Big business

Danny Reweghs
Danny Reweghs Directeur strategie Trends Beleggen

Beleggen als industrie en groeimarkt : de spaarder wordt een fondsenbelegger. Europa is de aantrekkelijkste regio voor aandelenbeleggingen in ’97.

“Het wordt een goed, maar triest beursjaar 1996. Een stijging door gebrek aan alternatieven. De rente zal laag blijven door de zwakke economische groei.” Dat was de inleiding van de rondetafel van vorig jaar. Het beursjaar ’96 liet zich dus perfect voorspellen.

Een man met zoveel beurservaring als professor Roland Van der Elst stelt het meteen duidelijk : “’97 wordt een stuk moeilijker.” Dat was ook rond de tafel te merken. Beduidend minder eensgezindheid dan het voorgaande jaar. Meningsverschillen genoeg. Gelukkig maar, want wat is er saaier dan een ja-knikkend panel ? Dan kan je alles net zo goed aan één persoon vragen.

Discussies over 1997 als het jaar van geen, een kleine of een grote correctie op de beurzen ; woordenwisselingen over 1997 als het jaar waarin de Amerikanen de emerging markets al dan niet opnieuw ontdekken ; welles-nietesspelletjes over 1997 als het jaar waarin de beleggers van de dure groeiwaarden naar de goedkope, cyclische aandelen switchen, of toch niet. En uiteraard als slagroom op de taart de onvermijdelijke lijstjes, dit jaar tot een “gemotiveerde” tip-5 beperkt. Ook die vallen op door hun grote verscheidenheid.

CASH !. In 1996 is de rente verder blijven dalen, tot een generatielang dieptepunt. Iedereen stelt zich de vraag : gaat die rente zo laag blijven ?

FRITZ MERTENS : Ik zou met betrekking tot de rente toch enige voorzichtigheid aan de dag leggen. Persoonlijk ben ik op mijn hoede, al geef ik onmiddellijk toe dat we een rentestijging van 50 basispunten (0,5 %) best moeten kunnen verdragen. Een beperkte inflatiestijging in Europa mag je zeker niet bij voorbaat uitsluiten.

Wat ongetwijfeld klopt, is dat we in een tijdperk van lage rente zijn aanbeland omwille van een aantal structurele elementen. Ik wil ze toch nog kort even opsommen. De budgettaire orthodoxie van de overheid omdat de zware schuldenlast uit het verleden moet worden afgebouwd, de geringe investeringsneiging van het bedrijfsleven omdat grote uitbreidingsinvesteringen in Europa niet meer nodig zijn, de grote spaarneiging van het publiek omdat ze beseffen voor het eigen pensioen te moeten sparen.

Dat is meteen een interessante analyse. De lage rente is structureel. Wat een triest nieuws voor die ijverig sparende Belg.

ROLAND VAN DER ELST : Ik wil daar meteen op inpikken met de constatering dat er bij ons zowat 3000 miljard frank op spaarboekjes staat. Dat geld zal er tot begin ’97 blijven opstaan, omwille van de getrouwheidspremie. Maar ik denk dat een fles wijn of een blokkendoos dit jaar niet meer zal volstaan om dat geld op het boekje te houden. Het geld zal zijn weg richting aandelenbeleggingsfondsen zoeken en zo de beurs verder stimuleren.

MERTENS : Ik sluit me daarbij volledig aan. De “babyboomers” realiseren zich steeds meer dat ze voor de financiering van het eigen pensioen zullen moeten opdraaien. Als we de trend in de verhouding vraag & aanbod van aandelen bekijken, dan moeten we zeggen dat de vraagkant zich sterk ontwikkelt. Ook al is dat steeds meer geïnstitutionaliseerd. De beurshausse van ’96 mogen we op naam van de institutionelen schrijven.

In Nederland, bijvoorbeeld, hadden institutionele beleggers in 1982 slechts 2,7 % van hun activa in aandelen belegd. Dit jaar is dat tot 26,7 % opgelopen, al hebben koersstijgingen daarin uiteraard een rol gespeeld. Ook in België groeit het besef dat na de oplossing van het begrotingsprobleem een allicht nog groter probleem om een oplossing schreeuwt : het “funden” van de pensioenen. Ons repartitiesysteem is ten dode opgeschreven.

