Chinese ambities reiken tot de taikong

China wil in 2013 zijn eerste taikonauten laten landen op de maan. Chinese wetenschappers keren massaal terug naar hun thuisland. Het regime houdt zich niet langer afzijdig op het wereldtoneel, maar wordt een supermacht om rekening mee te houden. Op aarde en in de hemel.

Aan het einde van de jaren zestig, toen president Barack Obama in Indonesië woonde, werd China beschouwd als een boosaardige macht die in het noorden op de loer lag en waar communistische kaderleden een complot smeedden om hun revolutie naar de rest van de wereld te exporteren. Jakarta neemt tegenwoordig een heel andere houding aan tegenover de volksrepubliek.

De plaatselijke ondernemingen doen nu zaken in yuan eerder dan in dollars. Mocht Jakarta weer in financiële moeilijkheden komen zoals in 1997, dan kan het een beroep doen op de 120 miljard dollar van het regionaal reservefonds. Dat zijn de plannen voor een Aziatische versie van het IMF, dat deels gespijsd wordt door de enorme deviezenreserves van China.

De grote Aziatische economische en politieke kwesties worden niet langer besproken tussen individuele landen en de VS, maar op topconferenties waaraan alleen China, Japan, Zuid-Korea en de Zuidoost-Aziatische landen deelnemen. “China heeft een grote rol gespeeld in de verschuiving van het zwaartepunt van de regio Azië-Pacific naar Oost-Azië. Van de regio die grotendeels rond de VS en Japan draaide naar de regio waarin China centraal staat”, zegt Martin Jacques, auteur van When China Rules the World.

Wereldwijde instellingen

Dat is helemaal niet onredelijk. Iedereen begrijpt dat China nadrukkelijk iets te zeggen wil hebben in wat er zich in zijn buurt afspeelt. Wat de meeste mensen nog niet gemerkt hebben, is dat Peking ook de nieuwe verkeersregels voor de wereld wil schrijven of toch meehelpen aan de opstelling ervan. “China wil nu een zitje aan het hoofd van de tafel”, zegt Cheng Li, onderzoeksdirecteur bij het John L. Thornton China Center aan het Brookings Institution. “Zijn leiders verwachten dat ze tot de toparchitecten van de wereldwijde instellingen behoren.”

Het wordt maar al te gemakkelijk vergeten dat grote internationale instanties zoals het IMF en de Wereldbank slechts door een handvol landen in het leven geroepen werden, onder de leiding van de Verenigde Staten. Die economische organisaties hebben een wereldwijde reikwijdte, maar die wereld werd ooit gedomineerd door de supermacht Amerika. Hun beleid werd dan ook gedomineerd met Amerikaanse waarden. Toen Peking nog een bescheiden medespeler was, waren zijn leiders niet altijd opgezet met die situatie. Toch legden ze zich erbij neer, ook al moesten ze de fikse tegenstand van de basis tegen de toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie onderdrukken.

Tegenwoordig heeft China wereldwijd meer in de pap te brokken en heeft de publieke opinie een strijdvaardige toon gekregen. China richt zich met één oog op zijn nationaal belang en met het andere op de binnenlandse criticasters. Zij verwijten het regime te smoezen met het Westen. Daarom is Peking harder beginnen te duwen aan hervormingen die de internationale organisaties China-vriendelijker moeten maken en die en passant de overlevingskansen van het regime verhogen.

Ironisch genoeg klagen Amerikaanse functionarissen er vaak over dat Peking niet méér betrokken is bij het beredderen van de wereld, bijvoorbeeld door geen troepen te sturen naar Afghanistan. Maar in veel gevallen wordt China gevraagd om deel te nemen aan organisaties die het niet zelf mee opgericht heeft en die het beschouwt als westers.

Dan nemen de Chinezen veel liever deel aan instellingen die ze zelf vormgeven, zoals de Sjanghai-samenwerkingsorganisatie, een soort van Centraal-Aziatische NAVO waarin China een leidende rol speelt. Die alliantie ging bijna als een grap van start in 1996, maar groeide uit tot een steunbeer van de regionale veiligheid.

De yuan als handelsmunt

Intussen boekt Peking stapvoets vooruitgang met zijn inspanningen om de yuan op te werken tot een rivaal van de dollar. De voorbije paar maanden heeft China voor 100 miljard dollar aan akkoorden ondertekend waarbij de yuan de handelsmunt wordt, onder meer met Argentinië, Indonesië en Zuid-Korea. De yuan is een offi-ciële handelsmunt geworden tussen Zuidoost-Azië en twee provincies aan de rand van China. “In een later stadium wordt de yuan gebruikt als handelsmunt met India, Pakistan, Rusland, Japan en Korea”, zegt Gu Xiaosong, directeur van het Instituut van Zuid-Aziatische Studies in Nanning.

