Boekhouding: naar welke waarde moet u kijken?

Om te weten hoe hoog de fiscale winst is, moet u niet alleen naar de fiscale regels kijken, maar eerst en vooral naar de boekhoudkundige voorschriften. Dat leidt soms tot verrassende vaststellingen.

Tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat fiscale winst op de eerste plaats bepaald wordt door de regels van het boekhoudrecht, en dat je daarvan maar kan afwijken voor zover de fiscale wet uitzonderingsmaatregelen biedt.

Die voorrang van het boekhoudrecht heeft voor- en nadelen. Het voordeel is dat op sommige vastgeroeste punten eindelijk een doorbraak geforceerd kan worden. Het nadeel is dat de regels van het boekhoudrecht niet altijd even duidelijk zijn, en er dus vlug verschil van inzicht kan ontstaan. Enkele voorbeelden kunnen dit verduidelijken.

Registratierechten. Neem nu de bijkomende kosten die betaald worden bij de aankoop van gronden. Registratierechten, bijvoorbeeld.

Generaties studenten hebben bij het examen Fiscaal Recht de klassieke vraag moeten beantwoorden of dergelijke kosten fiscaal aftrekbaar zijn. Op straffe van groot puntenverlies hebben ze die vraag altijd negatief beantwoord. Eenvoudig omdat men er altijd van uitging dat voor dergelijke kosten het principe geldt van de ‘bijzaak’ die de ‘hoofdzaak’ volgt. Gronden zijn in de regel fiscaal niet afschrijfbaar. Dus kunnen de bijkomende kosten (als bijzaak) fiscaal ook niet in rekening worden gebracht.

Maar ook deze ‘waarheid’ is inmiddels niet tegen de tand des tijds bestand gebleken. Sommigen hebben volgehouden dat het boekhoudrecht ze toelaat om op gronden ten belope van de bijkomende kosten een waardevermindering te boeken. Gewoon omdat dergelijke kosten à fonds perdus zijn betaald.

Die benadering is inmiddels tot op het hoogste niveau van de rechtspraak bij herhaling aanvaard. Maar ze zorgt in de praktijk nog wel voor achterhoedegevechten. Met als gevolg dat in de rechtspraak heel uiteenlopende uitspraken genoteerd kunnen worden. De meerderheid lijkt zich aan te sluiten bij de visie van het Hof van Cassatie, dat vindt dat de bijkomende kosten bij de aankoop van een grond wel degelijk fiscaal aftrekbaar zijn. Maar tegelijk is er een hardnekkige minderheid die zich daar (nog) niet bij aansluit. Hoeft het gezegd dat de fiscus tot dat kamp behoort?

Waardering. Een ander moeilijk punt dat de bloeddruk bij talrijke fiscalisten tot ongekende hoogten doet oplopen, is de vraag tegen welke waarde men activa-elementen in de boekhouding moet opnemen.

De basisvraag is of activa die ‘gratis’ verworven worden, ook tegen ‘nul’ geboekt en gewaardeerd mogen worden, en of die waardering ook doorwerkt als het erop aankomt de fiscale winst te bepalen.

Veel klassiek gevormde fiscalisten zullen daar positief op antwoorden. Ze hebben immers geleerd dat je – met het oog op belastingbesparing – zoveel mogelijk uit de buurt moet blijven van belastbare meerwaarden, en dat je activa dus best zo laag mogelijk waardeert (en nadien desnoods herwaardeert, want uitgedrukte maar niet verwezenlijkte meerwaarden geven niet noodzakelijk aanleiding tot effectieve belasting).

Maar deze opvatting komt zwaar onder druk. Onder invloed van de Angelsaksische boekhoudbenadering wint de opvatting veld dat ‘om niet’ verworven activa tegen hun ‘werkelijke’ waarde in de boekhouding opgenomen moeten worden. En dus ook tegen die waarde het fiscale resultaat mee bepalen.

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen heeft deze benadering op boekhoudkundig vlak bevestigd. En het Hof van Cassatie billijkte enige tijd geleden een arrest dat op fiscaal gebied tot een belasting op basis van de ‘werkelijke waarde’ had besloten, hoewel voor de verwerving van het actiefbestanddeel zichtbaar geen prijs was betaald.

Gedeeltelijk gratis. De beursgenoteerde vennootschap Artwork Systems Group NV danst op dezelfde slappe koord (zie blz. 58). In een poging om zoveel mogelijk belasting te vermijden, zijn in de aanloop naar een beursintroductie aandelen aan de holdingvennootschap verkocht tegen een prijs die ver beneden de werkelijke waarde van die aandelen lag. De verkrijgende vennootschap vond dat ze deze aandelen mocht boeken tegen de betaalde, zeer lage, aankoopprijs.

Maar de fiscus vindt van niet, en stelt dat de holdingvennootschap belast moet worden op het verschil tussen de vele malen hogere werkelijke waarde en de betaalde prijs. De fiscus heeft inmiddels van de Gentse rechtbank van eerste aanleg gelijk gekregen.

Zonder het hardop te zeggen, verwijst de rechtbank blijkbaar naar het advies van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen over activa die ‘gedeeltelijk’ om niet verkregen worden. Dergelijke activa moeten normaal gezien geboekt worden tegen de betaalde prijs. Tenzij er uitzonderlijke omstandigheden voorhanden zijn. Dan moet er volgens de Commissie opnieuw geboekt worden, tegen de ‘werkelijke waarde’.

Wie tussen de lijnen kan lezen, zal bij de lectuur van het Gentse vonnis vaststellen dat de rechter ervan overtuigd is dat er hier wel degelijk uitzonderlijke omstandigheden voorhanden waren. De oorspronkelijke aandeelhouders/natuurlijke personen hebben hun aandelen tegen een lage prijs aan de holding verkocht. Maar bij nader inzien blijkt dat de opbrengst van de daaropvolgende beursintroductie – met inzet van talrijke schermvennootschappen – uiteindelijk in Panama terechtkwam. Bij wie is niet meteen duidelijk. Maar het vonnis van de Gentse rechtbank laat er weinig twijfel over bestaan dat ze ervan overtuigd is dat de oorspronkelijke aandeelhouders per slot van rekening vroeg of laat zelf aan de kassa staan.

Jan Van Dyck [{ssquf}]

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Boeking tegen de werkelijke waarde wint veld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content