beuzelarijen op de beurs

Drie jaar geleden schreef financieel journalist Thierry Debels in ons zusterblad Bizz het artikel ‘Beuzelarijen op de beurs’, een selectie van tien hardnekkige misverstanden over beleggen. Dat overzicht leidde uiteindelijk naar een heuse waslijst van misverstanden, die zopas resulteerde in het ‘Groot lexicon van de beuzelarijen op de beurs’. Trends selecteerde enkele hoogtepunten.

‘Groot lexicon van de beuzelarijen op de beurs’ wordt uitgegeven door Roularta Books.

“Sommigen verwijten me al eens dat ik beleggen minder leuk wil maken,” geeft auteur Thierry Debels toe in het voorwoord van zijn nieuwe boek, het Groot lexicon van de beuzelarijen van de beurs. “Mag beleggen leuk zijn en blijven? Van mij mag dit wel. Maar doe het dan zo. Beleg het grootste deel van uw centen in saaie indexfondsen en reserveer een klein gedeelte om op de beurs te spelen. Beschouw dit laatste als speelgeld of fun money. En bedenk dit. Toen John Cleese de film The Meaning of Life opgenomen had, zou hij achteraf dit verklaard hebben: We wisten niet waar de film over ging en we zouden het nooit weten. Plots dacht ik: dit doe ik nooit meer. Ik wou mijn eigen fouten maken, niet die van een ander.” Trends behoedt u voor onheil in uw beleggingsportefeuille met een exclusieve voorpublicatie.

Aanbeveling

Het aandeel Delhaize werd in de eindejaarslijstjes van 2001 heel vaak getipt als favoriet voor 2002. Toch werd dat jaar ronduit een annus horribilis. De beurskoers kelderde van 60 tot 15 euro. In maart 2003 werd het dieptepunt bereikt met een koers nauwelijks boven de 10 euro. Op dat moment durfde geen enkele analist het aandeel nog aan te raden. Integendeel. Delhaize zou een nieuw Ahold worden en de extreem zware schuldenlast was als een molensteen rond de nek van de zieltogende kruidenier (“Delhaize-obligaties riskeren degradatie tot rommel,” meldde De Tijd). Toch begon net op dat moment de heropstanding. De koers trok op enkele maanden tijd aan tot bijna 40 euro. Merkwaardig is dat analisten het aandeel eind 2003 weer wel durven aan te bevelen. De meesten zien ondanks de verdrievoudiging van de koers ‘nog ruimte voor een verdere stijging’. Delhaize is volgens een andere zelfs nog altijd ‘goedkoop’. Vreemde vogels die analisten. Nog een stuk vreemder is de terminologie. Er zijn in essentie drie mogelijke aanbevelingen: verkopen, houden of kopen. Een Amerikaanse makelaar zette het aandeel in ‘verkopen’. Toen het aandeel ondanks het negatieve advies toch steeg, veranderde de analist zijn advies in ‘houden’. Iemand moet mij toch eens uitleggen hoe je een aandeel kan ‘houden’ dat je daarvoor eerst verkocht hebt. Of houdt de analist er impliciet rekening mee dat niemand zijn advies opvolgt en zijn aandelen dus wijselijk heeft bijgehouden?

Beleggingsclub

Ik heb een aantal boze reacties gekregen toen ik in Bizz schreef dat beleggingsclubs het globaal bekeken minder goed doen dan de index. Particuliere beleggers denken immers graag dat ze met uitzonderlijke talenten behept zijn. Als ze dan nog eens in groep samenkomen en het gerstenat rijkelijk vloeit, vallen alle remmingen weg en wanen de meesten zich de nieuwe Warren Buffett of Peter Lynch. Koel en nuchter wetenschappelijk onderzoek is echter duidelijk: beleggingsclubs mogen dan een sociale functie hebben, uitstekende resultaten neerzetten is er helaas niet bij.

De laatste peiling in dat verband kwam trouwens van de VFB ( nvdr – Vlaamse Federatie van Beleggingsclubs en Beleggers) zelf – een onverdachte bron met andere woorden. De VFB moest toegeven dat de clubs gemiddeld een slechtere return neerzetten dan de Bel20.

