“Buitenlandse investeerders zullen de VS de rug toekeren”

Is globalisering duurzaam? De vorige golf kwam in 1914 abrupt aan haar einde in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. Maakt de huidige wereldeconomie meer kans? “Ik ben optimistisch,” zegt de Amerikaanse professor Jeffry Frieden, die beide periodes vergeleek.

Zijn stem weergalmt op de mezzanine van de Bibliothèque Solvay. Alsof het gesprek dat Harvardprofessor Jeffry Frieden met Trends heeft, niet enkel in het heden plaatsgrijpt. De bibliotheek – op een steenworp van het Europese parlement – in het voormalige Institut de Sociologie van de Brusselse universiteit is dan ook een symbolische plek voor een interview met de auteur van het vorig jaar verschenen Global Capitalism. Its fall and rise in the twentieth Century. (*)

In 1902 opende de Solvay-bibliotheek immers dankzij het ruimhartige sponsorgeld van de toenmalige captain of industry Ernest Solvay. In zijn recente boek trekt Frieden een parallel tussen de globalisering rond 1900 en die van vandaag. Die eerste golf eindigde abrupt met de kanonnen van augustus 1914. Een van de grootste slachtoffers was Ernest Solvay met zijn chemie-imperium. De Oktoberrevolutie leidde enkele jaren later tot de onteigening van de Russische activiteiten. De Belgische reus likte een eeuw lang zijn wonden. Pas in de voorbije junimaand startte Solvay opnieuw met PVC-activiteiten in het land van Poetin.

Duitsland was rond 1900 de opkomende grootmacht. Vandaag eist China die rol op. Toch merkwaardig dat destijds drie van de vier BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India, China) nauwelijks een rol speelden in de globalisering?

JEFFRY A. FRIEDEN (HARVARD UNIVERSITY). “Rond 1900 was Europa het centrum van de wereldeconomie. China was de zieke man van Azië. De Chinese keizerlijke leiders wilden de eigen economie niet integreren in de wereldeconomie. De opkomst van een onafhankelijke Chinese handelsklasse zou een bedreiging voor de Chinese machtselite vormen.”

Ziet u dat ook vandaag gebeuren? De Communistische Partij wil haar macht bestendigen.

FRIEDEN. “Er is veeleer een parallel met het Japan van de 19e eeuw. De Japanse leiders wilden zoveel mogelijk buitenlandse kennis in huis halen. Ze stuurden missies de wereld rond. Ze bestudeerden de Duitse wetgeving, het Britse onderwijs, de werking van de Amerikaanse beurs. Daarmee wilden ze hun eigen economie stimuleren; wat ook effectief gebeurde. De Chinese overheid doet vandaag net hetzelfde. De heersende machtselite is ongetwijfeld weinig enthousiast over het ontstaan van onafhankelijke politieke, economische, en sociale centra. Dat zal nochtans onvermijdelijk gebeuren, zoals dat ook in Japan het geval was. Al is de Chinese overheid er tot vandaag enorm goed in geslaagd om alle economische groeicentra binnen de invloedsfeer van de Communistische Partij te houden.”

Zo’n systeem is toch niet houdbaar?

FRIEDEN. “Niet op de middellange tot lange termijn. Wél de volgende vijf tot zeven jaar. Er ontstaan klassen, groepen die zich ongemakkelijk voelen met die autoritaire controle door de overheid.”

Is dat de grootste uitdaging voor het huidige China?

FRIEDEN. “Nee, China heeft drie grote uitdagingen. Zal de leidende klasse een geleidelijke democratisering van het systeem kunnen bewerkstelligen? Dat is probleem nummer één. Een tweede probleem is de sterke stijging van de inkomensongelijkheid. Dat geldt voor de meeste landen die zich openden voor de wereldeconomie. Maar in China is het des te opvallender, omdat er werd gestreefd naar gelijkheid. En omdat het een centrale staatseconomie was, zoals in de Sovjet-Unie. Een derde uitdaging is de Chinese angst voor chaos. We spreken over een land met 1,3 miljard mensen, waarvan er 800 miljoen op het platteland leven. Het grootste deel van hen is economisch overbodig. Ze trekken naar de steden, maar zijn er jobs voor hen? Wat voor sociale effecten zal dat creëren?”

