“China verontrust mij”

De Franse Chinakenner Jean-Luc Domenach heeft kritische vragen bij de economische ontwikkelingen in China. “Het wordt tijd dat zakenmensen dat land met realiteitszin benaderen.”

De titel van Domenachs nieuwste boek is veelzeggend: ‘La Chine m’inquiète’ of ‘China verontrust mij’. De aanleiding voor dit boek was Domenachs vaststelling dat weinigen in China – van hoog tot laag – er gerust op zijn dat de fenomenale economische vooruitgang duurzaam kan zijn. De sinoloog woonde jaren in een hutong, een traditionele woonwijk van Peking die moet wijken voor opzichtig staal en beton. Hij reisde door het binnenland en sprak Chinees met boeren in afgelegen dorpen, met regionale autoriteiten, hoge partijkaders en ondernemers. Het verslag daarvan bundelde hij in zijn vorige boek ‘Comprendre la Chine’. De directeur Onderzoek aan het Ceri (Centre d’études et de recherches internationales) in Parijs kwam ook tot de conclusie dat de Chinese groei evenveel gevaren inhoudt voor het land zelf als voor zijn buitenlandse partners. Een inzicht dat hem door de Chinese ambassade in Parijs niet in dank wordt afgenomen. Domenach vond het veelzeggend dat de politieke leider van de nieuwe haven van Tientsin zijn kinderen in de Verenigde Staten laat wonen. “Uit voorzorg, zei de man. Niet zomaar de eerste de beste, want Tientsin heeft de ambitie om de haven van Sjanghai te overklassen. Dit soort mensen belt meermaals per week met het politbureau van de Communistische Partij. Hij is geen uitzondering, veeleer de regel.”

JEAN-LUC DOMENACH (CERI). “Ze moeten met de voeten op de grond blijven, los van het goedgelovige triomfalisme dat je al te vaak bij westerse zakenmensen aantreft. Hoe dan ook zal de groei van 10 à 12 % die we gewend waren fors afnemen na de Olympische Spelen en na de Wereldtentoonstelling in Sjanghai van 2010. Dan zal een reeks sociale en politieke problemen de kop opsteken. Dat zal zorgen baren zowel in China als daarbuiten. Wat niet betekent dat het land zal instorten, maar dat we geconfronteerd zal worden met een complexer China. Het zal ook zijn weerslag hebben op de betrekkingen met andere landen.

“Bij een gemiddelde groei van 5 à 6 % – 8 à 9 % in de kustgebieden en slechts 3 à 4 % landinwaarts – krijg je meer werklozen, regionale verschillen en sociale onrust. Onvermijdelijk worden meningsverschillen en fracties binnen de Chinese Communistische Partij (CCP), die al doorkruist wordt door verschillende visies, dan meer uitgesproken. Het zal er een stuk moeilijker aan toe gaan.”

Zou dit ook gebeurd zijn zonder de kredietcrisis in de VS?

DOMENACH. “Spanningen waren inherent aan de evolutie van China. De keuze voor een exportgerichte groei, die sterk afhankelijk is van de Amerikaanse vraag, versterkt uiteraard de aankomende spanningen ten gevolge van stijgende productiekosten qua lonen en logistiek. De inflatie neemt toe. De vraag naar een sociaal vangnet bij de bevolking neemt toe, de appreciatie van de yuan zal het nog moeilijker maken en de competitiviteit van de Chinese economie verzwakt.”

De yuan is 10 % goedkoper tegenover de euro sinds halfweg 2005. Niet minder dan acht EU-commissarissen wezen in Peking op de verslechterende handelsbalans met Europa.

DOMENACH. “Volgens Chinese specialisten is een depreciatie tegenover de euro al een uitgemaakte zaak, maar ze willen er een prijs voor vragen. Alleen als Europa uit één mond spreekt, en zo voldoende druk uitoefent, kan er luisterbereidheid zijn in Peking. We moeten ons eensgezind achter Duitsland scharen dat in China economisch het zwaarst doorweegt. Te meer omdat zijn export niet werd aangetast door de moedige uitspraken van bondskanselier Angela Merkel. Zij toont hoe het kan: flink zijn en daar toch niet economisch voor afgestraft worden. Momenteel heeft China de Europese afzetmarkt hard nodig. Vorig jaar steeg de Chinese import hier met 20 %, dit jaar gaat dat naar 50 %.”

