Dat goed gevoel

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

De mooie begrotingscijfers geven een misleidend goed gevoel. Zozeer zelfs dat de regering geen gebruik maakt van de gunstige conjunctuur om de overheidsfinanciën verder te saneren. Een absolute must nochtans, vindt het Internationaal Monetair Fonds. In het begin van dit decennium liet de Belgische overheid ook al zo’n kans liggen. We betalen er vandaag nog voor. Herhaalt de geschiedenis zich?

Een voortreffelijke conjunctuur, een dalend overheidstekort en een primair overschot (begrotingsoverschot voor intrestlasten) van meer dan 5% van het bruto binnenlands product (BBP). Met die prestaties pakte de regering uit in… 1990. De daaropvolgende jaren verkwanselden de bewindvoerders echter een unieke kans om de overheidsfinanciën opnieuw op het goede spoor te zetten. De geldkraan werd opengedraaid, zodat België in 1997 niet verder stond dan in 1990, zeker wat de schuldgraad betreft (zie grafiek 1: Schuld en tekort).

Vandaag kent ons land weer dat goed gevoel. En opnieuw ziet het ernaar uit dat de overheid geen gebruik zal maken van de gunstige conjunctuur. De regering vindt dat een vermindering van het begrotingstekort met 0,4% dit jaar meer dan volstaat.

“Het gevaar dat de uitgaven opnieuw ontsporen, is vandaag kleiner,” reageert Vlaams minister van begroting Wivina Demeester (CVP). “In het begin van de jaren ’90 was ik staatssecretaris voor Financiën in de federale regering. Na een periode van duchtig saneren had de regering onvoldoende bijkomende doelstellingen voor ogen. We dachten – ten onrechte – dat de groei wel zou volstaan om de schuld verder af te bouwen. Vandaag oogt de situatie anders. Eerst dwongen de Maastricht-normen ons tot saneren en nu is er het Stabiliteitspact. Het verdrag van Amsterdam legt ons een nultekort op. Een cijfer dat we nog lang niet hebben bereikt.”

De federale regering

is echter niet gehaast dat nultekort te realiseren. Op de jongste begrotingscontrole beperkte ze zich tot het inventariseren van de meevallers. Vandaag komt het er alleen op aan het primaire overschot te handhaven rond de 6%. Zolang de intrestlasten boven dat niveau (7,9% van het BBP in 1997) liggen, komt er van een verdere tekortverlaging niet veel in huis.

Gelukkig is er het gunstige economische klimaat. Als alles meezit, valt het overheidstekort dit jaar misschien terug tot 1,7% van het BBP. Begin de jaren ’80 tekende België nog tekorten op van 13%. Vandaag zijn de kansen dat België mag toetreden tot de Economische en Monetaire Unie (EMU) vrij hoog. Er is dus al een hele weg afgelegd.

Toch is enige nuancering op zijn plaats: een overheid die vandaag beslag legt op 50% van hetgeen in België wordt verdiend, heeft nog altijd ruim 150 miljard frank te weinig om alle uitgaven te dekken. Hoofdschuldige is de rentelast op de gigantische overheidsschuld. Zolang die niet substantieel wordt afgebouwd, blijft de fiscale druk hoog, en kan een pak belastinggeld niet voor overheidstaken worden aangewend.

Verdoken tekorten

In zijn recentste België-rapport raadt het IMF ons land aan om van de huidige conjunctuur gebruik te maken om de schuld versneld af te bouwen. Een begrotingstekort van 1,7% dit jaar en ongeveer 1,5% de komende jaren is immers onvoldoende om:

tegen 2010 à 2020 de schuldratio tot 60% van het BBP te reduceren zoals het Stabiliteitspact voorschrijft. Hoewel België nog steeds een schuldratio heeft van ongeveer 120%, verloopt de huidige afbouw heel bescheiden;

reserves aan te leggen voor de demografische ontwikkeling;

structurele mankementen in de economie (zoals de zware fiscale druk of het beperkte fiscale draagvlak) aan te pakken;

voorbereid te zijn op een periode van minder gunstige conjunctuur of stijgende rentevoeten. Een begrotingstekort van 1,5% garandeert niet dat in periodes van mindere conjunctuur de 3%-norm niet wordt overschreden – iets wat door het Stabiliteitspact zwaar wordt bestraft;

de verdoken tekorten op te vangen die zijn ontstaan door de jarenlange gebrekkige financiering van de overheidstaken. Deze tekorten komen steeds nadrukkelijker aan de oppervlakte, als reactie ook op de goed-nieuwsshow van de jongste weken. Nu het lek in het dak is gedicht, ontdekt de overheid het water in de kelder.

Het gevaar bestaat

dan ook dat de overheid weer geld begint uit te geven dat er nog niet is. Een fout die in het begin van het decennium werd gemaakt en waar nog altijd een hoge prijs voor wordt betaald. Een studie in opdracht van de Europese Commissie (zie Trends, 12 maart 1998, blz. 46) toonde aan dat het corrigeren van enkele jaren van budgettaire laksheid een veel langere periode met een hoog primair overschot en een hoge fiscale druk vraagt.