Vermits aandelen op lange termijn in het algemeen gesproken het meest opbrengen, zie ik steeds meer geldmiddelen naar aandelen gaan. We moeten daarvoor trouwens alleen maar kijken naar wat er in de Verenigde Staten op dat vlak allemaal gebeurd is, en nog gebeurt.

De spaarder die belegger zal worden. Beleggen als groeimarkt. Mogen we dat als trend richting 21ste eeuw naar voren schuiven ?

MERTENS : Je mag gerust over een beleggings”industrie” beginnen spreken. Professor Van der Elst heeft de tijd nog meegemaakt dat dit absoluut niet zo was.

VAN DER ELST : Ja, we staan nog maar aan het beginpunt !

ROLAND VANDAMME : Het is een vicieuze cirkel. Omdat de investeringen in de bedrijven laag zijn en ze steeds meer ontslaan, heerst er een grote onzekerheid. Het geld stroomt dan ook niet naar de reële economie, maar wel naar financiële activa. Dat is de paradox van de beurs tegenwoordig : de economie is zwak, maar de beurs is sterker dan ooit.

STEFAN CASTELEYN : De demografie, de afbouw van begrotingstekorten en de stijgende productiviteit zijn allemaal zeer structurele factoren om de lage rente en de toenemende belangstelling voor de beurs te verklaren.

JOHAN DE FRENE : Zowel in de VS als in West-Europa zien we een sterke terugloop van de kredietvraag omdat de grote infrastructuurwerken voorbij zijn. West-Europa heeft geen mammoetinvesteringsprojecten meer nodig. Daarnaast hebben de babyboomers hun grootste uitgaven gedaan en denken aan hun pensioen.

VANDAMME : Dat zijn inderdaad krachten die niet van de ene op de andere dag zullen veranderen. Maar als ik dit zo hoor, gaan er dan in Europa alleen maar beleggingsfondsen overblijven ?

WILFRIED DIERICKX : Ik constateer hier een enorm optimisme aan deze tafel. Enkelen kunnen hun ogen niet geloven. Wat is er fundamenteel veranderd als we de jaren negentig tegenover de jaren tachtig stellen ? We zijn van een hoge naar een lage rente gegaan. 4 à 5 % reële rente in de jaren ’80 deed de welstand duidelijk naar de spaarder verschuiven.

Nu is dat niet langer het geval. Dat stelt een probleem. Niet alleen voor het individu dat aan zijn pensioen denkt, maar ook, en vooral, voor de institutionelen. Hun cliënteel stijgt, het aantal jaren pensioengerechtigdheid klimt gestadig. Voor deze “industrie” want dat woord werd hier zonet gebruikt schept dat enorme problemen.

CASTELEYN : Ik zou zeggen dat dit uitdagingen stelt, geen problemen.

DE FRENE : Je moet het inderdaad positief bekijken !

DIERICKX : Oké, laat ik het dan mooi zeggen : de problemen van de ene zijn de uitdagingen van de andere. Maar ik vind het toch wel kras dat iedereen hier doet alsof conjunctuurschommelingen niet meer bestaan.

Daar wou ik net toe komen. Krijgen we dan ook in ’97 geen echt economisch herstel te zien in Europa ? Is de inflatie, die een rentestijging kan veroorzaken, dan dood ?

VAN DER ELST : De conjunctuur in Europa is enorm zwak en ik zie absoluut geen aanwijzingen hoe we dit jaar een sterke verbetering zullen te zien krijgen. Een economische “boom” acht ik uitgesloten. Maar ik zou toch nog wat willen toevoegen aangaande die zogenaamd “historisch” lage rente.

In mijn cursus gaat de eerste les over de rente en in het pakket zit een grafiek van de Amerikaanse langetermijnrente. Wel, de 6 % van nu is niet abnormaal laag. Omgekeerd, we komen uit een uitzonderlijke periode. Die 12 à 14 %, diè was abnormaal. Bovendien heb je nog steeds een stuk reële rente zodat ik niet inzie waarom de rente niet laag zou kunnen blijven.

DIERICKX : Er zijn ook pessimisten die voor ’97 een rentestijging van 1,5 % in de VS voorspellen. Bovendien zijn de prognoses van de Europese Commissie voor de Europese groei toch niet zo slecht.