Wegens oververhitting werd officieel al lang aangedrongen op minder groei. Maar vooral provinciale autoriteiten beseffen dat de politieke stabiliteit grotendeels afhankelijk is van de economische prestaties.

DOMENACH. “Het valt niet te ontkennen dat China enorme vooruitgang boekte. Het is de vraag of het bij machte is zijn economie op een gecontroleerde manier af te remmen. En of de overheden daar gebruik van maken om van een economie op één been naar een economie op twee benen te gaan. Steunend op de export én op de binnenlandse consumptie. Daaraan gekoppeld ook vooruitgang op technologisch vlak. Het komt erop neer dat de sociale en politieke ontrafeling onvermijdelijk worden, mocht de economische groei ongecontroleerd – bij wijze van spreken ‘spontaan’ – afnemen.

“Het drama is dat de centrale macht in Peking slechts een beperkte invloed heeft op de provincies om de economie af te remmen en om het nodige te doen om meer lokale consumptie aan te zwengelen. Ik zie vier kritische domeinen. Ten eerste de gezondheidszorg. De mensen potten geld op onder de matras omdat de publieke ziekenhuizen feitelijk privé en verschrikkelijk duur zijn. Ten tweede moet je ook voor het onderwijs betalen en is het duur. Ten derde swingen de vastgoedprijzen de pan uit. Ten vierde wegen de traditionele uitgaven voor huwelijken op het gezinsinkomen en daaraan zou iets moeten gebeuren.”

En de niet terugbetaalbare leningen die het banksysteem ondermijnen?

DOMENACH. “Uiteraard is de toestand in het banksysteem gevaarlijk omdat provinciale autoriteiten het manipuleren om de groei erin te houden en om vlotjes leningen te geven aan exportbedrijven. Een ontsporing is verre van denkbeeldig omdat bedrijven die leningen niet terugbetalen. Ik zie drie mogelijke rampscenario’s: een bankcrisis, een beurscrash of een ecologische ramp. Een beurscrash, want honderd miljoen Chinezen gokken met hun spaargeld op de beurs. Een gerucht kan omslaan in paniek. En een ecologische ramp, want er circuleren nogal wat onheilsberichten over onzekere stuwdammen en kerncentrales – een Chinees Tsjernobyl is niet onmogelijk.”

“Zolang de yuan niet vrij inwisselbaar is, kan het effect van een bankcrisis relatief beperkt blijven, maar het zou hoe dan ook bijdragen aan een negatieve sfeerschepping. Het ergste moeten we wellicht verwachten van de beurs of van een ecologische catastrofe.”

De directe buitenlandse investeringen boden de overheden de mogelijkheid om het ontluiken van privéondernemerschap en van een lokale burgerij af te remmen. 1,3 miljard consumenten zijn een hersenspinsel van westerse bedrijven?

DOMENACH. “Door de toevloed van buitenlandse investeerders waren de autoriteiten minder geneigd om een binnenlandse ondernemersklasse aan te moedigen. Zo vormen de Chinese privébedrijfjes een soort ‘clandestien kapitalisme’. Ze hebben geen recht op staatsleningen die vooral naar overheidsbedrijven gaan. Omdat er weinig privébanken zijn, moeten die ondernemers een beroep doen op archaïsche financieringswijzen, zoals geld lenen van familie, vrienden en overzeese Chinezen. Ze kampen dan ook met alle conflicten die daarmee gepaard gaan.”

De Chinese textielsector bestaat hoofdzakelijk uit privébedrijven. Heerst daar dan geen oneerlijke concurrentie waarover de Europese textielbedrijven voortdurend klagen?

DOMENACH. “Heel vaak doet men het voor alsof overheidsbedrijven privé zijn. Het zijn praktijken die binnen het Chinese systeem gemakkelijk te combineren zijn.”

U schetst een ‘plutobureaucratische klasse’ die winsten van het staatsbestel in haar voordeel recycleert. Elders noemt men zoiets ‘crony capitalism’ of vriendjeskapitalisme.

