Buitenlandse investeerders. Zondebok in China

Beijing heeft een nieuwe zondebok

voor z’n hoge inflatie :

de buitenlandse investeerders. De geldtoevoer naar het land wordt nu beknot. Vergeet de optimistische verhaaltjes : het wordt een zwaar jaar voor buitenlandse bedrijven in China.

Nog geen jaar geleden maakten de dealers op de zwarte markt jacht op dollars. Maar nu zijn die dealers ver te zoeken. Ze kopen niet langer dollars in de straten van Beijing, omdat de zakken van de Chinezen en van de Chinese schatkist er reeds vol van zitten. Vandaag is het de lokale munt, de renminbi, die moeilijk te krijgen is.

De buitenlandse bedrijven voelen deze ommekeer in hun portemonnee. Japanse joint ventures die dollars en yen naar het nationale swap-centrum in Shanghai brachten, konden dit als eerste ondervinden. Eind vorig jaar werden ze wandelen gestuurd zonder renminbi.

Bedrijven zoals hotels en luchtvaartmaatschappijen, die hun dagelijkse inkomsten in sterke munten verdienen, kunnen niet langer verwachten dat ze automatisch renminbi krijgen. Niet meer dan een jaar geleden kenden ze nog het tegenovergestelde probleem : China’s slinkende reserve aan buitenlandse deviezen maakte het toen voor deze bedrijven moeilijk om hun renminbi-inkomsten tegen sterke munten te ruilen.

DE ZONDEBOK.

Ekonomen schatten dat verleden jaar voor zowat 40 tot 50 miljard VS-dollar aan buitenlandse deviezen in China binnenkwam. Die geldtoevoer was ook te merken in de wisselkoersen. Medio 1993, toen zowat iedereen pessimistisch stond tegenover de munt, gaven niet-officiële geldwisselaars op de brede lanen van Beijing 11 renminbi voor één dollar. Nu krijgt men voor een dollar nog maar 8,4 renminbi, een iets sterkere positie van de Chinese munt dan de 8,7 in januari 1994.

De afgelopen weken wezen de Chinese funktionarissen in gesprekken met buitenlandse bankiers de toevoer van sterke munten aan als de zondebok voor een inflatie die verleden jaar in de Chinese steden bijna 30 % bedroeg.

De beleidsoptie om de geldtoevoer naar China terug onder kontrole te krijgen, heeft ervoor gezorgd dat vele bedrijven die in het land aktief zijn nu moeten scharrelen om lokale deviezen te vinden om hun werkingskapitaal te spijzen. Het doet buitenlandse investeerders zich ook bezorgd afvragen of zij en hun kapitaal nog welkom zijn. Het buitenlandse vertrouwen kreeg al een flinke knauw toen sommige door de Chinese overheid gekontroleerde bedrijven weigerden om hun schulden af te lossen. En de westerse bedrijven werden niet bepaald gerustgesteld door vice-premier Zhu Rongji, die eind januari in Zwitserland stelde dat het bij de in gebreke gebleven vorderingen ging om “louter commerciële geschillen waarmee de regering niets te maken heeft”.

TEGEN DE MARKTEKONOMIE ?

In het onzekere klimaat van Beijing schijnt de reaktie om de geldtoevoer te gaan kontroleren erop te wijzen dat de Chinese leiders steeds minder geneigd zijn om de onvoorspelbare werking van de marktekonomie te aanvaarden. Buitenlanders zien hoe de bezorgde leiders van het land steeds meer macht geven aan de konservatieve Plankommissie van de Staat. De Chinese leiders “geloven niet in de onzichtbare hand van de markt, ” zegt een veteraan bij de Wereldbank.

Terwijl de People’s Bank of China de geldtoevoer centraal probeert te bemeesteren, streeft de Plankommissie (het machtigste orgaan voor kredietallocatie) naar het aan banden leggen van het ontleenvolume van de plaatselijke (provinciale) funktionarissen.

