‘Bij de Franstaligen botsen we op een ideologisch front’

De Franstalige partijvoorzitters zijn “niet moedig”. De Vlaamse partijen daarentegen zijn “eensgezind over de algemene principes”. Voka-voorzitter Luc De Bruyckere evalueert de ontmoetingen van de Vlaamse bedrijfsleiders met Franstalige en Vlaamse toppolitici. Wat hem het meest stoort, is het immobilisme. “Men is niet bereid de juiste keuzes te maken en de dingen bij naam te noemen.”

Ontluisterend, hallucinant, surrealistisch. De Vlaamse bedrijfsleiders kwamen adjectieven te kort om hun gevoelens te vertolken na de ontmoeting half april met de Franstalige partijvoorzitters. Daar bleek nog maar eens dat de standpunten tussen Vlamingen en Franstaligen over thema’s als staatshervorming, financieringswet of arbeidsmarktbeleid mijlenver, om niet te zeggen lichtjaren, van elkaar verwijderd zijn. PS-voorzitter Elio Di Rupo zei vorige week nog eens neen op een voorstel van nieuwe financieringswet dat CD&V-voorzitter Wouter Beke had uitgedokterd.

“Dat deelstaten financieel verantwoordelijk moeten worden, is voor ons vanzelfsprekend”, zegt Voka-voorzitter Luc De Bruyckere. “Hetzelfde geldt voor de splitsing van de werkloosheidsverzekering. De federale overheid moet de conjuncturele werkloosheid aanpakken, de deelstaten moeten de structurele werkloosheid bestrijden. Maar dat zien de Franstalige partijvoorzitters niet zitten. Ze geloven niet in de toegevoegde waarde van wat Vlaanderen vraagt. Ik wou weten wat hun argumenten zijn. Maar die hebben we niet gekregen.”

LUC DE BRUYCKERE. “Ze vonden dat de Vlaamse media hun standpunt onvoldoende vertolkten en ze wilden praten zonder die filter. Het gesprek was verhelderend. We stelden vast dat we het over niets eens waren. De Franstaligen zijn niet moedig. Ze hebben onvoldoende zelfvertrouwen om zelf iets te doen.

“Ze komen met positieve verklaringen over het Waalse marshallplan en wijzen erop dat ze belangrijke internationale bedrijven naar Wallonië hebben gehaald, zoals Microsoft en Google. Ik misken dat niet, maar veel is te danken aan de Europese steun die Wallonië krijgt. Er is een groot verschil tussen hun discours en de realiteit.”

Wat vinden zij van de Vlaamse vraag om de deelstaten financieel verantwoordelijk te maken?

DE BRUYCKERE. “Ze gebruiken dezelfde termen, maar verstaan daar iets anders onder. Ze zijn akkoord om de deelstaten verantwoordelijk te maken, maar enkel voor de uitgaven, niet voor de inkomsten. Ze benadrukken vooral dat Wallonië niet mag verarmen. Ze willen extra geld voor Brussel en de federale overheid sterker maken. ‘En wat met Vlaanderen?’ vraag ik dan. Mag Vlaanderen wel verarmen? Moeten wij het allemaal betalen? Waarna een van de medewerkers zijn Franstalige partijvoorzitter influistert: il faut changer le discours.”

Op dat moment kreeg het gesprek een hallucinant karakter, zei een van de Vlaamse bedrijfsleiders.

DE BRUYCKERE. “De Franstalige partijvoorzitters hadden zich goed voorbereid. Milquet had 22 slides met 15 regels per slide mee over het arbeidsmarktbeleid. Naast elke lijn stond een bedrag: nu eens 100.000 euro, dan weer 200.000 euro. Al die bedragen zouden naar de regio’s worden overgeheveld, tenminste in de perceptie. De federale regering zou overal een vinger in de pap te brokken krijgen. Dan zijn we nerveus geworden. We hebben duidelijk gemaakt dat we niet geïnteresseerd waren in bedragen, wel in een visie. En die heb ik daar niet gehoord. Jean-Michel Javaux van Ecolo maakte nog de beste indruk.

“Toen werd duidelijk hoe ver we van elkaar staan: de onderkant van wat Vlaanderen vraagt, is ver verwijderd van de bovenkant van wat de Franstaligen willen geven. Hoe moet je op die manier een akkoord bereiken? Di Rupo heeft achteraf gezegd: Les patrons flamands ne comprennent rien de la politique.”

U hebt een aantal weken later met Waals minister-president Rudy Demotte gesproken. Hoe is dat gesprek verlopen?

DE BRUYCKERE. “Demotte is pragmatischer in zijn stellingnames en spreekt als een minister-president. Di Rupo is als partijvoorzitter ideologischer. Demotte staat wel open voor een responsabilisering van Wallonië in het arbeidsmarktbeleid. Hij zoekt samenwerking tussen gewesten, hij wil iets doen aan het activeringsbeleid,… Maar hij zegt ook: wacht nog even. Wij zijn goed bezig en hebben het Vlaamse geld nog nodig.

“We hebben ook gewezen op de perversiteiten in de financieringswet waarbij deelstaten die beter doen minder krijgen en omgekeerd. Daar zijn we het over eens, maar Demotte ontwijkt het debat. Als we als Vlaamse ondernemers pleiten voor een herziening van de financieringswet, krijg je snel als antwoord dat de sociale zekerheid niet in gevaar kan komen. Maar de financieringswet is maar goed voor 25 procent van de transfers, de sociale zekerheid valt daarbuiten.”