CASTELEYN : 2 % groei zal al een ongelooflijk succes zijn !

LUC VAN HEDEN : Het feit dat het economische beeld in de jaren ’90 anders is dan in de jaren ’80 heeft ook te maken met de vaststelling dat de conjunctuurcycli in de wereld nu haast volledig asynchroon zijn verlopen. Als er in de VS een “boom” is, dan is de groei in Europa zwak en zit Japan in een recessie. Het globale beeld is er dan zeker geen van een grote groeiversnelling.

Ik houd anderzijds toch niet van het hier ontwikkelde doemdenken voor de Europese economieën. In elke periode van recessie of slabakkende economie weet men niet waar de herleving vandaan moet komen. Het blijkt hier duidelijk dat dit nu niet anders is. De spaarquote is in België nog nooit zo hoog geweest. Men zal toch eens aan die vervangingsaankopen moeten gaan denken : die oude koelkast of die versleten wagen zijn eens aan vernieuwing toe.

DE FRENE : Ik vind dat toch ook. 3000 miljard frank op spaarboekjes. Een stuk daarvan kan gerust naar de reële economie vloeien, eens het consumentenvertrouwen klassiek een grote onbekende weer toeneemt.

MERTENS : Vergeet het werkloosheidsprobleem niet en de psychologische impact. Volgens mij zitten we niet in een omgeving voor een brutale groeiversnelling. De consument is volledig afwezig en we moeten ons geen illusies maken zolang de hoge werkloosheid de onzekerheid voedt.

Structureel lage rente, steeds meer in aandelen beleggen. De beurshausse is dus nog niet gedaan. De Dow Jones dan maar richting 10.000 punten of ontwikkelt er zich een “zeepbel” zoals Greenspan beweert ?

MERTENS : Een zeepbel op Wall Street ? De vraag wordt gesteld. Echt zwart zie ik de situatie niet in, net omwille van die structurele factoren. Wat uiteraard niet uitsluit dat een beperkte correctie tot de mogelijkheden behoort.

VAN HEDEN : De Amerikaanse beurs is een dure beurs, maar niet exorbitant duur. Ik geloof dan ook niet in een doemscenario, in een crashscenario. Wel is het zo dat de forse stijging van ’96 op basis van de situatie op het rentefront niet te verantwoorden valt.

De rente is immers gestegen in vergelijking met eind ’95. De bedrijfswinsten over de eerste drie kwartalen zijn 7,5 % gestegen. Tegenover die beide factoren staat een klim van de Dow Jones van meer dan 25 %.

DE FRENE : Wall Street staat toch wel erg hoog gewaardeerd. Dit ondanks een toch wel afnemende stijging van de bedrijfswinsten. Ik ben dan ook zeer voorzichtig ten aanzien van de Amerikaanse beurs. Zelden week de waardering zo ver af van de bedrijfsresultaten, die in een neerwaartse tendens zitten. Dat kan best een correctie inluiden.

CASTELEYN : Ik denk dat de groei in de VS zal vertragen, met als gevolg dat de rente er laag zal blijven. In dat scenario zie ik geen aanleiding tot een serieuze correctie. Wall Street moet volgens mij niet dalen. Een terugval, zoals in juli ’96, kan uiteraard wel, maar dat is natuurlijk niet dramatisch.

DIERICKX : De Amerikaanse gezinnen hebben zich zwaar in de schulden gestoken. Iedereen voelt zich rijk als de beurs hoog staat. Het is statistisch bewezen dat als Wall Street stijgt, de omzetten in de grootwarenhuizen van New York toenemen.

Men gaat hier trouwens uit van een statische benadering van de beurs. Dat klopt niet, ze is dynamisch. Daarmee wil ik zeggen dat als de koersen dalen, het aantal kopers ook daalt en als de koersen stijgen, neemt ook het aantal kopers toe. Net zoals eind jaren twintig wordt er veel op krediet gekocht. Want wie opties en klikfondsen ontleedt, merkt dat het kredietvormen zijn. Producten gebaseerd op het vertrouwen dat het niet kan dalen.