DOMENACH. “Het is overduidelijk dat een deel van de heersende klasse via bankleningen een ander deel van die bovenlaag bevoordeelt en beloont voor haar bijdrage aan de ontwikkeling van het land. En dat levert inderdaad niet onaardige economische resultaten op. Ik vergelijk die situatie met wat wij in Frankrijk meegemaakt hebben in de negentiende eeuw onder het Second Empire. Daarom heb ik de corruptie nooit als rampzalig bestempeld – behalve vanuit moreel oogpunt uiteraard. Dit soort corruptie bereikt een hoogtepunt in periodes dat alles goed gaat, want het oliet de raderwerken. Het negatieve gevolg is echter dat de noodzakelijke aanpassingen aan het wettelijke kader op de lange baan worden geschoven.”

U kent ook Japan goed. In welke mate verschilt de economische start van China met die van Japan?

DOMENACH. “In Japan hield de overheid veel meer financiële middelen beschikbaar om de technologische opmars mogelijk te maken. En die opgang werd versterkt door enerzijds een sociale en een politieke mutatie en anderzijds een transformatie van het universitaire systeem. Wetenschappelijk onderzoek is in Japan noch in China een kwestie van politiek, maar in eerste instantie een sociaal probleem. In beide samenlevingen is het traditioneel ongepast om je kop boven het maaiveld uit te steken. Dat is ook zo in Korea en in Vietnam. Maar Japan en vervolgens ook Zuid-Korea zijn erin geslaagd de overtuiging te introduceren dat competitie belangrijk is. Omdat zo echte privéactoren aan de slag kunnen. Men aanvaardt dat ongelijkheid onvermijdelijk is en individueel initiatief in de economie wordt aangemoedigd, terwijl China op dat vlak blokkeert. Om louter politieke redenen. Peking vreest dat vernieuwers dissidenten worden. Te meer omdat er al meermaals Chinese ‘Sacharovs’ zijn opgestaan, wetenschappers met afwijkende standpunten.

“In Japan was het wachten op een nieuwe generatie om een impuls te geven aan het wetenschappelijk onderzoek en aan de economie. Het eerste is er beter gelukt dan het tweede. Het zou kunnen dat China de technologische ladder niet verder kan beklimmen. Daardoor raakt het achterop omdat er zich bovenop de sociale hangijzers een politiek probleem stelt. De Chinezen hebben nog niet voluit gekozen voor een volwaardige burgerij, voor vernieuwers en voor een volwaardige private economie.”

Het ontbreekt de 66 euromiljardairs en 440.000 euromiljonairs aan ondernemerszin?

DOMENACH. “Dat is het verschil met India. China ontwikkelt een kapitalisme dat – ook al lijkt het privaat – onder staatscontrole blijft. Politieke en privéactiviteiten worden voortdurend vermengd. Wat ook voordelen biedt. Kijk maar naar het Chinese offensief in Afrika waar ze op een heel vernuftige manier publieke en private belangen combineren. Voor buitenlandse expansie kan dat meevallen, maar op termijn zou China beter een kapitalistische tijger in zijn motor steken. Anders riskeert het land te struikelen over bureaucratische en zuiver politieke hindernissen.

“Misschien lukt het ze met een volgende generatie. Het systeem is niet langer totalitair, wel nog autoritair en in dergelijke systemen kan het alle kanten uit. Ten goede of ten kwade. China kan evolueren naar een Braziliaans model met regionale problemen en een alsmaar zwakker centraal gezag. Het regime zal zich verder aanpassen, of niet. In dat laatste geval wordt China niet alleen een probleem voor zichzelf. Maar ook voor de wereld.”

Kan de gemondialiseerde Chinese elite een gunstige invloed uitoefenen?

DOMENACH. “Helaas kan je niet verwachten dat zij het risico neemt om druk uit te oefenen op Peking. Dat de westerse elite dat zou kunnen, is al helemaal een illusie. Niettemin zullen de grote Chinese aristocratische families aan belang winnen. Ze zijn geïnternationaliseerd, leven deels in het buitenland en zoeken aansluiting bij de wereldwijde verwesterde ‘cosmocratische’ elites. Let wel, ik heb het niet over de diaspora, de overzeese Chinese netwerken, maar over de miljonairs van China.