Hoe duurzaam is de Chinese groei? Het enorme Amerikaanse handelstekort wordt immers grotendeels door China gefinancierd.

FRIEDEN. “Maar niet met het spaargeld van de kleine Chinees. Die zou maar al te graag consumeren. Wél met het spaargeld van de Chinese overheid. Die wil dat de modale Chinees minder consumeert. De Chinese spaarpot van meer dan een miljard dollar aan muntreserves houdt ook de koers van de Chinese yuan laag. De Chinese economie boert dus veel beter dan de modale Chinees. En die lage yuan zorgt uiteraard bij buitenlandse bedrijven voor klachten rond oneerlijke concurrentie.

“Die spaarpot van een miljard dollar wordt niet in de binnenlandse economie gestoken. Taiwan en Zuid-Korea voerden eenzelfde beleid in het verleden. Ook zij hielden hun muntkoers tijdens hun periode van snelle economische groei zeer laag. Op een bepaald moment had Taiwan meer dan 100 miljard dollar aan muntreserves. En dat voor een land met 20 miljoen inwoners. Dat was alleen mogelijk zolang die regimes autoritair waren. Zodra ze democratiseerden, maakte de politieke druk het onmogelijk om die hoge buitenlandse reserves aan te houden. Waarom kan je niet meer geld uitgeven aan huisvesting, onderwijs, gezondheidzorg? Je hebt 100 miljard dollar in schatkistcertificaten!

“Maar zowel het lopende Amerikaanse begrotingstekort, als het overschot van de Chinese schatkist, zijn wellicht onhoudbaar. Het Chinese overschot is onhoudbaar om sociale en politieke redenen. En op een bepaald moment zullen buitenlandse investeerders de Verenigde Staten de rug toekeren. Misschien niet over twee of drie jaar, maar zeker binnen tien tot vijftien jaar.”

Bestaat er eigenlijk wel een manier voor een meer stabiele, evenwichtige groei?

FRIEDEN. “Een gemakkelijke weg bestaat er nooit. De voorbije 25 jaar verbeterde de wereldwijde inkomensverdeling, wellicht voor het eerst in 150 jaar. China en India hebben samen honderden mil-joenen mensen uit de armoede laten opklimmen. Dat zou onmogelijk zijn geweest zonder toegang tot de wereldmarkten. Maar de wereldeconomie creëert winnaars en verliezers. En omdat je in een wereldwijde economie over een veel grotere schaalgrootte spreekt, krijg je veel meer verliezers. Dus de globalisering was positief voor de wereld in zijn geheel, en voor de meeste landen, maar ze is ook zeer negatief geweest voor verschillende landen. Als iets goed is voor de economie in zijn geheel, en slecht voor een bepaald deel van de bevolking, dan geef je hun een compensatie.”

Je herverdeelt het inkomen?

FRIEDEN. “Dat is politiek heel moeilijk hard te maken. Maar het is zeer gevaarlijk als je grote lagen van de bevolking blijft negeren. In de Verenigde Staten hebben de meeste mensen goed geboerd. Maar niet iedereen. Nogal wat Amerikanen zeggen: ‘De voorbije 25 jaar waren echt niet zo fantastisch. Mensen in Silicon Valley en Wall Street werden zeker rijk. Onze inkomens zijn echter gelijk gebleven, of zijn zelfs gedaald.’ Waar zaten de overdrijvingen? Zeker niet in Detroit, in Cleveland of in de landbouwgebieden.”

In Europa heb je veel herverdeling. Maar dat gaat gepaard met verlies van marktaandelen?

FRIEDEN. “Het probleem van Europa is het spiegelbeeld van de keuze in de Angelsaksische landen. Die leggen de nadruk op efficiëntie en productiviteitgroei. De herverdeling is in de Angelsaksische landen minder uitgesproken in de hoop dat een stevige economische groei voor voldoende compensatie zou zorgen. Al is dat niet altijd het geval.