Een crash is dus best mogelijk en dan hopen we allemaal op een crash zoals op 21 oktober ’87 : 25 % eraf en dan maar kopen, kopen, kopen.

VANDAMME : Mijnheer Dierickx, daar wacht ik niet op !

VAN DER ELST : Ik volg wel de rol van de psychologie. Wie door de recente stijging van 20 naar 50 miljoen is gegaan, voelt zich 50 miljoen rijk. Als de waarde dan tot 45 miljoen terugvalt, gaat men langs de kassa passeren. En dan gaat het van 45 naar 40 miljoen en zijn er weer anderen die nog absoluut met winst willen verkopen. Op die manier ga je op dezelfde manier naar beneden als je naar boven bent gegaan. Een correctie van 6500 punten nu, tot 5500 punten ergens in ’97 sluit ik niet uit.

CASTELEYN : Als er een crash komt, dan is het een verwachte crash. Want hoevelen hebben hem al niet aangekondigd en zitten er al maanden op te wachten ?

MERTENS : Dat laatste klopt. Heel wat traders wachten sinds afgelopen lente op een ernstige terugval. Men is er niet “full speed” ingevlogen in ’96. De voorzichtigheid, de beredeneerdheid van vele mensen verhindert volgens mij de verwachting van een zware correctie.

DIERICKX : Het Comité van Basel stelt het onomwonden : de banksector weet hoegenaamd niet hoeveel risico’s ze met derivaten loopt. En de besmettelijkheid van een eventuele crash is nu tien keer groter dan in de jaren ’30.

CASTELEYN : Maar de bedrijven zijn nu een stuk productiever, competenter dan toen. U schetst een toch wel bijzonder pessimistisch scenario !

DIERICKX : Niet alleen particulieren, maar ook institutionelen zijn door die nieuwe producten besmet.

MERTENS : Ho maar, derivaten werken in beide richtingen. Een aantal mensen gebruikt ze om “short” te gaan.

VAN DER ELST : Als we verder doordenken, dan wordt het een ramp. In zo’n doemscenario is inflatie de enige oplossing !

VAN HEDEN : Ja, wie in een dergelijk scenario gelooft ik absoluut niet moet maar goud, kunst, diamant beginnen kopen, of misschien zelfs… postzegels !

Een welles-nietesspelletje rond een (zware) correctie. Concreet, bevelen jullie klanten nog aan om, bijvoorbeeld, een Amerikafonds te kopen ?

DE FRENE : Niet meer algemeen, er is ongetwijfeld beter te koop. Enkel nog een paar individuele aandelen.

CASTELEYN : Er zijn betere alternatieven.

VAN DER ELST : Ik hoor toch maar weinig enthousiasme om over de grote plas te gaan beleggen.

Maar Europeanen zijn al minstens achttien maanden onderwogen dus eerder negatief voor Wall Street. Maar geen enkele belangrijke beurs in de wereld doet beter.

MERTENS : Een rake opmerking. Sinds een tweetal jaar zijn de Europese fondsen zwaar onderwogen. Maar het omgekeerde is ook waar, de Amerikanen zijn zwaar onderwogen in Europa. Als dat beeld zou keren, dan kan het hier snel hoger gaan.

VAN DER ELST : Het is een argument om geen crash, maar een correctie in het vooruitzicht te stellen. Want er staat nogal wat kapitaal langs de zijlijn te wachten op 10 à 15 %-lagere koersen om dan onmiddellijk te kunnen kopen.

Logische vraag : als Wall Street voor ’97 niet “the place to be” is, waar moeten we dan wel zijn ? Wie is voorstander van het achtergebleven Japan ?

DE FRENE : Ik geloof wel in de herstelkansen van de Japanse beurs. De economie vertoont tekenen van beterschap. Het consumentenvertrouwen neemt toe en dat zal de beurs van Tokyo in ’97 een duw in de rug geven.

MERTENS : De Japanners zelf zijn niet zo “aandelen-minded” op dit moment.

VANDAMME : Te veel Japanners hebben hun vingers verbrand. Als ze risico’s willen nemen, zullen ze iets anders doen dan Japanse aandelen kopen.

DE FRENE : Maar als de Japanners opnieuw willen gaan beleggen, zullen ze dat op de eerste plaats toch in eigen land doen.

