Bitse strijd tussen twee viswijven

Het water staat de vismijnen van Zeebrugge en Oostende aan de lippen. Er gaan stemmen op om de twee te fuseren. Intussen probeert de Zeebrugse Veiling met moderne technologie en Chinese connecties zijn toekomst veilig te stellen.

Drie. Dat is het aantal vismijnen dat België nog telt. Allereerst is er de Zeebrugse Visveiling (ZV), een van de enige volledig geprivatiseerde mijnen van West-Europa. De grote binnenlandse concurrent van ZV is het verzelfstandigde stadsbedrijf Vismijn Oostende (VO). En dan is er nog de visveiling van Nieuwpoort. Een gemeentedienst die niet langer pretendeert economisch belangrijk te zijn, maar vooral een toeristische functie heeft (zie kader: Nieuwpoortse vismijn werd toeristische attractie).

Twee. Dat is het aantal Belgische vismijnen die er mogelijk te veel zijn. Het kabinet van minister-president Yves Leterme (CD&V) ontwerpt een strategisch plan voor de visserij en kijkt volgens sommige media na of een fusie tussen de vismijnen aan onze kust aanbevolen is om het tij te doen keren. De toeristische mijn van Nieuwpoort buiten beschouwing gelaten, blijft de vraag of zo’n drastische operatie nodig is. Met een omzet van zo’n 50 miljoen euro lijkt de Zeebrugse Visveiling het niet slecht te doen, maar de winst van 46.000 euro die het bedrijf het afgelopen jaar boekte is niet bepaald enorm. De vismijn van Oostende verwacht in 2007 voor het eerst in jaren met winst af te sluiten, maar is tot op heden verlieslatend.

Hoofd boven water

De visveilingen hebben moeilijke jaren achter de rug. Zeebrugge kreeg het zwaar te verduren toen de hoogconjunctuur die heerste tijdens de privatisering in 1988 wegebde. Ook de omzet van de voorbije jaren viel tegen. Het bedrijf mag dan vorig jaar na een heel zwak 2005 weer de kaap van 50 miljoen euro omzet hebben overschreden, de 58 miljoen die ZV in 2003 draaide, is nog veraf. Eind jaren negentig werd ook in Oostende duidelijk dat de visveiling de stad jaarlijks gemiddeld 370.000 euro kostte door het wanbeheer van de opeenvolgende besturen. Het leidde in 2002 tot de oprichting van Vismijn Oostende, een autonoom gemeentebedrijf dat een kapitaal van 6,2 miljoen euro zou ontvangen – waarvan 2,7 miljoen euro intussen is overgemaakt.

De redenen waarom de Belgische visveilingen het moeilijk hebben om het hoofd boven water te houden, moeten we niet ver zoeken. Vooral de steeds strengere Belgische en Europese quota voor de visvangst veroorzaken problemen. Om het afnemende visbestand in stand te houden, moest het volume dat vissers mogen vangen drastisch dalen. Dat heeft rechtstreekse gevolgen voor de visveilingen aan de Vlaamse kust. Johan Van de Steene, directeur van ZV: “Als je beperkt wordt in je grondstoffen, is het moeilijk om als bedrijf te groeien.”

Bovendien is de concurrentie met buitenlandse veilingen harder dan ooit. De vissers hoeven niet langer te leveren in hun thuishaven, maar mogen ook aanmeren bij veilingen die een hogere prijs bieden. Noch Oostende, noch Zeebrugge kan een betere prijs geven door het gebrek aan kopers en visverwerkende bedrijven. Die zitten vooral in Frankrijk en Nederland. “Het is heel simpel,” stelt Yves Miroir, de Oostendse visserijschepen. “Er is geen geld te verdienen met een vismijn. Dat is ook de reden waarom de visveilingen vroeger allemaal overheidsbedrijven waren. Als onze vismijnen niet evolueren of een meerwaarde gaan realiseren, zullen we nooit wat verdienen.”

Verlanglijstje

Toch gingen ZV en VO de voorbije jaren al op zoek naar meerwaarde. “Dankzij het internet hebben wij de neerwaartse spiraal kunnen doorbreken,” vertelt Van de Steene van ZV. Klanten kunnen zo namelijk op afstand kopen. Zo’n 70 % van de in Zeebrugge geveilde vis wordt nu aangekocht door Nederlandse, Franse en Britse handelaars, en er zijn contacten met Spanjaarden. “Daardoor hebben we de troef van de betere prijszetting en blijven onze reders de thuishaven trouw. Bovendien halen we nu 10 % van onze omzet uit de aanvoer van niet-Vlaamse vissers die hun vis hierheen sturen,” aldus Van de Steene. Dat is mogelijk sinds ZV begin jaren negentig een logistiek netwerk opzette waardoor vissers in buitenlandse havens dichter bij de visgronden kunnen aanmeren en hun lading per vrachtwagen naar de Vlaamse veiling vervoeren.

