BRIDGE

Sociaal denken

Sinds in 1894 de exclusieve Engelse Portland Club, na cricket en golf, ook bridge als volwaardig tijdverdrijf erkende, maakte dit kaartspel wereldwijd een steile opgang.

TEKST : WILFRIED VANDEN BOSSCHE / FOTO’S : MARNIX VAN ESBROECK

In Louis Couperus‘ roman Eline Vere wordt er in de Haagse kringen nogal wat afgebridged. En in een recenter verleden, in de jaren ’60 zowaar, trok de legendarische filmacteur Omar Shariff met zijn professioneel Omar Shariff Bridge Circus de wereld rond. Waar grof geld neergeteld werd, speelden Shariff en de zijnen uitdagingswedstrijden.

Vandaag de dag zijn meer dan tachtig miljoen mensen op de wereld verhangen aan het bridgen. Onder hen een schamele zesduizend Belgen die twee tot drie keer per week in clubverband aan het groene kaarttafeltje aanschuiven. Minstens drie uur lang genieten ze niet alleen van deze denksport, maar ook van elkaars gezelschap. Want laten we meteen duidelijk zijn : bridge is een sociaal gebeuren, waarbij ook het, jawel, nakaarten even belangrijk is als het spel zelf.

Dinsdagavond

in de verbouwde kelders van de Sint-Pietersabdij van Gent. In het prachtige decor van de voormalige stallen (bouwjaar 800) en later de bakkerij huist K.A. Union-Sandeman, een club met tweehonderd leden, die deze kelders van de stad Gent in pacht heeft. Vanavond zijn tien van de twaalf tafels bezet, dat wil zeggen dat veertig mannen en vrouwen hier van acht uur tot middernacht een tornooi spelen. We nemen plaats aan de tafel van voorzitster Nadine Van Dewynckele, 46 en in het dagelijkse leven turnlerares. Vandaag speelt ze zoals gewoonlijk met haar bridge-partner Marc Andelhof, 58, adjunct-commissaris-generaal van de Gerechtelijke Politie en al 32 jaar gepassioneerd bridger. Hun tegenstanders : een ingenieur van 28, voormalig universitair Belgisch kampioen, en een legerluitenant van 38. Beiden bridgen niet alleen drie keer per week in the flesh, ze doen het ook nog dagelijks iets virtueler via Internet.

Tijdens het spel zelf gaat het er opvallend stil aan toe. Uit vier plastic doosjes met voorgedrukte kartonnen plaatjes, de zogenaamde bidding boxes, halen de spelers om beurt een kartonnetje boven. Heel af en toe zegt één van de spelers een veelal Franse term, waarop de spelers een kaart draaien. Na elk spelletje worden de slagen geteld, en na nog een paar spelletjes nemen twee nieuwe partners plaats aan de tafel. Elk team speelt op die manier tegen iedereen met steeds dezelfde kaarten. Een universiteitsprof en een ingenieur van Aquafin, de Bekende Rijkswachter Gommaar Vervust hier schalks Meneer Kijk Uit genoemd en echtgenote zijn de volgende tegenstanders van Nadine en Marc. En zo gaat het nog een tijdje door.

Nadine Van Dewynckele benadrukt dat het hier helemaal geen elitaire bedoening is. “We hebben leden van elke rang en stand : een timmerman, stempelaars, studenten, dokters en advocaten, vrouwen, jongeren en ouderen. Steve is met zijn 17 jaar ons jongste, een kranige 90’er ons oudste lid. Met hun 2500 frank lidgeld kunnen ze een jaar naar believen spelen op dinsdagavond en donderdagnamiddag.”

Opvallend is de volstrekte stilte tijdens de spellen én het matig verbruik van alcohol. De meeste spelers nippen aan een watertje of een cola. “Het geheugen moet alert blijven”, verklaart Nadine. “Naarmate de avond vordert en zeker nadat de computer de uitslag heeft berekend, drinken wij wel een paar biertjes, ja.”

Ook bridgen in clubverband ontsnapt dus niet aan de wetmatigheden van het verenigingsleven. “We zijn een echte privé-club”, beaamt Nadine, “in die zin dat je een peter en meter moet hebben om lid te worden. We organiseren allerhande activiteiten. We hebben onze twee jaarlijkse clubfeesten en tal van tornooien. Vandaag zijn veel jonge mensen aan het spelen. Donderdagnamiddag komen er meer ouderen. Sommige oudjes zijn echt aan het spel verknocht. De club is hun tweede thuis.”

We verlaten

de kelders van de Sint-Pietersabdij en informeren even bij de Vlaamse Bridge Liga, gehuisvest vier hoog in het Antwerpse Huis van de Sport in Berchem. Technisch directeur Eric Smets, 55, voormalig landmeter en nu in vaste dienst bij de liga, en persverantwoordelijke Staf Van Overloop, 57 en gepensioneerd exportmanager bij een telecommunicatiebedrijf, geven tekst en uitleg. “In 1996 hebben wij een enquête gehouden onder alle Vlaamse clubs en daaruit is gebleken dat de gemiddelde leeftijd van onze mannelijke leden 55 jaar bedraagt. De vrouwen zijn gemiddeld 57”, zegt Van Overloop. Je zou het niet meteen van een bridge-liga verwachten, maar het opstellen, versturen en verwerken van een enquête bij de 130 aangesloten clubs toont aan hoe bekommerd de beleidsmensen wel zijn om hun ‘sport’ de nodige sérieux mee te geven.