VANDAMME : Ik geloof in elk geval niet in de Japanse beurs.

VAN DER ELST : Ik moet niets Japans hebben. Trouwens al tien jaar niet en nu ook niet.

CASTELEYN : Ik denk ook niet dat Japan het dit jaar goed zal doen, maar ik heb wèl opnieuw vertrouwen in de groeilanden. Die zijn volgens mij aan herontdekking toe. Na een periode waarin de groei, omwille van inflatiebestrijding, is afgenomen, zien we bijvoorbeeld dat de economie in China weer aantrekt. Ik denk dat de Amerikanen er opnieuw zullen opduiken.

Wie gaat mee in de redenering van Stefan Casteleyn om dit jaar weer meer exotisch te gaan beleggen ?

DIERICKX : Wat met het politiek risico ?

CASTELEYN : Dat risico zit al in de koersen. De huidige koersen houden daar zelfs té veel rekening mee. Na de euforie van ’93 zitten we nu in een psychologische depressie ten aanzien van die markten. Dat heeft ook met de geweldige performance van de Amerikaanse beurs te maken. Als de hausse op Wall Street stilvalt, verwacht ik een comeback van de emerging markets.

MERTENS : Er is toch wel het probleem van het verwerken van die euforie en de daaropvolgende kater. Vele beleggers likken nog steeds hun wonden. Het potentieel is aanwezig, dat is duidelijk. Maar we beperken ons geringe engagement tot Zuidoost-Azië.

DE FRENE : Binnen de categorie van de groeilanden wil ik opmerken dat Oost-Europa het afgelopen jaar uitstekend heeft gedaan. Onder meer Polen en Hongarije hebben forse stijgingen laten zien. Volgens mij is het daar nog niet afgelopen. De koerswinstverhoudingen (k/w’s) zijn nog relatief laag, de inflatie daalt en de bedrijfswinsten stijgen door productiviteitsverbeteringen.

DIERICKX : Maar kan de particulier dat allemaal wel kopen ? Bovendien zijn de meeste beurskapitalisaties veel te klein. Ik blijf bij mijn standpunt dat je de emerging markets via de westerse multinationals moet bespelen. Die zullen er trouwens een stuk beter investeren dan die jonge analist die er door de grote effectenhuizen wordt gedropt.

VAN DER ELST : Ik ben het eens met de stelling dat Oost-Europa binnen het blok groeilanden de meeste kansen biedt. Maar ook ik heb afgeleerd om zomaar in emerging markets te beleggen. Ik zou toch ook eerder naar multinationals als Coca-Cola kijken. Want bij die groeilanden gaat die grote groei steeds gepaard met hoge inflatie en rente die de stijging op korte termijn afremt. Ik koop dan liever Coca-Cola, maar momenteel tegen 15 à 20 % lagere koersen.

CASTELEYN : Het punt is dat die, voornamelijk Amerikaanse, multinationals zo duur zijn. Coca-Cola noteert aan een koerswinstverhouding van meer dan 35 !

VAN DER ELST : Ik vraag me trouwens af of we in de groeilanden geen grotere daling gaan zien als Wall Street 10 à 15 % naar beneden duikt. Die mensen zullen dan ook eens meemaken wat een crash is.

VANDAMME : Als de beurs in één keer in elkaar klapt, dan gaan de Amerikanen niks doen. We krijgen dan een schrikreactie.

MERTENS : Volledig correct. Een belegger gaat zijn risicoprofiel in zo’n geval zeker niet verhogen.

VAN HEDEN : Als de Amerikaan bang wordt van zijn eigen aandelen, dan gaat hij niet elders beleggen. Hij zal dan gewoon terug in liquiditeiten gaan.

CASTELEYN : Maar Coca-Cola kan ook een à twee jaar blijven kwakkelen en dan zal men volgens mij wel rechtstreeks in de emerging markets gaan beleggen. Men moet toch een beetje oog hebben voor opportuniteiten !

VANDAMME : Als de Amerikaanse beurs stabiliseert, dan is de kans door de toenemende belangrijkheid van beleggingsfondsen groter dat er meer geld naar ginder gaat. Als de Amerikaanse particulier moet beslissen om in de emerging markets te beleggen, dan zal het niet gebeuren.