Beijings vrees om de kontrole over de geldtoevoer te verliezen, werd nog verergerd door de financiële ellende in Mexico en de schokgolf die dat op de wisselmarkten veroorzaakte naar andere emerging markets toe.

Andere suksesrijke ontwikkelende ekonomieën, met name Taiwan en Zuid-Korea, hebben ook bruusk ingegrepen om de invloed van de buitenlandse deviezen die hun land overspoelen, in te dijken. Maar wat de buitenlanders in China van hun stuk brengt, zijn de grillige, vaak geheime beleidsveranderingen en de recente houding waarbij buitenlandse deviezen als zondebok werden behandeld.

Tijdens het grootste deel van het voorbije jaar werd de massale toevoer van buitenlandse deviezen gezien als een groot sukses. Deze toevoer volgde op de munthervorming van januari 1994 waarbij een aantal aparte wisselkoersen werden afgeschaft. Toen Beijing de munt hervormde, moest die 30 % van zijn waarde prijsgeven : van 5,8 renminbi voor een dollar tot 8,7 renminbi bij de officiële wisselkoers.

De devaluatie had het gewenste effekt. De handelsbalans ging van een tekort van 12,2 miljard VS-dollar in 1993 naar een overschot van 5,3 miljard dollar in 1994. Buitenlandse investeerders voerden karrevrachten dollars aan. In 1994 zowat 29 miljard dollar.

De Chinese bedrijven brachten uit den vreemde ook heel wat geld weer naar huis, deels omdat ze dat verplicht waren. De buitenlandse wisselreserve van China was meer dan verdubbeld. De kapitaalvlucht die in 1993 op 10 miljard dollar werd geschat, viel verleden jaar terug tot bijna nihil.

De bankiers van de centrale bank van China moesten de problemen die het sukses met zich bracht, vlug aanpakken. De centrale bank verkocht renminbi om de Chinese munt en de Chinese export voor het grootste deel van 1994 goedkoop te houden. Volgens een berekening van de Bank van Japan injekteerde de Chinese centrale bank met de aankoop van buitenlandse deviezen 175 miljard renminbi in het systeem.

GROEI VAN DE GELDHOEVEELHEID.

De meeste centrale banken kunnen geld in de ekonomie pompen door het terug te kopen van het publiek in ruil voor overheidsobligaties. De People’s Bank of China beschikt echter niet over deze mogelijkheid omdat China geen grote obligatiemarkt heeft. Dus steeg de geldhoeveelheid aanzienlijk. Gemeten op een brede basis (cash, bankdeposito’s en niet-bancaire korte-termijnfondsen) groeide die in 1994 met 34,4 %. Beijing beweert dan wel dat het de inflatie bestrijdt, maar dit werd zeker niet vertaald in een strakker monetair beleid, wat toch nodig is om de prijsstijgingen een halt toe te roepen.

In 1993 gaf Beijing de schuld van de inflatie aan het leenvolume van de banken dat investeringen in vaste activa de hoogte indreef. Tegen 1994 spraken de bankiers van de centrale bank zich vrij : gezegd werd toen dat de steunmaatregelen voor de landbouwprijzen de grootste inflatieboosdoener waren. Maar sinds kort is het dus de toevoer van buitenlandse deviezen die als schuldige wordt aangewezen.

Een gevolg van het strakker beleid is dat joint ventures nu eerst toestemming moeten vragen om sterke deviezen om te zetten in renminbi. De regering beweert dat deze vereiste al jaren bestaat, buitenlanders betwisten dat en klagen erover dat de regels zomaar midden in het spel worden veranderd.

RENTELASTEN DRUKKEN.