VO koos voor een andere tactiek: de vismijn werd een zelfstandig stadsbedrijf dat de veiling moest reanimeren. Al wilde ook Oostende zijn verdwaalde reders weer aantrekken. “Er wordt veel gefantaseerd over de manier waarop we de vissers terughaalden,” lacht schepen Miroir. “We hebben de reders niet teruggelokt met financiële middelen die andere veilingen niet hebben. Wel hebben we onze commissie laten zakken tot 6 %, hetzelfde tarief als in de meeste Nederlandse vismijnen.” Intussen ging de vismijn allianties aan met een aantal Nederlandse veilingen, zodat kopen en verkopen ook in Oostende mogelijk is.

Op 17 maart vertrekt het ZV op prospectie naar China, samen met een delegatie van de haven en enkele visbedrijven. Ze hopen een logistieke keten uit te bouwen voor de vele Aziatische visproducten die aankomen in Zeebrugge. Ze willen het lossen van de containers organiseren, de inhoud stockeren en mogelijk opnieuw verpakken en leveren aan klanten. Met die service zal de veiling zich gedeeltelijk bezighouden. Op die manier wil ZV niet alleen zijn klanten tegemoetkomen, maar ook zijn personeel. De bijkomende diensten kunnen namelijk alleen worden aangeboden als de veiling een automatische vissorteermachine ter waarde van 2,5 miljoen euro aankoopt. “Machines vervangen mensen, maar wij proberen de mensen die we nu tewerkstellen te behouden,” zegt Van de Steene. “Daarom zoeken we naar nevenactiviteiten, want wij zien onszelf nog steeds als een dienstverlener.”

Wie van de drie

Beide vismijnen bekampen de buitenlandse veilingen meer dan ooit om hun bestaansrecht te verzekeren, maar ook onderling is de strijd bits. Ze laten geen kans onbenut om elkaar onder de gordel te raken. “Er gaat inderdaad veel energie verloren aan de concurrentie tussen de Vlaamse mijnen,” geeft Miroir toe. “En het zijn uiteindelijk de reders die ervan profiteren.” Dat werd nog maar eens duidelijk toen de Purusgarnaalvissers – Purus is een kwaliteitslabel – eind vorige zomer de Zeebrugse Visveiling in de steek lieten, omdat het bedrijf zich naar eigen zeggen absoluut wilde houden aan een richtlijn van het ministerie van Landbouw. Die legt een veilplicht op. De aanvoerders van de Purusgarnalen trokken naar de veiling van Oostende, waar ze hun product niet hoefden te veilen omdat er volgens VO geen nationale veilplicht bestaat. Iedere gemeente zou die regel vrij mogen opleggen.

Waarom zoveel energie verspillen in het beconcurreren van elkaar? De rationele oplossing ligt voor de hand: op termijn slechts één vismijn overhouden aan de Belgische kust. Het quotaprobleem zou volgens de visveilingen zelf gedeeltelijk van de baan zijn wanneer ze de vangst niet langer moeten verdelen over drie veilingen. Bovendien zullen klanten sneller geneigd zijn naar de Belgische veiling af te zakken omdat ze niet langer met amper half gevulde vrachtwagens weer moeten vertrekken. Maar dat idee wordt in Zeebrugge allesbehalve op applaus onthaald, niet toevallig omdat meestal Oostende wordt genoemd als enige overblijver. “Dan is het gedaan met de visserij in ons land,” zegt Van de Steene, die denkt aan alle investeringen die ZV deed om de Vlaamse vissersvloot naar Zeebrugge te halen. Toch was ZV in het verleden al vragende partij voor een alliantie met de Oostendse vismijn.

VO reageert enthousiaster op een samensmelting. Maar ook verschillende binnen- en buitenlandse visveilingen en privébedrijven toonden interesse in VO. Het gemeentebedrijf houdt de vissersboot nog even af. “Momenteel onderzoeken we de mogelijkheden met de nodige achterdocht,” zegt Miroir. “Velen denken dat ze Vismijn Oostende voor een appel en een ei kunnen opkopen, maar wij plannen 2007 af te sluiten met winst, dus gaan we de veiling niet zomaar weggeven nu hij begint te groeien. Het is wel mogelijk dat de vismijn op termijn volledig zelfstandig wordt als geïnteresseerden voldoende geld op tafel leggen.”

EXTRA INFORMATIE OP WWW.TRENDS.BE

Het artikel ‘Is er iets aan het rotten in de ‘staat Oostende’?’ (Trends, 5 oktober 2006).

Sjoukje Smedts sjoukje.smedts@trends.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content