MERTENS : Typisch bij het eind van het jaar zoals wij hier nu doen komen de beleggingscomités van de fondsen bij elkaar om te zien wat ze volgend jaar gaan doen. Het is wachten op het stilvallen van een hausse of bij gebrek aan ideeën dat zo’n comité beslist om elders te gaan.

Wat zullen die comités dan beslissen ? Meer ruimte voor Europese aandelen ?

VAN HEDEN : Wij zijn “pro” Europa. De prestaties van de Europese beurzen in ’96 zijn volledig te verklaren door de evolutie van de winsten gecombineerd met de rentedaling. Dat geldt voor heel West-Europa, met uitzondering van Nederland en Italië. Amsterdam is 10 à 15 % te veel gestegen, en Italië is zo’n 15 % omhoog gegaan, terwijl het gerust 40 % had mogen zijn.

Mijn conclusie is dan ook dat de Europese beurzen correct gewaardeerd zijn. Ondanks de stijging van het voorbije jaar zijn ze niet duurder dan eind ’95. Italië heeft volgens mij nog een inhaalbeweging tegoed. Nederland zou ik nog niet als “te mijden” bestempelen omdat de kwaliteit van de beurs zeer hoog ligt.

In Amerika zitten de bedrijven 40 % hoger dan de “top earnings” van ’89, terwijl de Europese ondernemingen nog 25 % onder de piekwinsten van ’89 zitten.

MERTENS : Maar die topwinsten worden pas in het jaar 2000 verwacht.

VAN HEDEN : We zijn vrij optimistisch met betrekking tot de Europese conjunctuur. Naar onze mening zijn substantiële stijgingen van de bedrijfswinsten niet uit te sluiten. De bedrijven presteren nu al meer dan behoorlijk in een omgeving van zeer lage groei. Als de VS boven die piekniveaus uitklimmen, waarom zou Europa dat dan niet kunnen ?

MERTENS : De “challenge” van Europa is inderdaad om de productiviteit te verhogen zoals dat in Amerika is gebeurd. We hebben een aantal struikelblokken te overwinnen, zoals de rigide arbeidsmarkt. Maar ik ga mee in uw analyse dat Europa vooral de beurzen van de sterkemuntlanden een zeer kansrijke regio is voor ’97. Ik zie geen enkele reden om het ver te gaan zoeken, als er dicht bij huis mogelijkheden aanwezig zijn.

De Nederlandse beurs kent inderdaad een overwaardering, maar ik sluit me aan bij het argument dat dit inherent is aan de kwaliteit van de index en de correlatie met de Amerikaanse beurs. Ook de Duitse beurs is bijzonder attractief voor de Amerikanen die naar Europa willen komen. Misschien wordt het Duitse publiek wel wat meer “aandelen-minded” nà de succesvolle introductie van Deutsche Telekom.

VANDAMME : Fritz, je moet daar vlug een klikfonds gaan opstarten !

CASTELEYN : Maar we hebben besproken dat we de lage rente als een structureel fenomeen beschouwen. De Duitser zal dan ook vanzelf meer in aandelen gaan beleggen.

VAN HEDEN : Ik wil hier toch even een positief boompje opzetten over klikfondsen.

VANDAMME : A propos, vanuit marketingstandpunt een “chapeau” voor de banken met hun klikfondsen !

VAN HEDEN : Duitsers, maar ook Belgen en Fransen zijn niet gewend om in aandelen te beleggen. Het klopt inderdaad dat men beter zelf aandelen koopt in plaats van een fonds. Maar dat gaat enkel voor een actieve belegger op. Niet voor mensen die over weinig tijd beschikken om zich ermee bezig te houden. In aandelen beleggen is een tijdrovende bezigheid. Vandaar het nut van klikfondsen.

VANDAMME : Maar er zijn van langs om meer werklozen die daarvoor hun tijd kunnen nemen !

VAN HEDEN : Beleggingsbladen zullen dat graag horen !

MERTENS : En de professor kan nog een aantal nieuwe boeken schrijven !

VAN DER ELST : We werken eraan !

