Bent u zeker van uw job vandaag?

Terwijl de rij werklozen elke dag langer wordt, pronkt premier Guy Verhofstadt met de creatie van 160.000 nieuwe jobs in de voorbije vier jaar. Maar het was niet zijn actieve welvaartsstaat, wel de grillige conjunctuur die de banen schiep. Het beleid zelf bleef bijzonder weinig werkgenegen.

J ean-Luc Dehaene (CD&V) verslikte zich bij de verkiezingen in 1999 in de dioxinekippen. Sneuvelt premier Guy Verhofstadt (VLD) straks door het dalende aantal jobs? Want hoewel het pluimvee het opnieuw zwaar te verduren heeft gehad, draaien deze verkiezingen – of daar zouden ze om moeten gaan – rond de creatie van welvaart en welzijn. En dus: jobs, jobs en nog eens jobs.

Maar een fors stijgende werkloosheid beheerst sinds kort het nieuws: in april werden er 40.000 meer werklozen in vergelijking met een jaar eerder geteld. Meer dan een half miljoen Belgen is op zoek naar werk, ongeveer 20.000 meer dan bij het aantreden van paars-groen. Elf procent van de beroepsbevolking (de mensen op arbeidsleeftijd die willen werken) heeft geen job. Moest Dehaene op een heel ongelukkig moment afrekenen met dioxinekippen, Verhofstadt krijgt op zijn grote examen te maken met een bijzonder nukkige conjunctuur en stijgende werkloosheid. Is ook de premier straks zijn job kwijt?

Actieve welvaartsstaat is mislukt

Verhofstadt lanceerde daarom zijn campagne met een stevige statistiek: paars-groen creëerde in deze legislatuur 160.000 bijkomende arbeidsplaatsen. Het cijfer diende tot bewijs dat de actieve welvaartsstaat werkt – u weet wel, het concept om de sociale zekerheid betaalbaar te houden door meer mensen aan het werk te zetten. Paars-groen kwam aandraven met een lastenverlaging voor bedrijven, een verlaging van de personenbelasting, jongerenbanenplannen, het tijdskrediet en het activeren van werkloosheidsuitkeringen. Zo zouden Verhofstadt & co. meer Belgen aan een baan helpen.

Maar wie de cijfers uitpluist, komt tot de vaststelling dat de actieve welvaartsstaat een fata morgana is en dat de werkgelegenheid een gapende welvaartswonde blijft. Paars-groen zag sinds 2002 het aantal Belgen dat aan de slag is zelfs dalen, terwijl de economie, zij het heel bescheiden, verder groeide.

Het klopt dat de werkgelegenheid de voorbije vier jaar fors is toegenomen. In 1999 kwamen er 55.000 jobs bij, in 2000 zelfs 62.000 en in 2001 nog eens 46.000. Dat zijn 163.000 bijkomende jobs in drie jaar tijd, waarvan 32.000 in de overheidssector. De Belgische economie telde eind 2001 bijna 4,2 miljoen jobs, waarvan ongeveer een miljoen in de overheidssector.

Maar waren deze banen alleen de verdienste van de actieve welvaartsstaat? Neen. Ten eerste zit de werkgelegenheid sinds 1995 in de lift (zie grafiek 1: Dalende werkgelegenheid tijdens Verhofstadt I). Ten tweede, hoe komt het dat er op dit moment jobs verloren gaan, net nu de genomen maatregelen op toerental komen? In 2002 boerde de werkgelegenheid voor het eerst sinds 1994 achteruit: er gingen vorig jaar 6000 banen verloren. Bovendien verwacht zowel de Europese Commissie als de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( Oeso) dat er dit jaar nog eens zo’n 5000 jobs verloren zullen gaan. Als we tellen van halfweg 1999 tot vandaag, zal paars-groen nog ongeveer een goeie 130.000 bijkomende arbeidsplaatsen overhouden.

Het gevolg is dat ook de werkgelegenheidsgraad (het percentage van de bevolking op arbeidsleeftijd dat een job heeft) opnieuw achteruit moest. Op honderd Belgen op arbeidsleeftijd waren er in 2002 ongeveer zestig aan de slag, evenveel als in 1999. Paars-groen noemt een cijfer van bijna 62 dankzij een nieuwe telmethode. De slotsom blijft dat de werkgelegenheidsgraad niet is toegenomen onder paars-groen. België scoort zelfs slechter dan het Europese gemiddelde.

