Bescherm uw vermogen tegen de kinderen

Veel koppels willen dat de langstlevende echtgenoot eigenaar blijft van hun gemeenschappelijk vermogen. Dat kan door een langst-leeft-al-beding op te nemen in het huwelijkscontract. Maar daar maakt u ook de fiscus erg gelukkig mee.

Alain Verbeke is gewoon hoogleraar aan de universiteiten van Leuven en Tilburg. De drie auteurs zijn advocaten in Brussel, gespecialiseerd in estate planning.Er bestaat een oplossing voor het dilemma van Bert en Erna. Daarover leest u volgende week in Trends.

Bert en Erna hebben een loopbaan van bijna veertig jaar achter de rug. Nu zijn ze op pensioen, maar het woord stilzitten komt niet in hun vocabularium voor. Ze reizen van hot naar her, gaan naar lezingen over de geschiedenis van de Lage Landen en kijken naar Sesamstraat met de kinderen van hun kinderen.

Voor Bert en Erna spreekt het vanzelf dat het vermogen dat ze samen hebben opgebouwd, ter beschikking blijft van een van hen wanneer de andere overlijdt. Het vermogen van het koppel moet dan eigendom van de langstlevende blijven. De kinderen, Billy, Willy en Margareta, mogen zich daar niet mee bemoeien. Zij zullen wel erven als beide ouders overleden zijn.

Om aan deze wens tegemoet te komen, is enige vermogensplanning vereist. Als ze niets regelen, zullen de kinderen een behoorlijke vinger in de pap hebben.

Geen huwelijkscontract

Bert en Erna hebben geen huwelijkscontract gemaakt. Dan zijn zij automatisch gehuwd onder het wettelijke stelsel van gemeenschap van aanwinsten. Alles wat zij tijdens het huwelijk hebben verworven via besparingen op hun inkomen, is gemeenschappelijk. Eigen zijn alleen de goederen die ze al bezaten voor het huwelijk. Ook wat ze tijdens het huwelijk hebben geërfd of via een schenking hebben verkregen, is eigen. Als er geen bewijs bestaat dat iets eigen is, geldt het als gemeenschappelijk.

Bij Bert en Erna is alles wat zij bezitten gemeenschappelijk. Dat vermogen bestaat uit een villa in Sint-Martens-Latem, twee auto’s, een beleggingsportefeuille, bankrekeningen en spaarboekjes, en een appartement aan de Belgische kust.

Wanneer bijvoorbeeld Bert overlijdt, gaat de helft van dat vermogen naar Erna. Omdat zij mede-eigenaar is, hoeft zij hierop geen belasting te betalen. De andere helft vormt de nalatenschap van Bert. Daarop hebben Erna en de drie kinderen rechten als erfgenaam volgens het versterf- erfrecht dat van toepassing is als er geen testament is gemaakt. Erna krijgt het vruchtgebruik over de nalatenschap, terwijl de blote eigendom toekomt aan de drie kinderen. Zij hebben elk recht op een derde.

De kinderen zijn samen met Erna mede-eigenaar van alle goederen, ook van de villa waarin Erna al bijna veertig jaar woont en waar de kinderen zijn geboren en opgegroeid. Erna is dus helemaal niet vrij om als enige te beslissen wat ermee moet gebeuren. Als zij de villa wil verkopen om met de opbrengst aan de Coupure in Gent een luxeappartement te kopen, heeft zij de instemming van haar kinderen nodig. Hetzelfde geldt voor het appartement aan de kust, de portefeuille en de wagens. Van al deze goederen is zij immers voor de helft eigenaar in volle eigendom en voor de andere helft heeft zij slechts het vruchtgebruik. Een vruchtgebruiker heeft weliswaar een sterke, maar toch geen onaantastbare positie. Zo kan zij wel alle vruchten en inkomsten opstrijken, maar voor de verkoop van het goed heeft ze de medewerking van de kinderen nodig.

Deze situatie beantwoordt niet aan de behoefte van Bert en Erna om autonoom verder te kunnen beslissen, zonder verantwoording te moeten afleggen aan de kinderen. Een vorm van vermogensplanning is noodzakelijk.

Langst-leeft-al-beding

Met een testament waarin Bert bepaalt dat alles naar Erna gaat, zal het niet lukken. Waarom niet? Omdat de kinderen in het Belgische erfrecht een beschermd of voorbehouden erfdeel hebben (de reserve). Billy, Willy en Margareta hebben elk recht op minstens een kwart in blote eigendom van de nalatenschap van hun vader. Dat is een reservatair erfdeel dat zij altijd kunnen opeisen, wat de overleden ouder dan ook in een testament heeft geschreven.

De planning moet dus proberen het (reservataire) erfrecht te vermijden. Dat kan door de rechten van de langstlevende te regelen binnen het huwelijksvermogensrecht. Dat wordt namelijk toegepast vóór het erfrecht. Het erfrecht geldt vervolgens voor de activa die na toepassing van het huwelijksvermogensrecht in de nalatenschap vallen. Het is dus zaak om het huwelijkscontract zo op te stellen dat alles aan de langstlevende toekomt.

Bert en Erna kunnen een langst-leeft-al-beding (een verblijvingsbeding in het jargon) opnemen in hun huwelijkscontract of een wijzigingsakte. Een wijzigingsakte is een notariële akte die het bestaande huwelijksstelsel aanvult of wijzigt. Het is dus niet omdat Bert en Erna geen huwelijkscontract hebben dat zij geen wijziging kunnen aanbrengen aan het bestaande wettelijk stelsel.