Was het gesprek met de Vlaamse partijvoorzitters een verademing?

DE BRUYCKERE. “Het was een andere toon. Wij wilden met de Vlaamse partijvoorzitters over de sociaaleconomische agenda praten. Ik heb een grote convergentie gemerkt als het over de principes ging. Zo zijn alle Vlaamse partijen het erover eens om de arbeidsmarkt te regionaliseren. Dat geldt ook voor de responsabilisering van de deelstaten. We hebben ook gemerkt dat er een consensus is over een evaluatie van het indexsysteem. En ten slotte is iedereen er zich van bewust dat we het vergrijzingsprobleem maar kunnen oplossen door langer te werken. Als we het over het arbeidsmarktbeleid hebben, zijn er natuurlijk verschillen tussen enerzijds N-VA, CD&V, Open Vld en anderzijds sp.a en Groen!. En over het energiebeleid zijn er grote meningsverschillen. Maar bij de Franstaligen botsen we op een ideologisch front.”

Hoe raken we hieruit? Kunnen bedrijfsleiders wijzen op de ernst van de situatie? Zoals Bert De Graeve die een vertrek van Bekaert uit België niet uitsluit?

DE BRUYCKERE. “De noodkreet van Bert De Graeve is de logische consequentie van de patstelling waarin we ons bevinden. Vakbonden noemen hem een crimineel, maar Bert is geen nestbevuiler, hij heeft gelijk. Hij geeft aan dat we nood hebben aan een duidelijke visie op de industriële toekomst, en een beleid dat ondernemingen ondersteunt en stimuleert, in plaats van hen af te remmen. Als dat er niet komt, is het gevaar reëel dat investeerders hun heil elders zoeken. Vandaar ons pleidooi voor een toekomstgericht industrieel beleid in Vlaanderen en voor daadkrachtige socio-economische hervormingen.

“Wij gaan ook met de Waalse werkgevers praten. Ik heb al een voorzet gegeven in een interview met Le Vif: ‘ Patrons wallons, il faut sortir du bois‘. Dat kan druk zetten op de Franstalige partijvoorzitters. Zo kunnen we misschien tot een coalition of the brave komen en een klimaat van vertrouwen scheppen om moeilijke beslissingen te nemen. Maar aan de principes die Voka hanteert, zal niets veranderen: er is nood aan financiële responsabilisering, de arbeidsmarkt moet geregionaliseerd en hervormd worden, en de vergrijzing moet aangepakt worden. Wij hebben fiches geschreven voor alle onderhandelaars, onze standpunten zijn bekend (zie kader Van gelijk hebben tot gelijk krijgen).

België kan dit jaar wellicht fraaie groeicijfers van meer dan 2 procent voorleggen. Politici relativeren daarmee de ernst van de situatie.

DE BRUYCKERE. “Dat is een gevaarlijk discours. Net zoals het pleidooi om een slecht regeerakkoord te sluiten en op basis daarvan een beleid te voeren. België doet het goed omdat Duitsland het goed doet. Maar er is nood aan structurele maatregelen en die hebben we in het verleden altijd onder druk van het buitenland of Europa moeten nemen. Endogeen kunnen we geen beslissingen nemen. Het zit in onze genen.”

Is dit dan een typisch Belgisch probleem?

DE BRUYCKERE. “We moeten ons dringend herpakken, op elk niveau en dus ook in Vlaanderen. Er wordt eindelijk werk gemaakt van een eenvoudiger en sneller vergunningenbeleid. Maar er is nog altijd te veel regelneverij. De Vlamingen zijn de nieuwe jakobijnen geworden. Ik merk tegelijk een soort van softheid in de besluitvorming.”

Wat bedoelt u daarmee?

DE BRUYCKERE. “We zijn niet bereid keuzes te maken en de dingen bij naam te noemen. We hebben een uitstekend onderwijs en de zorgverstrekking behoort tot de beste van de wereld. Maar onderzoeken van de OESO tonen aan dat het niveau van beide daalt. En als de neergang is ingezet, is het moeilijker om het tij te keren. De loonkosten zijn te hoog, het Generatiepact is onvoldoende. Hier moeten ook de bedrijfsleiders hun verantwoordelijkheid nemen en we moeten bereid zijn om over alles te praten. Ik pleit ook voor een verandering van ons sociaal overlegmodel.”

Wat voor verandering?

DE BRUYCKERE. “Het kan niet zijn dat er 2012 sociale onderhandelingen worden gevoerd zonder Vlaamse werkgevers. Ik wil niet langer enkel ad hoc geïnformeerd worden door de onderhandelaars. Wij hebben ook bij de werkgevers een copernicaanse revolutie nodig.”

Bent u ontmoedigd door wat u de voorbije maanden hebt gezien, of blijft u combattief?

DE BRUYCKERE. “Ik ben combattief. We staan voor grote uitdagingen. We moeten het werk van de Vlaamse regering evalueren, we moeten het corporatisme van de werkgeversorganisaties verlaten. Als we ons sociaaleconomisch model willen heruitvinden, dan hebben we de energie van iedereen nodig.

ALAIN MOUTON EN JOHAN VAN OVERTVELDT

“Vakbonden noemen hem een crimineel, maar Bert De Graeve is geen nestbevuiler, hij heeft gelijk”

“Wij gaan met de Waalse werkgevers praten. Zo kunnen we misschien tot een coalition of the brave komen”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content