De ark van Noach

In de krater van Ngorongoro kan je binnen het tijdsbestek van een uur de ‘big five’ tegen het lijf lopen: olifanten, buffels, neushoorns, nijlpaarden en leeuwen. Het noorden van Tanzania is een van de interessantste gebieden ter wereld voor de liefhebbers van wildlife en safari. De paden zijn er nog niet platgetreden, de landschappen zitten vol afwisseling, een zonsondergang met baobab is adembenemend.

Olduvai is de vindplaats van de oudste ‘menselijke’ voetstappen, afkomstig van de australopithecus afarensis. Zo’n 3,6 miljoen jaar geleden lieten een man, een vrouw en een kind hun voetafdrukken achter in de verse lava. De sporen werden spoedig bedekt door de asse van een nieuwe uitbarsting, en bleven tot in de eeuwigheid bewaard.

Wat liepen deze drie menselijke voorlopers daar te doen in dat desolate en verschroeiende landschap van Olduvai? Ze wandelden alleszins rechtop, op twee benen. De fossiele voetstappen die Mary Leakey in 1978 ontdekte, werden opnieuw met zand bedekt om ze te beschermen. Maar kopies van de afdrukken kunnen in Olduvai bekeken en onderzocht worden. Tot bewijs van het tegendeel bevindt zich hier de wieg van de mensheid.

In het vulkanische landschap van Noord-Tanzania zijn trouwens nog veel meer wonderen van de natuur te aanschouwen. In de eerste plaats de krater van Ngorongoro, een vulkanische cirkel met een diameter van 20 kilometer, waarin zich de grootste wildconcentratie ter wereld bevindt. De ark van Noach, om het in bijbelse termen te zeggen. De ark die schrijvers voor een haast onmogelijke taak stelt. Want, zo schreef professor en natuurdeskundige Bernhard Grzimek: “Het is onmogelijk om een eerlijke beschrijving te geven van de grootsheid en de schoonheid van deze krater, die met niets op aarde vergeleken kan worden. Ngorongoro is een van de Wonderen van de Wereld.”

De krater

van Ngorongoro is niet eens zo oud als de mensheid. Amper 2,5 miljoen jaar geleden moet de berg Ngorongoro ongeveer zo hoog geweest zijn als het dak van Afrika, de Kilimanjaro. Maar toen explodeerde de vulkanische berg, stortte in en vormde alzo de grootste ‘caldera’ ter wereld.

Vanuit Ngorongoro Serena Lodge heeft men een prachtig vergezicht over de krater, die zich uitstrekt op een hoogte van 2200 meter en omzoomd is met 600 meter hoge steile randen waarachter vulkanen opdoemen. In het midden van de krater bevindt zich een groot meer, de drinkplaats van duizenden dieren.

Tot voor kort leefden hier ook de Maasai, fiere krijgers en veehouders. Na het uitroepen van dit unieke natuurgebied tot Ngorongoro Conservation Area, met de ondersteuning van de Unesco, werden de Maasai echter verplicht te verhuizen naar andere plaatsen in de Crater Highlands en het Serengeti-plateau. Dat verliep niet zonder protest: de Maasai voelden zich minder belangrijk dan de dieren van Ngorongoro, en ze blijven ook grotendeels verstoken van de inkomsten uit het toerisme. Toch proberen ze een graantje mee te pikken door hun dorpen open te stellen voor toeristen en meerdaagse trekkings te organiseren doorheen de Highlands.

Een bezoek aan de Ngorongoro-krater begint met de steile afdaling van de wand aan boord van een 4×4. Liefhebbers van landschappen worden meteen overweldigd. De krater lijkt wel een enorme paella-pan; vanuit de hoogte kan men al buffels en olifanten onderscheiden, die nu nog kleine stipjes zijn. Zodra we op de bodem van de krater aankomen, zullen we de dieren in al hun majestatische grootsheid kunnen aanschouwen.

In minder

dan een uur tijd krijgen we de ‘big five’ te zien. In volgorde: kudden olifanten en buffels, een groepje van zes neushoorns, een troep nijlpaarden en drie leeuwinnen die net een zebra te pakken hebben gekregen. Jakhalzen naderen behoedzaam de prooi, terwijl de met bloed besmeurde leeuwen wat verderop liggen uit te rusten van de inspanning. In de natuur heeft sterven niets wreedaardigs; het is uitgezuiverd tot een pastoraal en bijna vreedzaam tafereel. Pas wanneer de mens zich ermee bemoeit, krijgt het doden een demonisch karakter.