Uiteindelijk kunnen die landen ook van de Chinese munt gebruikmaken voor transacties onder elkaar. Een andere, bijna onopvallende maar belangrijke stap om van de yuan een vrij converteerbare internationale munt te maken, is het feit dat Peking vorig jaar zijn eerste internationale obligatie-uitgifte aanbood in Hongkong.

Al even onopvallend is de bijdrage die Peking levert aan de hertekening van het internet. De krantenkoppen spitsten zich toe op het gekibbel tussen China en Google, dat aankondigde dat het zich niet langer zou schikken naar de plaatselijke censuurregels nadat het netwerk gehackt werd vanuit Chinese computers.

Tegelijk hebben de Chinezen hard gesleuteld aan de volgende generatie van internetstandaard, het zogenaamde IPv6, wat staat voor Internet Protocol versie 6. Er wordt verwacht dat IPv4 volgend jaar door zijn voorraad bruikbare IP-adressen zit. Die dag kan er voor Peking niet snel genoeg komen omdat het overgrote deel van de adressen – zo’n 1,4 miljard in augustus 2007 – naar Amerikaanse bedrijven en particulieren ging en slechts een povere 125 miljoen naar China. Dat komt neer op minder dan één IP-adres per 100 inwoners, vergeleken bij vijf op 100 in de Verenigde Staten.

IPv6 zal biljoenen nieuwe adressen beschikbaar maken voor allerlei zaken, van websites tot intelligente huishoudapparaten en militaire toepassingen. Peking is vastbesloten om een beduidend deel daarvan in de wacht te slepen. China zou ook nieuwe mogelijkheden voor cyberspionage kunnen krijgen. IPv6 laat toe om adressen te hechten aan specifieke computers of mobiele apparaten en dat zou het regime meer mogelijkheden bieden om toezicht uit te oefenen op zijn netizens.

Taikonaut op de maan

Al die inspanningen worden ingegeven door een eigenaardige mengeling van zelfvertrouwen, trots en onzekerheid. Enerzijds weet China dat zijn technologische capaciteiten spectaculair verbeteren en ziet het een kans om op sommige vlakken het Westen voorbij te steken.

“Er leefde in China en een aantal andere opkomende landen altijd het gevoel dat het Westen de place to be was. Nu is dat plots niet meer het geval”, zegt Ruchir Sharma, chef ontluikende markten bij Morgan Stanley Investment Management. Chinese wetenschappers en onderzoekers keren in drommen terug om onderzoekswerk te verrichten in degelijk gefinancierde laboratoria.

Anderzijds maken de Chinezen zich zorgen dat ze gemanipuleerd kunnen worden door hun vijanden als ze niet betrokken worden bij het uitschrijven van de nieuwe internetstandaarden. Het regime probeerde bijvoorbeeld te verbieden dat overheidscomputers gebruikmaken van de software van Microsoft. Het veronderstelde dat dergelijke software wel eens een achterpoortje kon bevatten die de Amerikaanse regering toeliet om cyberaanvallen te lanceren tegen China.

China is er niet noodzakelijk op uit om de wereld te overheersen, maar in al zijn acties plaatst het wel het Chinese belang voorop. De Chinese ruimteprogramma’s zijn strikt geheim, maar ze werden de jongste jaren opgevoerd. In 2007 was er de eerste succesvolle proef met een antisatellietwapen, dit jaar gevolgd door de lancering van een wapen dat volgens sommige westerse veiligheidsexperts eigenlijk een nieuw wapen is om satellieten af te schieten.

China bevestigde ook dat het een tweede onbemande maansonde wil lanceren in oktober en in 2011 een ruimtemodule voor China’s eerste koppelingsoefening. Allemaal met het doel om in 2013 op de maan te landen. Nu het budget van NASA teruggeschroefd wordt, is China het enige land dat nog aanzienlijk investeert in de verkenning van de ruimte.

Vanwaar die grote drang om op de maan te raken? Peking verwacht duidelijk meer materieel profijt uit zijn hemelse avonturen te halen dan de Amerikanen ooit konden. Sommige Chinese wetenschappers zijn ervan overtuigd dat de ruimte de juiste plaats is om nieuwe potentiële energiebronnen te vinden, zoals helium-3, of nieuwe aders aan te boren van zeldzame mineralen die op aarde door de industriële productie opgeslokt worden.

Ye Zili van de Chinese Space Science Society zei al dat de Chinezen op de maan “niet zomaar een stuk rots zullen oprapen”. Een duidelijke sneer naar de voorbije Amerikaanse missies. De regels die de ontginning van buitenaardse bronnen moeten regelen, moeten nog geschreven worden. Als dat ooit gebeurt, wil China dat zijn belangen goed gevrijwaard worden.

Groene staatspropagandist

Hetzelfde principe overheerst bij het algemeen streven van het land om vooruit te lopen op de rest van de wereld. Het wil er zeker van zijn dat het echt inspraak krijgt bij de opstelling van de wereldwijde spelregels en standaarden. Het weet dat het de economische ladder gemakkelijker kan opklimmen in de nieuwe en ontluikende technologie dan in de traditionele industrie.

