen,” stelt hij.

Het torenproject van 51N4E past in een ambitieus masterplan voor het centrum van de Albanese hoofdstad. 51N4E ontwierp een multifunctionele toren met een bruikbare oppervlakte van 35.000 vierkante meter. Op het gelijkvloers komen winkels, de verdiepingen worden ingevuld met kantoren en appartementen. Helemaal boven is een restaurant met panoramisch uitzicht op de stad voorzien. De Brusselse architecten staan ook in voor het ontwerp van de publieke ruimte rond ‘hun’ toren.

“Omdat Tirana in een aardbevingsgebied ligt, moet het gebouw een stijve structuur krijgen,” legt Freek Persyn uit. “We hebben gekozen voor een gelaagd gebouw: een gevel in glas, de structuur en daarboven een zonweringsysteem. Van buiten zal de toren heel massief lijken, maar van binnenuit is hij zeer transparant. Door de vorm van de toren – beneden ellipsvormig, bovenaan rechthoekig – krijg je ook een spel van licht en schaduw. Het licht gebruiken vonden we heel belangrijk. Tirana is meer een Zuid-Europese dan Oost-Europese stad. Het licht is er heel mediterraan.”

51N4E werkt voor de uitvoering samen met een lokaal architectenbureau. Het studie- en ontwerpwerk gebeurt voorlopig vanuit Brussel, maar op termijn wil 51N4E permanent een mannetje in Tirana hebben. “Sommige zaken vragen een gesprek ter plaatse,” legt Persyn uit. “Je kan niet alles per e-mail uitleggen.” Persyn zegt versteld te staan over de dynamiek van Tirana. “Ze hebben een enorm geloof in de toekomst. Het gaat er ook allemaal ontzettend snel en er is heel veel energie. Ik kan me voorstellen dat ze vinden dat wij nodeloos secuur en traag werken. Zij redeneren meer van dag tot dag.” Laurenz Verledens

Philippe Coulée Laurenz Verledens

Robbrecht en Daem is naar Belgische normen een middelgroot bureau. Nee, op Ground Zero verwacht je andere namen.

In het team van Xavier De Geyter tellen we meer dan tien nationaliteiten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content