Sinds 1998 zijn de formaliteiten voor een wijzigingsakte heel beperkt. Vroeger was daarvoor de goedkeuring van de rechtbank nodig, nu volstaat een eenvoudige notariële akte. Daarin komen de echtgenoten overeen dat het gemeenschappelijk vermogen bij overlijden van een van de echtgenoten zal worden toebedeeld aan de langstlevende. In plaats van de door de wet voorgeschreven fifty-fifty-verdeling, spreken ze af om een 100-0-verdeling toe te passen. In theorie kunnen ze ook een andere verdeelsleutel overeenkomen.

Als Bert overlijdt, gebeurt de verdeling van het vermogen volgens de regels van die wijzigingsakte. Daarin staat te lezen dat 100 % van het gemeenschappelijk vermogen naar de langstlevende, in ons geval Erna, gaat. In de nalatenschap van Bert valt niets. De kinderen kunnen tegen deze verdeling niets inbrengen. Maar dan moeten er wel enkele voorwaarden zijn vervuld.

Het gemeenschappelijk vermogen moet volledig bestaan uit aanwinsten. Als er in de gemeenschap ook eigen goederen zouden zijn ingebracht door de overleden echtgenoot, dan wordt de verkrijging daarvan door de langstlevende voor de helft beschouwd als een schenking. Daar kunnen de kinderen wel hun reserve laten gelden. Bovendien moeten de kinderen allen voortkomen uit het gemeenschappelijk bed. Noch Erna noch Bert mag dus kinderen uit een andere relatie hebben.

Een dure grap

Als u denkt dat hiermee alles prima geregeld is, kent u de fiscus nog niet. Door het verblijvingsbeding is er geen sprake meer van een belastingvrije aanwas van het vruchtgebruik.

De Vlaamse successierechttarieven zijn in principe dubbel progressief: de tarieven nemen toe in functie van de graad van verwantschap en de grootte van het vermogen. In rechte lijn (tussen ouders en kinderen, groot- ouders en kleinkinderen) en tussen echtgenoten en samenwoners bedragen de tarieven 3 % voor de eerste schijf tot 50.000 euro, 9 % voor de schijf tot 250.000 euro en 27 % voor alles daarboven. Het vermogen wordt gesplitst in roerende en onroerende goederen. Het successierecht wordt berekend per verkrijger. Hoe meer verkrijgers er zijn, hoe minder snel ze in de hoogste schijven terechtkomen. We illustreren dit met een cijfervoorbeeld.

Stel dat Bert overlijdt. Hun netto gemeenschappelijk vermogen bestaat voor 2,5 miljoen euro uit roerende goederen en voor 1,5 miljoen euro uit onroerende goederen. Het koppel liet in het huwelijkscontract een verblijvingsbeding opnemen zodat de langstlevende ongestoord verder kan leven. Bij het overlijden van Bert krijgt Erna alles. De kinderen krijgen niets en betalen dan ook geen successierechten.

De helft van het vermogen erft Erna belastingvrij. De andere helft verkrijgt zij dankzij het huwelijkscontract en niet via het erfrecht. Deze verkrijging wordt evenwel belast. De belasting op de helft van de voormalige gemeenschap bedraagt in ons voorbeeld 444.000 euro. Zonder een verblijvingsbeding zou Erna slechts het vruchtgebruik op die helft hebben verkregen en de kinderen de blote eigendom. De successierechten voor het vruchtgebruik van Erna zouden dan 46.200 euro bedragen. Met de 154.800 euro voor de blote eigendom van de kinderen zou de belasting in totaal op 201.000 euro komen. Een heel pak minder dan 444.000 euro. Dat is logisch, want in de hypothese van het verblijvingsbeding is er slechts één verkrijger in plaats van vier. Dan wordt een veel groter deel van de nalatenschap belast tegen 27 %.

Maar daarmee houdt de fiscale ellende niet op. Het volledige vermogen zit door het verblijvingsbeding in volle eigendom bij Erna. Tenzij zij een intelligente vermogensplanning uitwerkt, zullen Billy, Willy en Margareta het volledige gemeenschappelijk vermogen in volle eigendom vererven. Ze betalen daar een flink bedrag aan successierechten op: 792.000 euro. Zonder het verblijvingsbeding zouden de kinderen bij het overlijden van Erna veel minder betalen: 252.000 euro. Het vruchtgebruik houdt namelijk op te bestaan en wordt belastingvrij aan de blote eigendom van de kinderen toegevoegd. Alleen op de andere helft, die in volle eigendom bij Erna was, betalen de kinderen successierechten.

In de beide gevallen krijgen de kinderen na het overlijden van hun ouders de volle eigendom over het volledige vermogen. Met het verblijvingsbeding is de totale fiscale kostprijs 1.236.000 euro (444.000 euro bij het overlijden van Bert en 792.000 euro bij het overlijden van Erna). Zonder het verblijvingsbeding bedraagt de factuur slechts 453.000 euro (201.000 euro bij het overlijden van Bert en 252.000 euro bij het overlijden van Erna).

Veel echtparen hebben een langst-leeft-al-beding in hun huwelijkscontract. Ze zijn zich er echter niet van bewust dat ze een hoge prijs betalen voor het comfort van de langstlevende echtgenoot. Het verblijvingsbeding van Erna kost 783.000 euro extra.

Alain Nijs Anton van Zantbeek Alain Verbeke

Het huwelijks-vermogensrecht wordt toegepast vóór het erfrecht. Het is dus zaak om het huwelijkscontract zo op te stellen dat alles aan de langstlevende toekomt.

Door het langst-leeft-al-beding vererven de kinderen het volledige gemeenschappelijk vermogen in volle eigendom. Ze betalen daar een flink bedrag aan successierechten op.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content