Misschien beperkt het gevoerde beleid de schade en misschien zouden er zonder de genomen maatregelen vandaag nog meer jobs verloren zijn. Maar het effect van de actieve welvaartsstaat op de werkgelegenheid meten is bijna onbegonnen werk. Wellicht is die impact bijzonder beperkt. Toen het economisch goed ging in de eerste jaren van paars-groen (1999-2001) presteerde België inzake werkgelegenheid niet beter dan het Europese gemiddelde. Integendeel zelfs, zo blijkt uit een analyse van de Europese Commissie. België vertrok van een relatief lage werkgelegenheidsgraad, maar wist toch niet meer banen te scheppen dan andere Europese landen, waar de bevolking al in relatief grotere aantallen aan de slag was. Anders gezegd, om de actieve welvaartsstaat een succes te noemen, had paars-groen nog een pak meer jobs moeten creëren. Om de vergelijking met Frankrijk of Nederland te doorstaan, komen we in die periode 80.000 tot 100.000 extra banen tekort. Alleen Griekenland scoort nog slechter.

Eerst groeien, dan werken

Omdat de actieve welvaartsstaat geen fantastische jobmachine blijkt te zijn, is ze ook niet bij machte om het verlies van banen een halt toe te roepen. De evolutie van werkgelegenheid is en blijft op de eerste plaats een conjunctureel gegeven. Niet de regering maar de bedrijven scheppen of schrappen arbeidsplaatsen. Groeit de economie, dan komen er jobs bij; gaat het minder goed, dan sneuvelen er banen.

Dat is de logische vuistregel, maar die regel kent twee belangrijke nuances. Ten eerste: de Belgische economie moet al met ten minste 1 tot 1,5 % groeien voor ze extra banen begint te scheppen. In 2002 bijvoorbeeld was er een groei van 0,7 %, maar gingen er dus 6000 arbeidsplaatsen verloren. Ten tweede: de werkgelegenheid reageert met ongeveer een jaar vertraging op de conjuncturele ontwikkelingen. Het is een klassiek gegeven dat de bedrijven er pas met enige vertraging in slagen om hun productie af te stemmen op de vraag. Daalt de verkoop, dan snoeit een bedrijf niet meteen in de tewerkstelling, met als gevolg dat de productiviteit daalt. Trekt de omzet weer aan, dan werven bedrijven niet meteen aan, maar stijgt de productiviteit. Een dalende productiviteit mondt met een vertraging van een jaar uit in banenverlies, bij een stijgende productiviteit laten nieuwe banen een jaar op zich wachten.

De conjunctuur piekte in de zomer van 2000 (dat jaar groeide de economie met 3,7 %), terwijl de arbeidsmarkt tot halfweg 2001 op volle toeren bleef draaien (zie grafiek 2: Groei nu, werk later). Met als gevolg 58.000 extra banen in 2001, ondanks een groei van maar 0,8 % dat jaar. Vorig jaar kregen we dan de rekening van de matige groei van 2001 gepresenteerd: 6000 jobs weg. Omdat ook 2002 en 2003 zwak zullen presteren qua groei – voor 2003 lopen de verwachtingen uiteen van 0,75 tot 1,2 % groei, met een groot neerwaarts potentieel – zal het banenverlies wellicht doorgaan tot diep in 2004. De conjunctuurindicator van de Nationale Bank suggereert na een zwakke herleving van 2002 een nieuwe dip in de eerste maanden van 2003, die mogelijk dieper duikt dan die van eind 2001. Wil de economie in 2003 nog 1 % groeien, dan moet het herstel in elk geval nakend en stevig zijn.

Deze vertraging impliceert ook dat paars-groen eigenlijk aanspraak moet maken op de jobcreatie tussen half 2000 en half 2004. En dan oogt het rapport veel minder gunstig, want van de 160.000 extra banen blijft dan nog ongeveer de helft over.