Cars

Volgens deskundigen is China het beloofde land. Sommige baronnen raden ons zelfs ten stelligste aan dat we onze kinderen Chinees laten leren. China boekt inderdaad al jaren na elkaar een extreem hoge groei. Als er iets is waar beleggers verzot op zijn, dan is het wel groei. Is de Chinese aandelenmarkt dan the place to be? Paradoxaal genoeg niet. De beursindexen van Shenzen en Sjanghai deden het in 2003 verre van schitterend. Wat is het probleem? In essentie de te hoge waarderingen. Chinese beleggers hebben weinig uitwijkmogelijkheden voor hun geld. Hierdoor zijn de koersen van Chinese aandelen torenhoog opgeblazen. Voeg daar nog eens corruptie en ondoorzichtigheid aan toe en je begrijpt dat China voor beleggers niet onmiddellijk het beloofde land is. Toch is dit blijkbaar een boodschap die niet verkondigd mag worden. Een journalist van Financial Times stelde dan ook dat er een nieuwe ziekte heerste: China Acute Respect Syndrome of cars. Het verschil met sars is dat dit virus niet dodelijk is, enkel hoogst ergerlijk.

Dividend

Voor sommige beleggers is het dividend heilig. Ze maken een denkfout. Dividenden zijn irrelevant voor de waarde van een onderneming. In een wereld zonder imperfecties en belastingen maakt het voor de ondernemingswaarde niets uit of de onderneming een dividend uitkeert of niet. In een wereld met belastingen – spijtig genoeg de onze – is het zelfs zinvoller dat de onderneming géén dividend uitkeert. Toch hechten beleggers zodanig veel belang aan dividenden dat het in een dalende beurs zo’n beetje de laatste strohalm wordt. Ze hebben of krijgen dan een voorkeur voor aandelen die in het verleden altijd een dividend uitgekeerd hebben en, indien mogelijk, deze bovendien elk jaar trouw verhoogd hebben. Beleggers maken hier een extra fout door het dividendgedrag van een onderneming los te koppelen van de omgeving waarin deze onderneming opereert. Dat het vastklampen aan het dividend een verkeerde houding is, blijkt bijvoorbeeld uit de (voor sommige beleggers dan toch) verrassende beslissing van Brederode begin 2003. Voor het eerst in bijna twintig jaar werd het dividend niet met 10 % verhoogd, maar wel nagenoeg gehalveerd! Op dat moment noteerde het aandeel iets meer dan 10 euro. Midden 1999 werd trouwens viermaal zoveel betaald.

Geldillusie

Veel beleggers vinden de rentevergoeding de jongste tijd zo verschrikkelijk laag. Met heimwee denken ze terug aan begin de jaren negentig, toen de rente op kasbons en obligaties met twee cijfers werd geschreven. Ze vergeten wel dat de inflatie toen eveneens een stuk hoger lag dan nu. Beleggers moeten dan ook rekening houden met de reële rente; dit is de nominale rente min de inflatie. Volgens Wade Pollard van HSBC zijn beleggers immers geen uilen: “Ze beseffen dat ze in een economie met een lage inflatie geen hoog nominaal rendement op hun beleggingen mogen verwachten. Je kunt niet tegelijk de voordelen van die lage inflatie hebben én een hoge vergoeding krijgen op je spaargeld.” Pollard heeft een te hoge dunk van beleggers. Sommige beleggers hebben bijvoorbeeld liever een rentevergoeding van 10 % in een omgeving met 8 % inflatie, dan een intrest van 4 % met slechts 1 % inflatie. Daar is onderzoek naar gedaan. Beleggers vallen wel degelijk ten prooi aan de geldillusie. Trouwens, voor alle duidelijkheid: scenario twee is te verkiezen.

Niet alleen beleggers trappen in die val. Ik heb het onlangs nog gelezen in een bestseller over beleggingen. De auteur dacht eveneens met weemoed terug aan de periode toen je met kasbons nog een ‘deftig’ rendement kon halen. De inflatie tijdens die periode is ze voor het gemak wel even vergeten.

Kapitaalgarantie

De kapitaalgarantie bij sommige beleggingsfondsen zorgt ervoor dat je als belegger niet kunt verliezen. Dat is toch een beetje de gangbare redenering en in ieder geval hét verkoopargument waarmee kapitaalgarantiefondsen in 2003 werden verkocht.

Beleggers van (meestal volatiele) beleggingsfondsen krijgen de garantie dat ze na bijvoorbeeld acht jaar hun inleg zeker terugkrijgen. Big deal. Het is uiteraard het grootste deel van hun geld dat opzij werd gezet om een nulcouponobligatie te kopen. Belangrijker is dat de belegger inziet dat hij, in het geval hij enkel zijn inleg terugkrijgt, wel de ‘opportuniteitsopbrengst’ kwijt is. Dit is de opbrengst die gerealiseerd zou zijn na acht jaar bij een belegging aan de risicovrije rentevoet. Dat het mislopen van die opportuniteitsopbrengst geen echt verlies zou zijn, is verkeerd gedacht. Het is evengoed een verlies als een echt ‘out of pocket’-verlies. Alleen wordt het zo niet aangevoeld, maar dat is iets anders. Dat dit opportuniteitsverlies snel kan oplopen, bewijzen de cijfers. Een investering van 10.000 euro en de garantie dat je je inzet na acht jaar terugkrijgt, betekent in dat effectieve geval een verlies van maar liefst 3690 euro. Een snelle berekening met een risicovrije rentevoet van 4 % leert dit.