Daarom is China, de grootste vervuiler ter wereld, ook de grootste staatspropagandist van de groene technologie geworden. Dankzij massale overheidssubsidies is het wereldleider in hardware voor zonne- en windenergie, en is het goed op weg om de standaarden vast te leggen voor de volgende generatie van schone voertuigen.

Batterijen die vervaardigd worden door de Chinese firma BYD worden nu al in minstens een kwart van de wereldwijde gsm-markt gebruikt en nu leidt de batterijenfabrikant de wereldwijde wedloop om die batterijen geschikt te maken voor auto’s, de laatste grote horde die een leefbare markt voor elektrische en hybride auto’s nog in de weg staat.

Dankzij overheidsopdrachten heeft China nu al de grootste vloot schone voertuigen ter wereld. Naarmate de technologie verbetert, zal Peking de schone auto uitbreiden tot de hele Chinese consumentenmarkt. In absolute verkoopcijfers stak die vorig jaar overigens de Amerikaanse markt voorbij. En mochten de Chinezen erin slagen om niet alleen de goudstandaardtechnologie voor de automobielsector te ontwikkelen, maar ook nog een navenante markt te creëren, dan mogen ze terecht de hoop koesteren om de toekomst van de wereldwijde autosector te bepalen.

Als het ooit zover mocht komen, is het interessant om na te gaan of de Chinezen – en de hele wereld – vasthouden aan de regels van vrijhandel en wereldwijde open concurrentie die geleid hebben tot hun niveau van vrede en voorspoed. Nu al zijn er verontrustende tekenen dat de houding van China tegenover buitenlandse ondernemingen aan het veranderen is.

Tien jaar geleden deed Peking er alles aan om buitenlandse investeerders te lokken. Vandaag zijn de regels veranderd. Met zijn fiscaal stimuleringspakket van 800 miljard dollar gaf China veel meer armslag aan de ondernemingen onder staatstoezicht, weg van de privésector. Nieuwe fusiewetten maken het voor buitenlandse bedrijven intussen moeilijker om nog Chinese ondernemingen te verwerven.

In december stuurden de Amerikaanse kamer van koophandel en 33 andere bedrijfsorganisaties van over heel de wereld een brief naar Peking waarin geprotesteerd werd tegen wetgeving die buitenlandse firma’s uitsluit van de lucratieve markt van de openbare aanbestedingen in China. Peking palmt zelfs de sector van het durfkapitaal in. Een van de belangrijkste durfkapitalisten ter wereld, de Carlyle Group, werd er onlangs toe verplicht de handen in elkaar te slaan met het stadsbestuur van Peking om nog te kunnen blijven investeren in Chinese projecten.

Trots en angst

Het idee dat China, naarmate het rijker wordt, steeds meer begint te lijken op Amerika, of meer begrip toont voor de Amerikaanse agenda, blijkt verkeerd te zijn. China werd nog nooit van buiten uit veranderd en dat zal waarschijnlijk ook nu niet gebeuren. Onder de gewone Chinezen heerst naast trots over de vooruitzichten voor hun land ook het knagende gevoel dat het allemaal nog te nieuw en te precair is.

De duizelingwekkende vaart van de veranderingen heeft een bijzonder dramatisch effect op de jongere Chinezen. Ze keren in zichzelf en dat maakt hen nationalistischer. Dat is een tendens die volgens John Lee van het Hudson Institute een rol speelt in de nieuwe, meer agressieve politiek van China in veiligheid, handel en internationale zaken. Die agressiviteit zal waarschijnlijk alleen maar toenemen tussen nu en 2012, het moment dat de top van de communistische partij vervangen moet worden. Functionarissen die tussen nu en dan met de ellebogen werken, zullen “punten verliezen als ze gezien worden als te toegeeflijk in om het even welke onderhandeling met de VS”, zegt Li van Brookings.

China sleutelt duidelijk nog aan zijn identiteit. Is het een rijk of een arm land, een belangrijke mogendheid die leiding moet geven in wereldwijde kwesties of een ontwikkelingsland dat gewoon voor zichzelf moet opkomen?

Dat was ook duidelijk op de klimaattop in Kopenhagen. Peking kelderde een akkoord toen het zich weigerde te binden aan een verplichte verlaging van de emissies. Het vreest continu in een westerse val te lopen. Het is compleet onduidelijk hoe de wereld er uitziet nadat China zijn plaats in wereld weer heeft ingenomen. Maar de weg naar die wereld gaat waarschijnlijk niet over rozen.

Door rana foroohar en melinda liu;Copyright Newsweek

Chinese wetenschappers en onderzoekers keren in drommen terug om onderzoekswerk te verrichten in degelijk gefinancierde laboratoria.

China is er niet noodzakelijk op uit om de wereld te overheersen, maar in al zijn acties plaatst het wel het Chinese belang voorop.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content