“Als ze beslissen om de investeringen echt af te remmen, hoe zal het dan lopen met de groei ? ” vraagt een westers diplomaat zich af. “Het is een gevaarlijk spel. ” Volgens een Duits bankier wil de Chinese overheid vooral de schuldberg verkleinen, via kontrole op de kredietaktiviteiten. Dat bleek bijvoorbeeld in november van vorig jaar toen Beijing zijn veto stelde tegen een projekt voor een tolweg die met buitenlandse financiering zou worden gerealizeerd, zonder tussenkomst van de centrale regering. Volgens de bankier wil de Staatsraad een gecentralizeerde leningenstrategie. Als de funktionarissen de leningen centralizeren, kunnen ze immers zelf de herverdeling ervan regelen (wat niet kan wanneer bij elk investeringsprojekt de initiatiefnemers zelf en onafhankelijk een lening aangaan). Op deze manier kunnen de fondsen tot twee procent goedkoper worden omdat de schuld rechtstreeks door de Chinese staat wordt gegarandeerd. Maar anderzijds zou door zo’n centralizering de selektie van de crediteurs wel eens minder efficiënt kunnen worden : buitenlanders hanteren immers de efficiëntere marktcriteria en niet politieke besognes om te beslissen aan wie ze een lening toekennen.

De totale Chinese schuld is groter dan 100 miljard VS-dollar en de zet om de kontrole over de buitenlandse leningen te centralizeren, vloeit voort uit de vrees dat een overvloed aan Chinees overheidspapier op de markt de kosten van het lenen opdrijft. Op de secundaire markt was het renteverschil tussen een obligatie die het ministerie van Financiën vorig jaar in februari uitgaf en de internationale benchmark rate al opgelopen tot 1,6 percent in januari jongstleden.

PROBLEMEN BLIJVEN.

Er mag dan wel een andere zondebok gevonden zijn, de gebruikelijke problemen blijven bestaan. Heel wat financiële analisten menen dat de centrale bank de trend van de investeringen in vaste activa niet kon ombuigen en er al evenmin in geslaagd is om de overheidsbedrijven enige financiële discipline op te leggen. Die bedrijven, die rechtstreeks 100 miljoen werknemers tewerkstellen, blijven verder massale kapitalen van de staat opslorpen, zowel onder de vorm van bankleningen als van direkte subsidies. Ze helpen zichzelf ook aan fondsen op de grote zwarte financiële markt door te ontlenen aan een rente die twee keer zo hoog is als de officiële, of door zelf obligaties of aandelen uit te geven aan hun werknemers.

Erger nog, de overheidsbedrijven blijven fondsen verder afwenden van werkingskapitaal en lonen naar vastgoed. Gernot Kluss, algemeen direkteur van China Universal Leasing, spreekt beschuldigend : “Wanneer zo’n bedrijf liquide middelen heeft, stapt het in spekulatieve projekten en nieuwe initiatieven, met geld dat eigenlijk zou moeten dienen om hun schulden aan ons terug te betalen. ” Volgens hem zijn Chinese kredietnemers zijn bedrijf nog tientallen miljoenen VS-dollar schuldig.

Zegt de hoogste vertegenwoordiger van een Amerikaanse investeringsbank : “De centrale bank is er niet in geslaagd om het beleid van de plaatselijke krediet- en investeringsmaatschappijen om te buigen. “

SPEKULATIE.

Een minder zichtbare maar misschien zelfs nog duurdere grap zijn alle spekulaties op de grondstoffen- en futuresmarkt. Een topman van een Amerikaanse beleggingsvennootschap schat die verliezen op meer dan 1 miljard VS-dollar. “Bij transakties op de binnenlandse markten is het een zero-sumgame, ” zegt hij. In andere gevallen is het “zuiver verlies”.

“De financiële hervorming in China is een teleurstellend verhaal, ” zucht de Duitse bankier. De man van de Wereldbank stelt het zo : “Ze hebben de instellingen gecreëerd die voor een hervorming zouden kunnen zorgen. Maar ze hebben de machtsstruktuur niet gewijzigd. Eigenlijk is er niets wezenlijk veranderd. “

Henry Sender

The Far Eastern Economic Review.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content