Meer werklozen ná dan vóór Verhofstadt I

Maar laten we mild zijn en het houden bij de 160.000 extra jobs onder de regering-Verhofstadt. Die jobs waren meer dan welkom, omdat tussen 1999 en vandaag de beroepsbevolking steeg met 143.000 mensen. De beroepsbevolking dikte trouwens sneller aan dan de bevolking op arbeidsleeftijd in dezelfde periode (+ 63.000). Relatief meer Belgen op arbeidsleeftijd gingen dus op zoek naar een job, en misschien ligt hier wel de grootste verdienste van de actieve welvaartsstaat. Maar ook hier is de toename van de beroepsbevolking al een jaren oude sociologische trend. Vooral onder impuls van de aanhoudend stijgende arbeidsparticipatie van vrouwen, dit jaar nog versterkt door het optrekken van de pensioengerechtigde leeftijd voor vrouwen, groeit de beroepsbevolking gestaag aan. Deze trend zou zich doorzetten tot 2010, waarna de vergrijzing van de bevolking de dominante kracht wordt die de beroepsbevolking van dan af zal afromen.

Aanvankelijk was er onder paars-groen voor deze nieuwelingen op de arbeidsmarkt ook een job, en vonden ook een aantal werklozen een job. Tot in november 2001 werden er meer jobs gecreëerd dan dat er nieuwe mensen hun intrede deden op de arbeidsmarkt, zodat de werkloosheid daalde: van 508.000 (niet- tewerkgestelde werkzoekenden) in 1999 tot 470.000 in 2001. Vandaag echter stijgt de beroepsbevolking verder én gaan er arbeidsplaatsen verloren, zodat de werkloosheid door het gecombineerde effect de hoogte in schiet. In maart waren er al 525.000 werklozen, of 43.000 meer dan in maart 2002. Met als gevolg dat er aan het einde van de legislatuur van paars-groen meer werklozen zijn dan aan het begin.

De berichten over stijgende werkloosheid zullen nog een hele tijd het nieuws halen. Stijgt de beroepsbevolking in 2003 en 2004 telkens met nog eens ongeveer 30.000 mensen (een gemiddelde van de jongste jaren) en daalt de werkgelegenheid in beide jaren zoals verwacht met telkens 5000 jobs, dat komen er in 2003 en 2004 dus telkens 35.000 werklozen bij. Dat wordt een zware erfenis voor de volgende regering.

Lissabon-doelstelling is een schim

De actieve welvaartsstaat heeft de komende jaren dus een flinke duw in de rug nodig om het tij te keren. De lastenverlagingen komen weliswaar nu pas op kruissnelheid, maar het is nog de vraag of ze de gestegen fiscale druk onder paars-groen weten te compenseren. Beliepen de fiscale en parafiscale ontvangsten van de gezamenlijke overheid in 1999 49,6 % van het bruto binnenlands product (BBP), dan eiste de overheid in 2002 weer meer dan de helft van het BBP (50,4 %) op. En het is vooral de totale fiscale druk die van tel is om het remmende effect op de conjunctuur en dus op de jobcreatie te meten. Als er ergens een job wordt gecreëerd dankzij de lastenverlaging, gaat er ergens anders een verloren door de algemeen stijgende belastingdruk.

Maar paars-groen heeft de belastingdruk dus opgevoerd, wat nodig was om de stijgende uitgaven exclusief rentelasten te financieren. Die uitgaven stegen van 43,1 % van het BBP in 1999 tot 44,3 % van het BBP in 2002. De gestegen uitgaven maken ook de ruimte voor verdere lastenverlaging bijzonder beperkt.

Dit fiscale beleid staat haaks op de doelstelling om tegen 2010, zoals afgesproken op de Europese top van Lissabon van 2002, 70 % van de mensen op arbeidsleeftijd aan het werk te hebben, tegenover de 60 % vandaag in België. Dat betekent dat er in België de komende zeven jaar nog ongeveer 650.000 bijkomende mensen aan de slag moeten. Paars-groen schiep gemiddeld 40.000 banen per jaar. Aan dit tempo halen we de Lissabon-doelstelling pas over zestien jaar.

