BTW: de ongrijpbare betekenis van woorden

De BTW-verplichtingen van buitenlanders zijn grondig gewijzigd. Maar er blijft nog veel onduidelijk.

Met ingang van 1 januari van dit jaar is een nieuwe regeling van kracht ten aanzien van de BTW-plicht van buitenlanders die in België goederen leveren of diensten presteren.

De datum van inwerkingtreding moet overigens met een korreltje zout genomen worden. De wet die dit allemaal in kannen en kruiken heeft gegoten, is immers pas op 13 maart in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Men kan zich dan ook afvragen of de inwerkingtreding niet beter was vastgesteld op bijvoorbeeld 1 april of 1 juli. Maar blijkbaar boden de Europese spelregels die ruimte niet. Die eisten dat de lidstaten hun wetgevingen aanpasten tegen begin dit jaar. Met als gevolg dat België niet anders kon dan de nieuwe regeling retroactief in werking te laten treden per 1 januari van dit jaar.

Vertegenwoordiger. Wat er ook van zij, de nieuwe regeling is erg ingrijpend. Buitenlanders die in België goederen leveren of diensten presteren, waren (behoudens talrijke uitzonderingen) in beginsel verplicht om vooraf in België een aansprakelijke vertegenwoordiger te laten erkennen die vervolgens voor alle BTW-verplichtingen van de buitenlander instond. Die verplichting is nu zonder meer afgeschaft voor buitenlanders die binnen de Europese Unie gevestigd zijn. Zij kunnen – als zij dat willen – nog wel een aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen, maar moeten dat niet meer.

De afschaffing van de verplichting gaat gepaard met een drastische uitbreiding van de verlegging van de heffing naar de medecontractant. Zo’n verlegging heeft tot gevolg dat niet de buitenlandse leverancier of dienstverlener voor het afdragen van de Belgische BTW instaat, maar wel zijn medecontractant. Dat wil zeggen: hij die een beroep heeft gedaan op de buitenlandse leverancier of dienstverlener.

Conceptueel is dat allemaal niet nieuw. Neem bijvoorbeeld het stelsel van de intracommunautaire leveringen. Van zo’n levering is er sprake als goederen vervoerd of verzonden worden van de ene lidstaat naar een andere lidstaat ter bestemming van een klant die zelf de hoedanigheid van BTW-plichtige heeft.

Tegenover dergelijke intracommunautaire leveringen is al jaren geleden de regel ingevoerd dat niet de leverancier, maar wel de klant de BTW voldoet. Technisch gebeurt dat door de intracommunautaire levering vrij te stellen van BTW, terwijl de intracommunautaire verwerving van dezelfde goederen wel aan BTW onderworpen wordt. Het resultaat is, dat niet de leverancier de Belgische BTW aan de Belgische schatkist betaalt, maar dat die verplichting op de schouders rust van de BTW-plichtige die de goederen besteld heeft. De klant dus.

Nationaal. Bij intracommunautaire leveringen en verwervingen is, zoals gezegd, vereist dat de goederen van de ene lidstaat naar een andere lidstaat vervoerd of verzonden worden. Zij moeten dus een landsgrens overschrijden.

De nieuwe verleggingsregeling die nu is ingevoerd, handelt over nationale leveringen. Goederen dus die hier te lande geleverd worden, of diensten die ook hier te lande worden gepresteerd. Het enige vreemde element is dat de persoon die de goederen of de diensten hier te lande levert of presteert zelf een niet in België gevestigde belastingplichtige is.

De verlegging van de heffing naar de medecontractant wordt dus hier nu ook de regel. Althans voor zover de klant zelf een BTW-plichtige is en hij gehouden is tot het indienen van periodieke BTW-aangiften. Hij zal dan de BTW via die aangifte rechtstreeks aan de Belgische schatkist moeten voldoen.

Veel minder duidelijk is wat er gebeurt als de klant die hoedanigheid niet heeft. Net als de vraag in welke gevallen nog wel een aansprakelijke vertegenwoordiger moet of kan worden aangesteld.

Inrichting. Grote onduidelijkheid bestaat ook ten aanzien van de gevallen waarin de heffing van de BTW bij diensten die hier te lande plaatsvinden, ook voorheen al werd verlegd naar de medecontractant. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer een in België gevestigde BTW-plichtige een beroep doet op een buitenlandse adviseur. De Belgische opdrachtgever die in beroepsmatige omstandigheden handelt, moest ook vroeger al de Belgische BTW zelf voldoen. Dat is nog steeds het geval.

De vraag is dan of die regeling ook geldt als de buitenlandse dienstverlener in België over een vaste inrichting beschikt, maar die inrichting op geen enkele wijze tussenkomt in het verstrekken van de dienstprestatie. In het verleden heeft de BTW-administratie geantwoord dat de verleggingsregeling in zo’n geval kan worden toegepast. Maar de wetgeving is nu ook op dit punt aangepast.

De notie van buitenlandse belastingplichtige is geherdefinieerd. Terwijl er in die context vroeger sprake was van een buiten België gevestigde belastingplichtige is er voortaan sprake van een niet in België gevestigde belastingplichtige.

Op het eerste gezicht verandert er dus niets. Maar dat is buiten de waard gerekend. Op het gebied van BTW hebben woorden soms een betekenis die men als gewone sterveling nooit zou kunnen bevroeden. Zo blijkt het de bedoeling van de voormelde wetsaanpassing te zijn dat buitenlandse belastingplichtigen mét een inrichting in België niet langer zouden kunnen worden beschouwd als niet in België gevestigde belastingplichtigen. Zodat zij de verleggingsregeling niet meer zouden kunnen genieten.

Hoe een dergelijke conclusie uit de nieuwe wettekst afgeleid kan worden, is en blijft een raadsel. Maar uit goede bron vernemen we dat de BTW-administratie er wel degelijk zo over denkt.

Jan Van Dyck

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

De verleggingsregeling wordt uitgebreid.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content