Btw: nog meer formaliteiten

Van de btw is het de uiteindelijke bedoeling dat zij zoveel mogelijk geheven wordt, waar de goederen of diensten ‘afgenomen’ worden. Een vijftiental jaar geleden heeft men dat ten aanzien van ‘leveringen’ van goederen willen beklemtonen door het invoeren van de figuur van de ‘intracommunautaire leveringen’ van goederen, en de daarmee corresponderende ‘intracommunautaire verwervingen’ van dezelfde goederen.

Kort gezegd, als een Belgische leverancier goederen verkoopt aan bijvoorbeeld een Franse handelaar, en de levering gepaard gaat met een verzending of vervoer van de goederen naar Frankrijk, dan is op deze verkoop geen Belgische btw verschuldigd. De Franse handelaar moet de ‘verwerving’ van de goederen zelf aan Franse btw onderwerpen en de btw via zijn eigen btw-aangifte voldoen (waarin hij de betaalde btw normaal gezien onmiddellijk in aftrek kan brengen, waardoor het meestal om een belastingneutrale operatie gaat).

Het goed functioneren van dit systeem impliceert, dat (in het voorbeeld) de Belgische en de Franse fiscus een duidelijk zicht hebben op de goederenbewegingen. De Belgische fiscus zal de vrijstelling bij de leverancier slechts willen toestaan, als hij weet dat de ‘verwerving’ in Frankrijk aan btw onderworpen wordt. Daarom is jaren geleden de ‘kwartaalopgave’ van intracommunautaire leveringen uitgevonden. In die opgave moeten btw-plichtigen vermelden aan wie zij met vrijstelling van belasting ‘intracommunautair’ geleverd hebben. De fiscus in de andere lidstaat kan op basis van deze informatie nagaan of de ‘verwerver’ van de goederen gedaan heeft, wat hij moet doen: de btw zelf via zijn eigen aangifte voldoen.

Vanaf volgend jaar wordt het stelsel dat vijftien jaar geleden ten aanzien van goederenleveringen werd doorgevoerd, ook ten aanzien van ‘diensten’ verder uitgewerkt. Meer dan ooit zullen dienstverrichtingen – in professionele relaties – gelokaliseerd worden in de lidstaat waar de ‘afnemer’ van de dienst gevestigd is. Die afnemer zal ook meer dan ooit verplicht worden de btw zelf via zijn eigen aangifte te voldoen.

Om dit allemaal te kunnen controleren, zal vanaf volgend jaar eveneens ten aanzien van intracommunautaire ‘dienstverrichtingen’ de verplichting worden opgelegd om ze te rapporteren in een ‘opgave’. Dienstverrichters zullen dus ook periodiek een lijst moeten indienen van btw-plichtige afnemers ten aanzien waarvan zij ‘intracommunautair’ diensten hebben verricht.

Bovendien wordt de periodiciteit van de rapporteringsverplichting verhoogd: van één keer per kwartaal, naar (meestal) één keer per maand.

Een kleine dertig jaar geleden beschreef wijlen Jos Defoort, fiscalist en filosoof, weliswaar op ironiserende, maar daarom op niet minder treffende wijze, waarom de btw de “belasting van de toekomst” is. De btw is “een belasting die de belastingplichtige zelf niets kost” (omdat hij de betaalde belasting normaal gezien kan recupereren). Het is een belasting waarbij “de belastingplichtige zelf de belasting int”. Iedere btw-plichtige “controleert en wordt gecontroleerd, betaalt en ontvangt”. De “droom van de Franse revolutie, de citoyen-fonctionnaire wordt eindelijk in de btw geboren”. De maandelijkse aangiften geven geen aanleiding tot aanslagen. Volgens Defoort gaat het eerder om “interne rapporten” waarmee “de ambtenaren-leden van de onderhoudsploeg op de hoogte gebracht worden van de toestand, wat hun moet toelaten te controleren of de machine gesmeerd loopt en eventuele wrijvingen op te sporen”.

Met de nieuwe formaliteiten die vanaf volgend jaar worden opgelegd, wordt dit beeld nog versterkt. Meer dan ooit zullen het de btw-plichtigen zelf zijn die het systeem draaiende houden. Via nieuwe opgaven, en een verhoogde periodiciteit van bestaande opgaven, waarmee zij hun klanten zelf in het vizier nemen.

Het fenomeen waarbij de belastingplichtigen zelf in grote mate ingeschakeld worden in het raderwerk van de fiscaliteit, is inmiddels ook overgewaaid naar de inkomstenbelastingen. Het aantal informaties dat werkgevers en vennootschappen via allerhande individuele fiches aan de fiscus moeten meedelen over het inkomen van hun werknemers, bedrijfsleiders of dienstenverstrekkers, is indrukwekkend. In feite komt het erop neer, dat werkgevers en vennootschappen de taak van de belastingcontroleur in eerste instantie overgenomen hebben. Van hen wordt verwacht dat zij de belastingwetgeving kennen en op een correcte manier toepassen, en dat zij het resultaat ervan meedelen aan de fiscus. Die kijkt dan links en rechts na of dat op een juiste manier gebeurt. Ook hier beperkt de rol van de fiscus zich hoe langer hoe meer tot die van een onderhoudsman die nakijkt of de machine – die door de belastingplichtigen draaiende wordt gehouden – goed werkt. (T)

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content