Return

Welke jaarlijkse return mogen aandelenbeleggers in alle redelijkheid verwachten de komende jaren? Ik heb al de meest waanzinnige cijfers gehoord en gelezen. Welk cijfer heeft u trouwens in gedachten? Eerlijk. Welk getal u ook in gedachten heeft, ik heb wellicht slecht nieuws voor u, behalve indien uw schatting lager dan 9 % was. Alle hogere cijfers zijn meer dan waarschijnlijk te optimistische schattingen. Een studie van Fama en French vond dat de return in de periode 1950-1999 14,8 % was. In de periode 1872-1949 was het maar 8,8 %. Vraag is natuurlijk welke periode de regel is en welke de uitzondering. Beide heren professoren kiezen onmiddellijk voor de laagste return als regel. De reden is dat de bedrijven de laatste 50 jaar ‘maar’ een rendement gehaald hebben van 11,9 %. Het rendement van 14,8 % op de aandelenmarkten ligt dus te hoog om volgehouden te worden, in vergelijking met die 11,9 %. Kortom, als u nog eens een analist een verwacht rendement voor aandelen hoort citeren, trek er dan maar onmiddellijk een aantal percentpunten van af.

Sexy

Sommige bedrijven trekken uit zichzelf meer spontane sollicitaties aan dan andere. Dit zijn de zogeheten sexy bedrijven. Vaak heeft deze aantrekkingskracht niets te maken met de arbeidsvoorwaarden die er gelden. Bij aandelen heb je een gelijkaardig fenomeen. Beleggers houden immers van sexy aandelen. Wellicht is er een grote overlapping met de sexy ondernemingen waarvoor de belegger/werknemer zou willen werken. Terwijl het moeilijk is de vinger te leggen op een verklaring waarom een bedrijf voor sollicitanten nu net sexy is of niet, is dit voor aandelen over het algemeen een stuk makkelijker. Sexy aandelen zijn vaak glamouraandelen. Aandelen die tegen een hoge koers-winstverhouding noteren. Vaak uit de technologie- of biotechsector. Beleggers zijn blijkbaar bereid om een aanzienlijke premie te betalen om dergelijke aandelen in de portefeuille op te nemen. Die exclusieve voorkeur is onterecht. Een goed gediversifieerde portefeuille bevat immers ook aandelen van saaie bedrijven. Om de overleden grootmeester André Kostolany te parafraseren: ik win liever geld op de beurs met aandelen van een bedrijf dat zich bezighoudt met de verwerking van stront, dan dat ik geld verlies met aandelen van een bedrijf dat (tevergeefs) een revolutionair geneesmiddel tegen kanker zoekt. Sexy zijn is toch niet alles.

Verspreking

Guido Ravoet van de Belgische Vereniging van Banken ( BVB) kruiste eind 2003 in opdracht van Het Nieuwsblad de degens met Freya Van den Bossche. De minister voert een strijd tegen de banken. Zo wil ze dat “de mensen dat product krijgen dat het best aan hun behoeften voldoet en niets aangesmeerd krijgen dat ze eigenlijk niet nodig hebben”. Ravoet antwoordde dat je je als consument mondig moet gedragen. “Ook een autoverkoper probeert je zoveel mogelijk opties te verkopen.” Let vooral op het woordje ‘ook’. Bankiers proberen dus, net als autoverkopers, beleggers zoveel mogelijk opties aan te smeren. Nutteloze opties. Opties die ze eigenlijk niet nodig hebben. De belegger moet maar mondiger zijn. Strookt die uitspraak van Ravoet eigenlijk wel met de gedragscode van de BVB? De banken hebben jarenlang geprobeerd om ons wijs te maken dat ze hun klanten niet met fondsen hebben opgezadeld die de beleggers eigenlijk niet wilden. Nu beweert de topman van de Belgische Vereniging van Banken dat dit eigenlijk wel gebeurd is. Maar het was toch allemaal de schuld van de belegger. Hij had maar iets mondiger moeten zijn.

Thierry Debels

“In een wereld met belastingen is het zinvoller dat een onderneming géén dividend uitkeert.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content