Er zijn momenteel zelfs te weinig werkzoekende werklozen om dit gat van 650.000 extra arbeidsplaatsen op te vullen: ook als er voor elke werkloze een job wordt gevonden, haalt België de 70 % niet. De arbeidsreserve in ruime zin is er nochtans: 2,2 miljoen Belgen zijn tussen 15 en 65 jaar oud maar trekken niet naar de arbeidsmarkt. Ze studeren nog, werken thuis, zijn arbeidsongeschikt of al met pensioen. Het schoentje knelt vooral bij de oudere beroepsbevolking: de 55- tot 64-jarigen. Op honderd Belgen tussen 55 en 64 jaar zijn er welgeteld nog 26 aan het werk en zijn er 0,8 op zoek naar werk. Hun aantal is in dalende lijn: 43 zijn er al gepensioneerd, de rest wil of kan geen betaalde job meer uitoefenen (zie tabel 1: Driekwart van de 55- tot 64-jarigen is inactief).

België scoort hiermee het zwakst in de Europese Unie, waar de gemiddelde werkgelegenheidsgraad van deze groep 40 % bedraagt. Als de actieve welvaartsstaat ergens welkom is, dan is het hier. Maar juist daar blijven de maatregelen uit. Het stelsel van brugpensioen blijft bijvoorbeeld onaantastbaar. Zelfs in de leeftijdscategorie 45 tot 54 jaar is al 12 % met pensioen.

De werkgelegenheidsgraad bij de 55- tot 64-jarigen optrekken tot het Europese gemiddelde van 40 % zou gelijk staan met 230.000 jobs extra en dan zou de Lissabon-doelstelling tenminste al mathematisch haalbaar zijn.

Omdat de bevolking op arbeidsleeftijd snel zal verouderen, zal de spontane trek naar de arbeidsmarkt dalen en de werkgelegenheidsgraad negatief beïnvloed worden. Volgens de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid is bij een ongewijzigd beleid het bereiken van de doelstellingen van Lissabon voor België een hersenschim.

Ze zijn zo duur, meneer

De bedrijven duwen hun dure, oudere werknemers maar wat graag in de zorgzame handen van vadertje Staat. Maar zelfs dan kunnen de bedrijven de stijgende loonkosten niet bijbenen: de toegevoegde waarde stijgt minder snel dan de loonkosten, zodat de productiviteit daalt. En die trend mondt onvermijdelijk uit in banenverlies. De bedrijven zijn de loonkostenrace niet alleen intern aan het verliezen, ook in vergelijking met onze voornaamste handelspartners is de loonfactuur relatief zwaarder geworden. Het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO) becijferde dat tussen 1999 en 2001 de Belgische economie een loonhandicap van 1,7 % opbouwde met het gemiddelde van Nederland, Frankrijk en Duitsland. In de periode 2001-2002 dikte het verschil nog 0,4 % verder aan.

De Nationale Bank produceert vergelijkbaar rekenwerk: tussen 1996 en 2002 bedroeg de stijging van de loonkosten per eenheid product 7,8 %, tegenover 5,7 % in de drie buurlanden. De concurrentiepositie is de jongste jaren dus verslechterd.

Het effect van de stijging van de loonkosten, gezuiverd voor conjuncturele invloeden, op de werkgelegenheid is groot. Het VBO rekende uit dat een stijging van de reële loonkosten per werknemer met 1 % de groei van de werkgelegenheid in de privé-sector op korte termijn met 0,4 % en op lange termijn met 1 % afremt. Dat betekent dat elk procent reële loonsverhoging op korte termijn 9000 jobs kost in de privé-sector en op lange termijn ongeveer 22.000 jobs.

De actieve welvaartsstaat heeft dit arbeidsvernietigende loonmechanisme geen halt kunnen toeroepen. Ondanks deze slechte uitgangspositie wil Verhofstadt in een volgende regering nog eens 160.000 jobs scheppen. Dat is ambitieus.

Paars-groen zag sinds 2002

het aantal werkende Belgen dalen, hoewel de economie verder groeide.

De Belgische economie moet met minstens 1 tot 1,5 % groeien voor ze extra jobs begint te creëren.

Omdat ook 2002 en 2003

zwak zullen presteren qua groei,

zal het banenverlies wellicht doorgaan tot diep in 2004.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content