“De Europeanen leggen juist de nadruk op herverdeling. Maar ook van die aanpak is gebleken dat hij niet volstaat. De Duitse economie groeit nu wel, en de vonk slaat over naar de rest van Europa, maar de productiviteitgroei is niet indrukwekkend. In sommige sectoren is die wel fel gestegen, maar globaal niet. Een maatschappij moet ervoor kunnen zorgen dat zoveel mogelijk mensen aan het werk geraken. Europa is zeer slecht in jobcreatie. De arbeidsmarkt is er veel te strak.”

Zijn er verliezers die de globalisering echt opnieuw zouden kunnen doen stoppen? Bijvoorbeeld radicaal islamitische landen?

FRIEDEN. “Er zijn zeker landen die ontevreden zijn over de globalisering en die binnen hun eigen regio zouden kunnen stoppen. We spreken dan over mensen die zeer extreme standpunten innemen tegen het Westen, tegen de wereldeconomie. Iran is een heel belangrijk voorbeeld, vooral door zijn sleutelrol in het Midden-Oosten. Het is bijna de enige grote economische macht in de regio. Er is geen tegenmacht.

“In mindere mate speelt dat ook in Latijns-Amerika. Ook daar is verzet gerezen tegen een aanvankelijk erg enthousiaste beweging voor open grenzen en de intrede in de wereldeconomie. Men evolueerde economisch van een van de meest gesloten naar een van de meest open gebieden in de wereld. Het resultaat is niet echt indrukwekkend. Ik denk dat er in Latijns-Amerika nu echt wel hervormingsmoeheid is opgetreden.

“Maar zou die grote vijandigheid ten aanzien van de westerse economie het hele proces kunnen stopzetten? Nee, want de voordelen van economische integratie zijn ongemeen groot. De meeste landen en regeringen beseffen dat het een hobbelig parcours kan worden. Al verwelkomen ze het misschien niet met open armen.”

De huidige globalisering is dus veerkrachtig genoeg? Zo mag blijken uit de naweeën van de aanslagen van 11 september 2001.

FRIEDEN. “Markten zijn soms ongelooflijk goed in het herstellen van een evenwicht. Maar niet altijd. Er zijn ook heel wat zichzelf versterkende crisissen. Dat is een van de grote lessen uit de Grote Depressie. Wij mogen eigenlijk heel gelukkig zijn. Er was de voorbije tien jaar geen grote munt- of financiële crisis ( nvdr – het gesprek vond plaats voor de recente onrust op de financiële markten). Maar dat betekent niets. Het is niet omdat er geen geweest is, dat er geen meer zal komen. Crisissen komen, crisissen gaan.”

Eind 19e eeuw was het expansionisme van de grootmachten gekoppeld aan de zoektocht naar nieuwe afzetmarkten. Is het huidige Irakbeleid vergelijkbaar?

FRIEDEN. “Ik denk dat het nu veeleer gaat om het smeden van allianties. De Verenigde Staten hebben steeds een beleid gevoerd van allianties met landen die ze economisch belangrijk vinden. China is het duidelijkste voorbeeld. Er is geen enkele ideologische, en misschien zelfs geen economische verklaring waarom die twee een alliantie zouden smeden. Ik weet echter niet of dat voor Irak geldt. Het Amerikaanse buitenlandse beleid is ook al heel lang op olie gestoeld.”

Is minder consumeren geen goede oplossing als de beschikbare olievoorraad een van je kopzorgen is?

FRIEDEN. “Ja, uiteraard. Maar de gemakkelijkste oplossing was in dat geval toch om geen oorlog te beginnen met Sadam Hoessein. Hij verkocht olie aan het westen. Aan wie anders? Vanuit economisch oogpunt was er dus geen dwingende reden om Sadam Hoessein opzij te zetten.”

In Rusland worden de energiebedrijven genationaliseerd. Doet dat grondstoffennationalisme van president Poetin de globalisering pijn?

