De andere Europese crisis

Bevolkingstrends zijn gevoelig voor de economische cycli. Dat blijkt ook nu weer, want door de recessie is een abrupt einde gekomen aan de korte opleving van het vruchtbaarheidscijfer.

De Europese crisis is nog erger dan ze lijkt. Alsof de verstoring van de financiële markten en de economie nog geen last genoeg is, lijkt er nu ook bruusk een einde gekomen aan een decennialange verbetering van de vruchtbaarheidsgraad.

Van de vijftien landen die al cijfers over 2011 hebben vrijgegeven, waren er elf die hun vruchtbaarheidscijfer zagen dalen. (Het vruchtbaarheidscijfer is het aantal kinderen dat een vrouw tijdens haar leven gemiddeld kan verwachten.) Sommige van de sterkste dalingen deden zich voor in landen die het hardst werden getroffen door de crisis. Het Spaanse vruchtbaarheidscijfer viel terug van 1,46 in 2008 tot ongeveer 1,38 in 2011, dat van Letland daalde van 1,44 naar minder dan 1,20. Volgens Tomás Sobotka van het Vienna Institute of Demography (VID) werd de toename van de vruchtbaarheid in die landen tijdens de voorgaande tien jaar in drie jaar tijd weer ongedaan gemaakt.

Er deden zich ook dalingen voor in Noordse landen, die nochtans niet hadden af te rekenen met een scherpe toename van de werkloosheid of zware saneringen in de overheidsuitgaven. Of landen nu een hoge fertiliteit hebben, zoals het Verenigd Koninkrijk, of juist een lage, zoals Hongarije, de tendens loopt gelijk: rond 2008, toen de economische crisis toesloeg, kwam een eind aan een stijging van de vruchtbaarheid die tien jaar had aangehouden, en in 2011 ging het vruchtbaarheidscijfer naar beneden (zie grafiek). Dat zo’n trendwijziging zo snel na de aanvang van de recessie zichtbaar wordt, is opmerkelijk.

Controverse

Hoewel vaststaat dat er een verband is tussen economisch zware tijden en de vorming van gezinnen, woedt er al lang een controverse over de aard van die band. Adam Smith dacht dat economische onzekerheid slecht was voor de vruchtbaarheid. Anderen voerden aan dat een recessie het geboortecijfer juist aanport, omdat de alternatieve kosten van kinderen krijgen – de gevolgen voor de loopbaanontwikkeling en het inkomen – erdoor dalen en omdat ze vrouwen ertoe aanzet in periodes van werkloosheid kinderen op de wereld te zetten die ze hoe dan ook wilden.

De recente evoluties in Europa lijken Smith gelijk te geven. De economie heeft de bevolkingstrends beïnvloed via migratie, huwelijken en geboortes. In sommige landen heeft de recessie er migranten, die een hoge fertiliteit hadden, toe gebracht om terug te keren naar hun thuisland. Spanje maakte aan het eind van de jaren negentig en het begin van de eeuw een immigratiegolf uit Zuid-Amerika mee. Deels daardoor explodeerde het geboortecijfer in dat land van 363.500 in 1995 tot 518.500 in 2008 – een toename met 43 procent. Naarmate de migranten terugkeerden, werd die stijging omgebogen en daalde het aantal geboortes tot 482.700 in het jaar voor juni 2011.

Niet alle migranten volgden dat patroon. Relatief weinig Polen hebben bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk verlaten. Sommige migranten kwamen uit landen met een lagere vruchtbaarheidsgraad dan dat van het gastland, zoals de Balten in Scandinavië. Maar in de meeste landen met grote groepen ongebonden migranten heeft een door de recessie veroorzaakte omkering van de migratiebeweging de vruchtbaarheidsgraad verlaagd.

Werkloosheid en vruchtbaarheid

De recessie heeft ook een invloed op het aantal huwelijken en geboortes bij de autochtone bevolking. Als jonge koppels wachten tot ze een vast inkomen hebben voordat ze zich vestigen en kinderen krijgen, ontstaat er een verband tussen gezinsvorming en de werkloosheid. France Prioux van het Franse Institut National d’Etudes Démographiques heeft de Franse werkloosheid over een periode van twintig jaar vergeleken met het aantal aangegane verbintenissen (huwelijk of samenwonen). Het resultaat is een bijna perfect spiegelbeeld.

De cijfers van France Prioux gaan maar tot 2002, maar het patroon lijkt zich voort te zetten. Het Amerikaanse Pew Research Center vroeg 18- tot 24-jarigen naar hun reactie op de recessie van 2009: 20 procent zei dat ze hun huwelijk hebben uitgesteld. Sobotka heeft het verband tussen werkloosheid en vruchtbaarheid in kaart gebracht voor Letland. Ook hij stelde vast dat het geboortecijfer daalt als de werkloosheid stijgt en weer aantrekt als er nieuwe banen worden gecreëerd. Voor Europa lijkt het vast te staan dat de recessie het aantal migraties, huwelijken en geboortes heeft doen dalen, en daardoor het vruchtbaarheidscijfer heeft aangetast.

Tempo-effect

Het is nu de vraag of dat een tijdelijk of een blijvend verschijnsel is. De vruchtbaarheid kan op verschillende manieren afnemen. Zo kunnen koppels besluiten minder kinderen te hebben, of ze kunnen beslissen later een kind te krijgen. In beide gevallen daalt het vruchtbaarheidscijfer, maar in het tweede geval kan het zich later nog herstellen. De demografen noemen dat het ‘tempo-effect’.

In grote delen van de wereld is het vruchtbaarheidscijfer gedaald doordat koppels minder kinderen willen. Een recente studie van Tomás Sobotka en John Bongaarts van de Amerikaanse denktank Population Council heeft uitgewezen dat in Europa vooral het tempo-effect een rol speelt. De auteurs stelden vast dat de leeftijd waarop ouders een eerste kind krijgen in het grootste deel van West-Europa is gestegen sinds 1970. In dat jaar kregen de meeste vrouwen hun eerste kind tussen de leeftijd van 22 en 25. In 2008 was dat tussen 27 en 29, maar vanaf ongeveer 2000 tot 2008 vlakte het stijgingstempo merkbaar af: vrouwen stelden hun zwangerschap niet langer uit en sommigen begonnen de kinderen te krijgen die ze hadden uitgesteld. Op dit ogenblik daalt het aantal eerste bevallingen in sommige landen sneller dan de latere geboortes, wat erop lijkt te wijzen dat de mensen aarzelen om een gezin te stichten.

Uit de valkuil

Uit dat alles kunnen enkele algemene lessen worden getrokken. Ten eerste blijken bevolkingstrends gevoeliger te zijn voor de economische cycli dan men zou verwachten. Ten tweede kan uit de toename van de vruchtbaarheid in de eerste jaren van deze eeuw worden afgeleid dat Europa toch niet helemaal gevangen zit in de valkuil van de lage vruchtbaarheid. Zo hebben Scandinavië, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk een vrij hoge fertiliteit. Ten derde kunnen de overheden de terugval in Europa mogelijk temperen. Maatregelen zoals een goedkopere kinderopvang of een uitbreiding van het ouderschapsverlof kunnen koppels er mogelijk toe stimuleren om meer kinderen te krijgen en een langere tussenperiode te laten tussen de geboortes.

THE ECONOMIST

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content