Toch laat het een wrang gevoel na dat de mensen, die in dit gebied miljoenen jaren in harmonie met de natuur hebben geleefd, verplicht werden te verhuizen om de toeristen niet voor de voeten te lopen. Er gaan dan ook stemmen op om de Maasai geleidelijk met hun vee terug te brengen naar Ngorongoro. Het Management Plan van 1996 erkent zelfs dat de Maasai een actieve rol kunnen spelen in het behoud van het natuurlijk evenwicht en in de overleving van Ngorongoro, zoals ze dat ook doen in de Serengeti.

Door de verplichte verhuizing naar nieuwe ‘bomas’ zijn de Maasai echter ook aan landbouw gaan doen; hun traditioneel dieet van melk, bloed en vlees hebben ze verrijkt met granen. En dat bemoeilijkt hun terugkeer. Het rondtrekken met vee is namelijk nog wel verenigbaar met de aanwezigheid van ‘wildlife’, maar dat is geenszins het geval met landbouw. Eens te meer dreigt de harmonie van de natuur dus geschaad te worden door menselijke tussenkomst.

Ngorongoro

werd in 1978 uitgeroepen tot World HeritageSite en in 1981 tot International Biosphere Reserve. “Gelukkig voor ons heeft dit Wereldwonder kunnen overleven met al de rijkdom en de schoonheid van een erfenis van miljoenen jaren,” schreef Bernhard Grzimek kort voor zijn dood. Vandaag ligt hij begraven aan de rand van de krater, naast zijn zoon Michael die met zijn vliegtuig tegen een gier aanbotste en neerstortte tijdens het draaien van de film Serengeti Shall Not Die. Het graf ligt vlakbij de Crater Lodge, die onlangs werd vernieuwd en een extravagant alternatief vormt voor prins Karim Aga Khans voortreffelijke Serena Lodges.

Ontegensprekelijk vormt de krater van Ngorongoro het absolute hoogtepunt van een reis doorheen Tanzania. Het verdere verloop van de tocht kan alleen gered worden door afwisseling – en die komt er ook overvloedig. Vooreerst is er de onvergetelijke rit doorheen de Serengeti. De oneindige vlakte zindert onder een verschroeiende hitte. De ogen moeten wennen aan het harde licht om de dieren te kunnen waarnemen: antilopen, giraffen, struisvogels, zebra’s, gnoes, dikdiks, impala’s.

Een bronstige mannetjesolifant rent over de vlakte, op zoek naar een wijfje dat hij vanop kilometers afstand ruikt. Zes luie leeuwen staan te kijken naar een groep zebra’s en worden uitgedaagd door een overmoedig wrattenzwijn. Het is te heet om te jagen; de streepjespatronen van de zebra’s brengen de leeuwen visueel in verwarring.

In de vroege ochtend en tegen valavond is er het meest beweging in het dierenrijk. Dan voeren de gnoes of wildebeesten hun liefdesdans op en gaan de leeuwen op zoek naar een prooi. We stuiten op een groep van vijf leeuwen. Het mannetje gaat een kudde zebra’s van naderbij bekijken en wandelt als een heerser door het dorre gras terug tot bij de leeuwinnen die hem likken, strelen, zoenen. Een aangrijpend en romantisch moment in de Serengeti.

Die avond

dineren we bij volle maan rond het kampvuur in ‘the bush’. Er worden Maasai-liederen gezongen, het huilen van de hyena komt steeds dichterbij, in het struikgewas zien we de ogen van het roofdier opflikkeren. Rond de maan verschijnen een halo en een regenboog: een onwaarschijnlijk fenomeen. De maan weerkaatst de zonnestralen over de nachtelijke Serengeti. Dit is het gekende Afrika-gevoel, waarvan men maar heel moeilijk geneest.

De tocht brengt ons verder bij Lake Manyara, de enige plaats in de wereld waar de leeuwen in de bomen klimmen. Het waarom van dit afwijkend gedrag is niet bekend. Maar vandaag zitten er geen leeuwen in de bomen. Twee olifanten eisen integendeel de aandacht op: ze wassen zich uitgebreid in het meer en komen tot op een paar meter van de safari-auto.