Met lede ogen constateren Eric Smets en Staf Van Overloop hoe met name Nederland 100.000 leden, 1100 clubs uitgegroeid is tot één van de Europese toplanden. “In twintig jaar groeide ons ledenaantal van 1700 naar zesduizend, Nederland ging van vijftien- naar honderdduizend leden”, zegt Smets. “Nederland heeft met moderne managementtechnieken optimaal ingespeeld op de periode waarin de grijze wolven een groot deel van de bevolking gingen uitmaken : gepensioneerden, bruggepensioneerden, noem maar op”, vult Van Overloop aan.

Nederland vormt de uitzondering in Europa. “Als je het aantal leden in een topland als Italië met het onze vergelijkt, dan scoren wij proportioneel zelfs beter”, weet Eric Smets. “De Nederlanders zijn sterk in het uitzetten van structuren. Een Belg is al lang tevreden als hij een kaartje kan trekken. Dat hoeft niet per se in streng afgebakende sociëteiten. Sommige Nederlanders die in het Antwerpse en in de Kempen wonen, kunnen hun ogen niet geloven dat ze hier buiten hun club gewoon kunnen aansluiten in een tornooi van een andere vereniging.”

Maar moet je zo nodig van bridge een populaire sport of kaartspel maken ? Het elitaire imago mag dan wel tot het verleden behoren : het gemiddelde lidgeld bedraagt nauwelijks duizend frank. Maar de drempelvrees, die blijft bestaan ?

“Ach ja, dat elitaire”, zuchten Eric en Staf in koor. “Dat stamt nog uit de tijd van het Engelse clubleven. Tussen de twee wereldoorlogen werd bridge gespeeld in de huizen van notarissen en advocaten”, zegt Van Overloop. “Lees er Couperus maar op na.” “Toegegeven, in de jaren ’60 moest je een smoking of een jacquet dragen. In de jaren ’80 heb ik ooit twee Hollanders uit een tornooi gegooid, omdat ze er niet uitzagen”, lacht Eric Smets. “Er worden nu zelfs kroegentochten georganiseerd”, nuanceert Van Overloop. “De spelers gaan van café naar café een tafel spelen. In Antwerpen organiseert de club Riviera dat, in ‘s Hertogenbosch nemen vijfduizend bridgers aan een soortgelijk tornooi deel. Recreatief bridgen is heel prettig is. Maar wil je een goed competitieniveau halen, dan kan dat pas na een paar jaar.”

Niet

het elitaire, maar de moeilijkheidsgraad van het bridgen blijkt de grote boeman. “Bridge is dan ook een echte denksport”, weet Van Overloop. “Te vergelijken met schaken, maar dan veel socialer. Je speelt met een vaste partner en over een hele tornooi-avond of competitie speelt elk team met dezelfde kaarten. De factor geluk is nul. Slechte kaarten ? In bridge bestaat dat niet.”

Je moet dus heuse lessen volgen, je moet spelen en oefenen onder begeleiding van een bridge-leraar en je moet er heel wat vakliteratuur op nalezen. Pikant detail : de Vlaamse Bridge Liga heeft in het Antwerps Huis van de Sport een echte bridge-boetiek met een jaaromzet van zo maar even acht miljoen. “Zelfs al volg je lessen, zelfs al speel je een paar jaar mee, dan nog ben je geen kampioen”, zegt Eric Smets. “Je moet echt bereid zijn om een paar jaar op je donder te krijgen. Wie geen harde huid heeft, gaat er ontegensprekelijk uit. Zo vallen vele enthousiastelingen er tussenuit. Anderzijds krijgen heel wat recreatie-bridgers keer op keer een tik om de oren, maar ze hebben zich wel rot geamuseerd.”

Overigens : wie geduld oefent of een olifantenvel heeft, wie zijn eerste bridge-jaren goed doorkomt, wordt opgenomen in een unieke wereld. De verslaving loert zelfs om het hoekje. “Het leuke aan bridge is dat het een spel is dat overal ter wereld op exact dezelfde manier wordt gespeeld”, beweert Staf Van Overloop. “Eens je het een beetje kunt, leg je als vanzelf fantastische sociale contacten. In Parijs, Nice, Londen of waar ter wereld je ook bent : even bellen naar de lokale club. Of je een avondje kunt komen kaarten ? En meteen ben je vertrokken. Als kaarter hoef ik niet eens de taal machtig te zijn. Aan de tafel is iedereen gelijk. Dokwerker of manager, ze kunnen allebei het topniveau bereiken.”

“Naar aanleiding van ons dertigjarig huwelijk kregen mijn vrouw en ik drie jaar geleden van onze kinderen een weekendje Parijs cadeau. Niet ver van de Arc de Triomphe was er een club. Wij trokken er naartoe en voor we het goed beseften, waren wij verwikkeld in een simultaantornooi met zestig clubs. We hebben dik op onze donder gekregen, maar we hebben een fantastische avond beleefd.”

Eric Smets krijgt op de Vlaamse Liga ook van buitenlanders soortgelijke vragen binnen. “Geregeld krijgen we hier telefoontjes van hotels uit het Antwerpse. Hotelgasten willen weten waar ze kunnen bridgen. Ik moet ze nooit ontgoochelen, want in groot Antwerpen zijn er per dag wel tien tornooien.”

In de gewelfde kelders van de Sint-Pietersabdij in Gent huist een bridgeclub met 200 leden. Smoking of jacquet horen er niet meer bij.

Het leuke van bridge is dat het spel overal ter wereld op exact dezelfde manier gespeeld wordt.

Slechte kaarten ? In bridge bestaat dat niet.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content