Cafépraat over de euro

Marc Van Hende, directeurûgeneraal op het ministerie van Economische Zaken, ging in een interview tijdens Voor de Dag op Radio 1 zelfs zover dat hij niet uitsluit dat de prijzen in de horecasector geblokkeerd zouden worden. Momentje. Wat Van Hende niet zegt maar impliciet aan de basis van zijn argumentatie ligt, is dat er zich volgens hem een gigantische, allesomvattende samenzwering voltrekt waarvan koffieslurpende oude dames, achteloos pinten pakkende lolbroeken en dagschotels verorberende toeristen de klos zullen zijn. De hamvraag in heel deze discussie luidt echter: wat is een te hoge prijs? Hoe kan men terzake overgaan van de losse flodder naar de harde informatie?Twee mogelijkheden moeten onderzocht worden. Ten eerste, in een competitieve markt bestaat een “te hoge prijs” helemaal niet. De krachten van vraag en aanbod zorgen voor een marktprijs die fluctueert in functie van de evolutie van vraag en aanbod. Als er horecaûuitbaters zijn die van de invoering van de euro gebruik willen maken om hun prijzen stommelings te verhogen, dan ontstaat er voor degenen die dat niet doen een mooie kans om hun omzet te verhogen. Zo werkt de markt. De consumenten kunnen perfect rekenen en vergelijken, zeker als het om hun eigen portemonnee gaat. Van Hende moet niet te veel twijfels koesteren: zeker in een branche als de horeca werkt de markt méér dan behoorlijk, en zeker beter dan wanneer de overheidsbureaucratie zich met de prijszetting zou gaan bemoeien.De tweede mogelijkheid is dat de horeca gekenmerkt wordt door een proliferatie van nietûcompetitieve submarkten. Concreet: een aantal neringdoenders kan nagenoeg vrij, ongehinderd door concurrentiële druk, over de prijszetting beschikken. Dit is natuurlijk flauwe kul, zoals iedereen die de moeite neemt om even aandachtig rond zich te kijken, kan vaststellen. Bovendien heeft ons land zóveel horecazaken dat zelfs áls een aantal lokale uitbaters prijsafspraken zou maken, het de consument nauwelijks wat kost om zich buiten het afspraakgebied te bevoorraden.Waarom dan al die heisa en de schildering van _ economisch gezien althans _ allerhande apocalyptische toestanden met machtsmisbruik? Voor Marc Van Hende en de economische inspectie gaat het er duidelijk vooral om redenen te vinden die het bestaan van de eigen bureaucratie verrechtvaardigen. In de wereld die net (onder meer) als gevolg van de euro ontstaat, is er echter nog maar bitter weinig behoefte aan zulke diensten.Markten worden veel transparanter en prijzen perfect vergelijkbaar. En dat voor een consument die zich qua koopgedrag almaar zelfbewuster opstelt. Niets, zo blijkt steeds weer opnieuw, is echter zo moeilijk als een zichzelf overlevende overheidsbureaucratie op te doeken.

Marc Van Hende, directeur-generaal op het ministerie van Economische Zaken, ging in een interview tijdens Voor de Dag op Radio 1 zelfs zover dat hij niet uitsluit dat de prijzen in de horecasector geblokkeerd zouden worden. Momentje. Wat Van Hende niet zegt maar impliciet aan de basis van zijn argumentatie ligt, is dat er zich volgens hem een gigantische, allesomvattende samenzwering voltrekt waarvan koffieslurpende oude dames, achteloos pinten pakkende lolbroeken en dagschotels verorberende toeristen de klos zullen zijn. De hamvraag in heel deze discussie luidt echter: wat is een te hoge prijs? Hoe kan men terzake overgaan van de losse flodder naar de harde informatie?

Twee mogelijkheden moeten onderzocht worden. Ten eerste, in een competitieve markt bestaat een “te hoge prijs” helemaal niet. De krachten van vraag en aanbod zorgen voor een marktprijs die fluctueert in functie van de evolutie van vraag en aanbod. Als er horeca-uitbaters zijn die van de invoering van de euro gebruik willen maken om hun prijzen stommelings te verhogen, dan ontstaat er voor degenen die dat niet doen een mooie kans om hun omzet te verhogen. Zo werkt de markt. De consumenten kunnen perfect rekenen en vergelijken, zeker als het om hun eigen portemonnee gaat. Van Hende moet niet te veel twijfels koesteren: zeker in een branche als de horeca werkt de markt méér dan behoorlijk, en zeker beter dan wanneer de overheidsbureaucratie zich met de prijszetting zou gaan bemoeien.

De tweede mogelijkheid is dat de horeca gekenmerkt wordt door een proliferatie van niet-competitieve submarkten. Concreet: een aantal neringdoenders kan nagenoeg vrij, ongehinderd door concurrentiële druk, over de prijszetting beschikken. Dit is natuurlijk flauwe kul, zoals iedereen die de moeite neemt om even aandachtig rond zich te kijken, kan vaststellen. Bovendien heeft ons land zóveel horecazaken dat zelfs áls een aantal lokale uitbaters prijsafspraken zou maken, het de consument nauwelijks wat kost om zich buiten het afspraakgebied te bevoorraden.

Waarom dan al die heisa en de schildering van _ economisch gezien althans _ allerhande apocalyptische toestanden met machtsmisbruik? Voor Marc Van Hende en de economische inspectie gaat het er duidelijk vooral om redenen te vinden die het bestaan van de eigen bureaucratie verrechtvaardigen. In de wereld die net (onder meer) als gevolg van de euro ontstaat, is er echter nog maar bitter weinig behoefte aan zulke diensten.

Markten worden veel transparanter en prijzen perfect vergelijkbaar. En dat voor een consument die zich qua koopgedrag almaar zelfbewuster opstelt. Niets, zo blijkt steeds weer opnieuw, is echter zo moeilijk als een zichzelf overlevende overheidsbureaucratie op te doeken.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content