Ook in het wildpark Tarangire – waar men moet uitkijken voor de tseetseevlieg die slaapziekte verwekt – wordt de show gestolen door de olifanten. Grote kudden wijfjes met hun jongen nestelen zich bij zonsondergang onder de eeuwenoude baobabs. De jonge moeders zijn gevaarlijk en voeren tot tweemaal toe een schijnaanval uit. De derde keer is het meestal prijs, maar het gebeurt zelden dat een olifant aanvalt en zeker nooit zonder reden.

In het tentenkamp van Tarangire vertoeven opvallend veel Afrikaanse toeristen. Kleuters komen hier zwemmen en naar de olifanten kijken. ‘s Nachts komen de olifanten naar de mensen kijken, want ze weten dat er water te vinden is in het kamp. Bij de minste beweging schrik ik wakker en luister naar de geluiden van de nacht. Ik snak naar de stad.

De eerste stad

die elke safarireiziger in Tanzania kent, is Arusha. Deze stad met haar indrukwekkend conferentiecentrum, de Kilimanjaro Building, kwam in het wereldnieuws vanwege het Rwanda Tribunaal. Er is een kleurrijke markt waar fruit, kruiden, gedroogde vis en geitenvlees worden verkocht. Tientallen stiksters werken op straat om maatpakken te vervaardigen in opdracht van Indiase bazen.

“De zaken gaan slecht,” klaagt de taxichauffeur. “We betalen de tol van Nyerere’s politiek.” Julius Nyerere was de vader van Tanzania en boetseerde zijn land naar socialistisch model. De Tanzaniaanse economie loopt echter niet gesmeerd, en dat geldt ook voor het transport: het vliegtuig naar Zanzibar komt maar niet opdagen. Het urenlange wachten in de luchthaven wordt echter beloond met een adembenemend uitzicht op de Kilimanjaro, die eindelijk de wolken van zich afschudt. British Airways plant de bouw van een nieuwe luchthaven in Arusha.

Uiteindelijk vinden we een vliegtuig naar Dar-Es-Salaam: niet de hoofdstad (dat is de spookstad Dodoma), maar wel het economisch centrum van het land. Dar-Es-Salaam maakt een minder onveilige indruk dan we gevreesd hadden. Er zijn opvallend veel Afrikaanse reizigers (vooral uit Congo) die hier hun inkopen komen doen, de kleine hotelletjes bevolken, bier drinken en grote sier maken.

Zanzibar

is een eiland met een mythische naam. Aan boord van een Cessna bereiken we uiteindelijk toch, met een dagje vertraging, het eiland waar zo ongeveer alle kruiden van de wereld terug te vinden zijn. Zanzibar is de ideale plek om uit te rusten van een vermoeiende safari.

Tientallen ‘beach resorts’ aan de oostkust verwennen hun klanten. De meeste zijn eigendom van Italianen; ze zitten dan ook volgeboekt met hun landgenoten die rechtstreeks uit Rome met charters worden aangevlogen. Wij kiezen echter voor het Dhow Palaca hotel in de stad, een prachtig oud pand uit koloniale tijden, mooi gerestaureerd en ingericht met antieke meubelen. Het hotel is eigendom van een Indiase familie die hier fortuin gemaakt heeft met kruidnagelplantages.

Ook de sultans van Oman hebben zich in Zanzibar gevestigd, wat ervoor heeft gezorgd dat de bevolking voor 98 procent moslim is. De laatste sultan is vertrokken in 1964, kort nadat de nieuwe staat Tanzania werd gevormd uit het toenmalige Tanganyka samen met de eilanden Zanzibar en Pemba.

De Afrikaanse bevolking onderging Arabische, Aziatische en westerse invloeden; dat heeft een interessante mix opgeleverd, zoals men kan merken in het oude koloniale stadscentrum dat zeer authentiek gebleven is. Alleen de slavenhandelaars zijn voorgoed verjaagd. Hun plaats werd ingenomen door de toeristen van vandaag die in groten getale op dit paradijselijke eiland neerstrijken, gretig op zoek naar ‘sun, sea andspices’.

Informatie over incentives naar Tanzania: In Search of Excellence, tel. (09) 220.90.90, fax (09) 220.90.91, e-mail ise.incentives@skynet.be

HENK VAN NIEUWENHOVE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content