“Nogmaals, ze zullen niet rechtstreeks druk uitoefenen op Peking, maar ik zie die elite wel serieuze economische en financiële acties ondernemen in de wereld. Je ziet ze al aan het werk in Latijns-Amerika, ook in grote olie-exploitaties her en der. Zonder daarvoor de toestemming te vragen aan Peking. Er ontwikkelt zich dus stilaan een Chinees kapitalisme dat zich geleidelijk ontworstelt aan de controle van Peking om nu en dan haar slag te slaan. Het beschikt over massa’s geld en het manifesteert voor het eerst eigen ondernemerszin. De eigenaar van Wahaha, de vroegere partner van zuivelreus Danone, is daar het prototype van. Deze superrijken hebben tweederde van hun fortuin veilig opgeborgen buiten China. Daarmee zullen ze steeds vaker wereldwijd toeslaan.”

U bent zeer opgetogen met het huidige topduo, president Hu Jintao en eerste minister Wen Jiabao, over hun streven naar ‘sociale harmonie’?

DOMENACH. “Ze staan zeker voor het meest intelligente leiderschap sinds het bestaan van de CCP. Ze proberen het communisme te veranderen in een sociaalautoritarisme waarbij ze het volk de voordelen bieden van een democratie, zonder dat het systeem democratisch wordt. Maar dat kan mijn inziens alleen slagen als de lokale autoriteiten meewerken. En dat is allesbehalve het geval. Ook op voorwaarde dat de bevolking hen het vertrouwen schenkt. Dat is evenmin het geval. Hun sociale harmonie is dus nog altijd een zeer hypothetisch project.”

“Strikt economisch heeft China alles te danken aan de buitenlandse ondernemingen zonder dat het daar veel voor betaalde. Maar China heeft ons gratis iets geschonken dat geen prijs heeft: zijn ziel”, zegt u.

DOMENACH. “Ja, langzaam worden de Chinezen in het westerse sociaal model gezogen, wat de communistische moraal ondermijnt. Dat stemt mij optimistisch. Verandering kan dus van binnenin komen. De CCP ondergaat eenzelfde soort transformatie als het sovjetcommunisme destijds. Zodat het regime op een dag wel zal moeten vaststellen dat het onderling verdeeld is, uiteengevallen in verschillende regionale takken. Bij een groei van 6 % tegen 12 % wordt dit soort spanningen moeilijk te bedwingen. Dat is de uitdaging waarvoor Peking nu staat.”

Op een niet harmonieuze wijze? Een opstoot van Chinees nationalisme wordt onvermijdelijk?

DOMENACH. “Harmonie? Dat is pure propaganda. Hoe zwaar de onrust zal zijn, hangt af van de graad van economische problemen. En of de overheden al dan niet de controle daarover verliezen. Het kan allemaal nog meevallen als ze erin slagen de economische moeilijkheden aan te grijpen om een sociaal beleid te gaan voeren. Men verwacht in het Westen te veel van de vele lokale opstootjes. Voor mij zit het gevaar meer in de massale onrust die kan uitbarsten als gevolg van een economisch of een ecologisch ongeluk.

“Er bestaat geen Chinees nationalisme. Maar het zijn precies dit soort onbestaande en dus kunstmatig opgeklopte nationalismen die gevaarlijk kunnen worden. De agitatie in China naar aanleiding van de westerse ergernis rond Tibet en de Olympische Spelen hangt samen met grote onzekerheid bij de heersende CCP-elite. Het zit hen dwars dat diegenen in het Westen waarvan ze de superioriteit vrezen hun macht over het Chinese volk zouden kunnen aantasten. Ze zijn nog steeds overtuigd dat het Westen de overhand zal behouden. Ze vinden het daarom ondraaglijk dat ditzelfde westen hen de les komt spellen. De kans op een nationalistische uitbarsting is het grootst in een context van sterke groei en maatschappelijke veranderingen, gekoppeld aan twijfels bij de machthebbers.” (T)

Door Erik Bruyland

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content