Beter doen dan de index

Recentelijk raakte bekend dat de aandelenselectie van de Amerikaanse zusterorganisatie van de VFB van 1998 tot eind 2002 jaarlijks gemiddeld 4,7 % beter presteerde dan de Dow Jones.

De auteur is hoogleraar Economie aan de Universiteit Antwerpen en voorzitter van de Vlaamse Federatie van de Beleggingsclubs en de Beleggers (VFB).

Het afgelopen jaar stonden de kranten vol beursschandalen. De grote indexen dalen nu reeds vier jaar op rij. Nooit gezien. De goede huisvaders vluchten nu in thesauriebeleggingen. De professionelen weten het ook niet meer. De meer ondernemende beleggers worden bestookt met nieuwe oplossingen zoals hedge-funds (vooral niet vertalen als hefboomfondsen) en andere exotische soluties.

De kortetermijnontwikkelingen zijn onrustwekkend, de vooruitzichten niet minder. Maar zijn ze dat niet altijd geweest? Wat moet een particuliere belegger nu doen? Alles verkopen en nooit meer in aandelen beleggen? Het antwoord lijkt nee te zijn als we consistent en voor langere termijn volgens de methode ontwikkeld door NAIC (North American Investor Corporation) beleggen.

Om beter te doen dan de index moet men zijn horizon op vijf jaar willen stellen. De NAIC-beleggingsmethode, ontwikkeld door de Amerikaanse zusterorganisatie van de VFB, behaalde tussen 1952 en 2002 een gemiddelde jaarlijkse return van 14 %. De Dow Jones over dezelfde periode 10 %. Van 1998 tot 2002 behaalde NAIC een return van 5,7 % en de Dow 1 %. Het is een methode vooral aangewezen voor particuliere beleggers. Deze methode berust op vier basisprincipes:

1. Investeer regelmatig en op lange termijn, dit is minimaal vijf jaar. Dat betekent dat men de evaluatie van de resultaten ook over een vijfjarige periode uitvoert. Door expliciet voor een lange beleggingstermijn te kiezen, ontsnapt men aan de kortetermijnlogica van de speculant. Men voorkomt ook dat er frequent verhandeld wordt, en dus (te) grote beurskosten ontstaan.

2. Koop goedkoop en herinvesteer alle dividendinkomens. Op de beurspagina’s van de kranten vindt men meestal de hoogste en de laagste koersen. Binnen éénzelfde jaar kennen alle beurskoersen grote variaties. In de afwezigheid van noemenswaardig nieuws over de winstontwikkeling of de strategie van een bedrijf varieert de koers van het aandeel om toevallige redenen. Men moet dus geduldig het goedkope aankoopmoment afwachten.

3. Beleg in de aandelen van groeiende bedrijven met bewezen inkomsten. In zijn bekende boek ‘One up on Wall Street’ bespreekt Peter Lynch verschillende soorten aandelen, zoals cyclische (autosector, CMB), turn-rounds ( Philips), trage groeiers (nutsbedrijven zoals Electrabel), die vooral NIET in aanmerking komen als NAIC-belegging. NAIC is alleen geïnteresseerd in bedrijven met een stevige groei in hun opbrengsten gebaseerd op een duidelijke strategie. Zoals Colruyt of Pfizer, om twee voorbeelden te noemen. Zodra men deze bedrijven gevonden heeft, komt het erop aan een goedkoop instapmoment te bepalen en na verloop van tijd het geschikte uitstapmoment – dit is wanneer een overwaardering op het koersblad verschijnt.

4. Diversifieer voldoende met een duidelijk overwicht voor kleine en middelgrote ondernemingen. Typisch spreekt men over: 25 % in grote kapitalisaties, 50 % in de middensoort en 25 % in kleinere bedrijven. Dit is logisch aangezien de kleine en middelgrote kapitalisaties historisch genomen sneller groeien dan de grote aandelen.

Hoe kan men deze goed ogende strategie nu consistent toepassen als privé-persoon? In het maandblad Better Investing van de NAIC wordt elke maand één aandeel voorgesteld dat volgens de NAIC een ” Stock to Study” is dat aan de criteria voldoet. Maandelijks wordt sedert 1952 aldus één aandeel voorgesteld. Bij het vergelijken van de resultaten gaat men ervan uit dat men het aandeel in die maand gekocht heeft en vijf jaar later weer verkocht. Ook in elke Nieuwsbrief van de VFB vindt men een dergelijk aandeel ter studie (zie www.vfb.be).

Als we deze logica volgen, komen we historisch gezien tot ongelooflijk goede resultaten! Tussen 1952 en 2002 behaalde deze methode in de VS een gemiddelde jaarlijkse opbrengst van 14 %. In vergelijking haalde de Dow Jones over dezelfde periode een opbrengst van 10 %.

Indrukwekkend eenvoudig. Veel beleggers hebben terecht schrik van mooie cijfers over lange perioden. Hoe goed was NAIC recentelijk? Maar ook hier is het antwoord op zijn minst indrukwekkend. Als men de twaalf aandelen die in 1996 werden voorgesteld vijf jaar bijhield, had men in 2000 een meerwaarde van 22,1 % (Dow Jones 17,7 %). Van 1997 tot 2001 een opbrengst van 12,8 % (Dow Jones 8,8 %) en na 1998 tot 2002 één van 5,7 % (Dow Jones 1 %).

Het indrukwekkende aan deze methode zijn dus niet alleen de resultaten, maar ook de eenvoud van de toepassing. De “stock to study”-methode kan inderdaad door iedereen toegepast worden. Het is ook een beleggingswijze die weinig transactiekosten met zich brengt en maandelijks een paar uur tijd vergt voor het beheer van uw aandelenportefeuille.

Emiel Van Broekhoven

Het indrukwekkende

aan deze methode zijn niet alleen de resultaten, maar ook de eenvoud

van de toepassing.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content