De les uit het verleden

Voor de budgettaire ontsporing wijst men vandaag graag met een beschuldigende vinger naar de fiscale hervorming die de rooms-blauwe regering eind de jaren ’80 doorvoerde. Een hervorming die er vooral kwam onder impuls van Guy Verhofstadt (VLD).

Dat verwijt is grotendeels onterecht, want de fiscale versoepeling ging gepaard met een gelijkmatige daling van de uitgaven. Tussen 1987 en 1990 daalde het Belgische overheidstekort van 7,5% naar 5,4% van het BBP, terwijl de intrestlasten toen 10,7% van het BBP bedroegen. Ter vergelijking: in 1997 betaalde de overheid slechts 7,9% intrestlasten, wat maakt dat het primair saldo van 1997 nauwelijks beter scoorde dan dat van 1990. Wel moet worden opgemerkt dat de conjunctuur in de periode van de fiscale hervorming sterk presteerde: de Belgische economie groeide in 1988 met bijna 5%, in 1989 en 1990 met meer dan 3%. In elk geval werd toen het begrotingsbeleid gevoerd dat het IMF of de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) België vandaag voorschrijven.

In 1991 en 1992 ontspoorden evenwel de overheidsuitgaven. Terwijl de groeicijfers terugliepen tot 1,6 à 1,7%, bleven de meeruitgaven toenemen. Resultaat: in 1992 steeg het tekort tot 7,2%, in 1993 werden we bovendien geconfronteerd met een diepe recessie. Om toch tijdig de Maastricht-normen te halen, besloot de regering de fiscale druk op te voeren.

Grafiek 2 ( Overheidstekort) geeft een overzicht van het begrotingstekort vanaf 1987 tot vandaag. Net zoals in 1990 staan we vandaag op een keerpunt. Wordt de dalende curve doorgetrokken? Of zal – en dit is waarschijnlijker – een horizontale koers worden gevolgd? Vandaag verwacht niemand een recessie, maar ook in 1990 was dat het geval – zoals blijkt uit het gevoerde beleid.

Minder uitgeven is weinig waarschijnlijk

De lijn doortrekken betekent voor het IMF snoeien in de uitgaven. De fiscale druk nog meer opvoeren, is immers onmogelijk. Alleen heeft de regering de voorbije jaren nauwelijks bespaard in de uitgaven; waarom zou ze het dan nu doen, als we er – zogezegd – zijn? Het woord saneren is in geen enkel officieel document terug te vinden. De regering slaagt er zelfs nauwelijks in budgettair neutrale operaties door te voeren – bijvoorbeeld een verlaging van de werkgeversbijdrage financieren door te snoeien in andere posten.

En er zijn nóg factoren die een verdere uitgavenreductie in de weg staan:

De federale overheid spendeert nauwelijks nog 15% van de totale overheidsuitgaven. Bovendien vloeien zo’n 100 miljard frank uitgaven rechtstreeks naar de sociale zekerheid, waardoor ze niet in de boeken van de federale overheid verschijnen.

In de sociale zekerheid – met 19,2% van het BBP de grootste uitgavenpost – beperkten de beleidsmakers zich tot een uitgavenbeheersing. Meer zit er voorlopig niet in, ook al omdat er in 1999 verkiezingen op het programma staan.

Op de intrestlasten heeft de regering weinig vat – de daling van de jongste jaren was deels te danken aan de geloofwaardige koppeling van de frank aan de mark. Deze motor achter de verbetering van de tekorten dreigt echter stil te vallen. Analisten zien op iets langere termijn de rente eerder aantrekken.

De uitgaven van de lokale overheden stijgen sneller dan het BBP. Doordat ze bovendien dubbel zoveel uitgeven als de federale overheid is de impact ervan op het gezamenlijke overheidstekort groot. Het IMF raadt gemeenschappen en gewesten aan hun uitgavengroei te temperen (zie kader: Schatbewaarder van Vlaanderen).

Maar de regering speculeert liever op de groei van het BBP om de schuldratio (uitgedrukt in termen van het BBP) terug te dringen. Een redenering die ook in 1990 werd gevolgd. Het verleden leert bovendien dat regeringen in periodes waar het goed gaat de zaken eerder op hun beloop laten. Pas als het slecht gaat, ziet men de ernst van de situatie in. Wivina Demeester: “Cruciaal is hoeveel de burger bereid is te betalen. Momenteel kennen we een overheidsbeslag van 49%. Als de burger daarmee akkoord gaat, is dat geen probleem. Het zijn uiteindelijk de centen van de mensen die de overheid uitgeeft. Maar ik vrees dat 49% te hoog is.”

DAAN KILLEMAES

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content