MERTENS : Zoals de outperformance van de Brusselse beurs in de jaren tachtig voor een groot stuk door het KB 15, de wet- Cooreman-De Clercq, te verklaren was, hebben de klikfondsen in ’96 dezelfde rol gespeeld. Haast de volledige hausse van de lente is door de klikfondsen gemaakt. Ze hebben het geld van de spaarder opnieuw naar de beurs gebracht.

VANDAMME : Ik zie nog ruimte voor een verlenging van de liquiditeitenhausse en daarin bezit Europa de beste troeven. Ik zou graag zien dat Wall Street stabiliseert of slechts licht beweegt. Indien we toch een knik in de opgaande lijn krijgen, dan krijgen we het effect van een konijn dat plots in het licht kijkt.

VAN DER ELST : Hij is toch goed in beeldspraak !

Geldt dat optimisme met betrekking tot de Europese beurzen ook voor onze eigen, Brusselse beurs ?

VAN DER ELST : Ik heb maar een beperkte studiedienst, maar bij mij is het ook principieel. Men weet toch niet wanneer er een crash gaat komen en daarom ben ik steeds volledig of toch bijna volledig in aandelen belegd. Op de Brusselse beurs zoek ik ondergewaardeerde aandelen en dan moet ik zeggen dat het momenteel zeer moeilijk is om er nog te vinden.

Ik koop sowieso niets met een koerswinstverhouding van 20 en meer. Simpelweg vanuit de redenering : je krijgt maar 5 frank op 100 frank winst. En dat vind ik eenvoudig tè weinig. Er is ons gevraagd om een lijstje met favoriete waarden te maken. Welnu, voor mij was dat een zware klus.

U klinkt een stuk gereserveerder dan een jaar geleden.

VAN DER ELST : Ik zit inderdaad zenuwachtig op mijn stoel. Brussel is niet goedkoop meer en men ziet nu al het thema van het zoeken naar achtergebleven sectoren die dan een inhaalbeweging maken.

CASTELEYN : Zoals de meeste Europese beurzen ben ik van oordeel dat ook de Brusselse beurs nog niet té duur is. Daarin verschil ik van mening met de professor. Ik zou zelfs zeggen dat onze beurs eerder goedkoop is. Een gemiddelde koerswinstverhouding van 13 op basis van de winstschattingen voor ’96 kan je moeilijk duur noemen.

Ik denk dat er nog achtergebleven aandelen te vinden zijn. Daarbij denk ik aan de holdings in hun algemeenheid. De discounts zijn toch zeer groot en volgens mij overdreven. Bijzonder verheugd ben ik over het feit dat de kleine aandelen het in ’96 voor het eerst in de jaren negentig beter hebben gedaan dan de grote aandelen, en mijn vermoeden is dat ’97 daar nog een verlengstuk aan zal breien. Vandaar dat ik drie kleine aandelen in mijn selectie van vijf heb gestopt.

DE FRENE : Ik kan daar nog weinig aan toevoegen. Bij de huidige rentestand is onze beurs correct gewaardeerd.

MERTENS : Mijn optimisme voor de “hard core”-landen van Europa geldt ook voor België, dat ook een sterkemuntland is. Gezien het gewicht van halffabricaten zou de conjunctuur hier zelfs sneller kunnen oppikken dan in, bijvoorbeeld, Duitsland.

DIERICKX : Ik vind een landenbenadering foutief. Dat is maar van ondergeschikt belang. Voor mij is in eerste orde van belang de juiste sectorkeuze te maken.

Welke sectoren ziet u in ’97 en de volgende jaren dan triomferen ?

DIERICKX : Die sectoren waar nog monopolistische posities mogelijk zijn. In de textiel, staal of zware chemie zijn dergelijke mogelijkheden niet meer aanwezig. Wèl, bijvoorbeeld, in de farmacie, de media, entertainment-, informatie- en informaticasector. Bedrijven als Reuters, Intel, Microsoft en Endemol.

In die sectoren moet men de leiders van de markt hebben. Doorgaans zijn ze wereldwijd actief en staan ze in de belangstelling van de institutionele beleggers. Ze mogen momenteel dan al duur zijn, op lange termijn ben je er beter mee af dan met andere beleggingen.

Is dat geen thema voor ’97 : de overstap van de peperdure Coca-Cola’s van deze wereld naar de goedkope, conjunctuurgevoelige aandelen ?