FRIEDEN. “Het is een aanlokkelijk beleid. Olie en andere grondstoffen haal je gewoon uit de grond. Je verdient er enorm veel geld mee, dat rechtstreeks naar de overheid vloeit. Een overheidsbeleid dat stoelt op de ontwikkeling van hoogtechnologische bedrijven of het stimuleren van buitenlandse investeringen is uiteraard veel moeilijker.

“Het doet denken aan de goudverhalen van de Spaanse kolonies. Spanje ontwikkelde op die manier een enorm imperium. Maar er was een groot verschil met de ontwikkeling van het Franse en Britse imperium. Spanje richtte zich enorm op goud en zilver. Fransen en Britten ontwikkelden een imperium dat georganiseerd was rond handel. Toen de Spanjaarden al hun goud- en zilvervoorraden hadden opgesoupeerd, was het afgelopen met hun rijkdom. De Britten en Fransen konden voortgaan met industrialiseren. Het Rusland van Poetin steunt zeer hard op die grondstoffen. Maar er is niet veel verbetering geweest in de sociaaleconomische infrastructuur van Rusland. Je hebt een grote boem in vastgoed, verzekeringen, financiën. Al die zeepbelachtige activiteiten in en rond de grote steden. Maar elders in het land heb je onvoldoende productieve investeringen in de economie.

“Rusland kan zich niet solide en ten volle ontwikkelen op basis van één belangrijke grondstof, zoals olie. De economie moet als geheel kunnen industrialiseren. Het heeft er nochtans alle menselijke grondstof voor. De bevolking is zeer goed geschoold. Het heeft een lange geschiedenis van wetenschappelijke en technologische vooruitgang. Het is een zeer aantrekkelijke markt voor westerse bedrijven door zijn grootte. Er is niets in de Russische psyche wat zou verhinderen dat het land een industrieel succesverhaal wordt. Maar, Poetins politieke gok gaat niet in die richting. Rusland lijkt zich in te kapselen in een vorm van autocratische, oligarchische politieke economie.”

(*) Jeffry A. Frieden. Global Capitalism. Its fall and rise in the twentieth Century. W.W. Norton & Company, New York, 2006.

Komt er een Derde Wereldoorlog?

JEFFRY A. FRIEDEN (HARVARD UNIVERSITY). “In 1981 volgde ik als student een cursus internationale politiek. Een van de opdrachten was speculeren over hoe een Derde Wereldoorlog zou beginnen. Het meest plausibele scenario begon met de dood van maarschalk Tito, met als gevolg de ineenstorting en het uiteenvallen van Joegoslavië in diverse oorlogsvoerende fracties. De Amerikanen en de Duitsers steunden Kroatië en Slovenië, de Russen steunden Servië. En zo werd een onafhankelijkheidoorlog tussen Servië en Kroatië de start van een nieuw wereldconflict. Die redenering was toen heel modieus.”

In hetzelfde spanningsgebied kiemde ook de Eerste Wereldoorlog.

FRIEDEN. “Inderdaad! Net vanwege die allianties en het fragiele karakter van de Balkan. Vandaag moet je het echter buiten Europa zoeken. Zouden Rusland, Iran, Pakistan een antiwesterse alliantie kunnen vormen? Je zou een scenario kunnen ontwerpen met een grote antiwesterse as. Maar zo’n alliantie zal niet eenvoudig tot stand komen. Zelfs Poetin, of de meest rechtse nationalistische krachten in Rusland, zullen zich wellicht niet aan de kant scharen van Iran of een ander Islamitisch regime.

“Ziehier het scenario: radicale islamieten grijpen de macht in Irak, in Afghanistan, in Pakistan. En misschien nog in andere Golfstaten. Een zeer groot gebied, met enkele honderden miljoenen mensen. Is dat dan een Wereldoorlog? Nee. Zo’n evolutie is uiteraard een probleem voor het Westen, maar het is nog geen wereldoorlog. Het wordt pas een wereldoorlog wanneer China en Rusland zich achter de Islamitische alliantie scharen. En dat zie ik niet gebeuren. De belangen van China en Rusland, ondanks alle spanningen en meningsverschillen, zijn veel meer verbonden met het Westen.”

Daan Killemaes Wolfgang Riepl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content