MERTENS : Als we naar de evolutie van de afgelopen twee jaar kijken, dan moeten we gewoon vaststellen dat hetgeen duur was alleen maar duurder is geworden. Duur kan duurder worden, en duurder kan nog duurder worden.

Ik heb een probleem met “deep cyclicals” zoals staalwaarden. Ze zijn enkel interessant om voor een ritje in te beleggen. Het zijn pure “momentum”beleggingen. In Nederland zijn er trouwens een aantal institutionelen die helemaal geen cyclische aandelen ik bedoel daarmee aandelen die winst- en verliesjaren afwisselen in portefeuille willen nemen.

Is het extreme waarderingsverschil tussen een Ahold met een k/w van 24 versus een Hoogovens met een k/w van 7 à 8 niet te hoog opgelopen ?

MERTENS : Dat grote verschil zal mogelijk wel wat gecorrigeerd worden door een inhaalbeweging, maar het blijven beleggingen voor enkele maanden en niet voor jaren. Het levende bewijs is Warren Buffett. Hij toont aan dat je geen cyclicals nodig hebt om prima beleggingsresultaten te realiseren.

VAN DER ELST : Ik houd ook al jaren vol dat ik geen cyclische aandelen moet hebben en financiële waarden koop. Ik stel vast dat dit tot nog toe een zeer juiste strategie is geweest. Arbed heb ik ook nog gehad, maar ik wil dat dus nooit meer hebben. Jamais ! Ik weet wel dat het 7000 frank waard is en binnen enkele jaren misschien 10.000 frank, maar wat heb ik aan die aandelen ?

Je krijgt 150 à 200 frank dividend als het goed gaat en 0 frank als het slecht gaat. Voor de rest zit je maar te wachten om je geld terug te zien. En Arbed is zeker geen uitzondering, maar eerder de regel voor de cyclische aandelen.

DE FRENE : Bewijzen de ongevallen met Heineken en SAP niet dat klassieke groei-aandelen te duur zijn ? Er zullen zich allicht nog wel dergelijke ongevallen voordoen. Ik durf de groeiers nu toch niet meer aanbevelen en richt me op achtergebleven aandelen. Voor groei-aandelen wacht ik op een koersterugval.

VANDAMME : Jamaar, dat wil iedereen !

DE FRENE : Iedereen wil ze goedkoper kopen en dat is een bewijs dat ze duur staan.

VAN HEDEN : Wachten tot na een koersterugval om te kopen ? Die correctie komt er pas nadat de markt precies aan de groei is gaan twijfelen.

MERTENS : Ja, de “falling stars” worden niet onmiddellijk weer door de markt opgepikt. Kijk maar naar Heineken. Dat soort aandelen krijgt een “rerating”.

CASTELEYN : Groeiers, met hun zeer hoge koerswinstverhoudingen, zijn toch wel zeer kwetsbaar geworden. Als ze niet aan de marktverwachtingen voldoen, voltrekt zich een zware koersterugval. Ik denk dat er andere koopjes zijn dan de traditionele groeiwaarden.

VAN DER ELST : Ik hou het op kwaliteit, maar aan lagere koersen.

MERTENS : Maar ik vraag me af, is een koerswinstverhouding van 10 voor ABN AMRO dan te duur ?

VAN DER ELST : Zeker niet !

MERTENS : Ik koop een ABN AMRO. Ik voel me daar zeer goed bij, ook gezien de groeistrategie. De financiële waarden mogen niet afgeschreven worden.

VAN HEDEN : We zitten in Europa met een zeer steile rentecurve. Die was nog nooit zo steil. Dat moet zeer gunstig zijn voor financiële waarden. Het is trouwens volkomen logisch dat de cyclische aandelen het veel minder goed hebben gedaan in de jaren negentig. Ik haal daarvoor opnieuw het asynchroon verloop van de conjunctuurcycli aan. De overcapaciteit op het ene continent werd opgevangen door de ondercapacteit op een ander, en omgekeerd.

Wij zien voor de cyclische aandelen slechts potentieel vanaf de tweede helft van ’97. Voor de eerste maanden van ’97 blijven we bij de groeiaandelen en vooral de financiële waarden.

DANNY REWEGHS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content