BELIZE

Het vergeten land der Maya’s

Jaguars en tapirs, iguana’s en tarantula’s, Maya-ruïnes, regenwoud, mangrovemoeras, het grootste koraalrif van het noordelijke halfrond, en wellicht ook ‘s werelds grootste smeltkroes van rassen, dat alles vindt men in Belize. Een klein en uniek landje in Centraal-Amerika, anders dan alle andere.

TEKST : HENK VAN NIEUWENHOVE

Use restrooms before immigration check ! Het staat in koeien van letters op een bord geschreven. Het waarom van deze aanmaning zal ons nooit duidelijk zijn. De immigratie loopt vlot, even without washing my hands. Een vluchtige kennismaking met Philip Goldson International Airport volstaat om te weten dat hier slechts weinig reizigers neerstrijken : een handvol jungletoeristen, lefgozers/businessmen en wereldvreemde predikanten.

Where the Hell is Belize ? Je ziet het op T-shirts. De vroegere naam “Brits Honduras” doet allicht een belletje rinkelen. Belize is kleiner dan België (23.000 km²), telt amper 200.000 inwoners en ligt als een Engelstalige enclave geprangd tussen Mexico, Guatemala en Honduras. Het land werd ooit door piraten geregeerd en was twee eeuwen lang een kolonie van Groot-Brittannië. Pas in 1981 werd Belize onafhankelijk, maar omdat Guatemala het grondgebied opeiste, bleven Britse soldaten een oogje in het zeil houden. In 1991 erkende Guatemala de onafhankelijke staat. Vorig jaar werden de Britse troepen officieel teruggetrokken, maar er zijn er nog een aantal achtergebleven. Belize maakt deel uit van het Britse Gemenebest. De Queen prijkt nog steeds op de bankbriefjes.

De Belize dollar is gekoppeld aan de Amerikaanse dollar : 2 Belize $ = 1 US $. Het leven is er behoorlijk duur. De winkelprijzen liggen een pak hoger dan in de Latijnse buurlanden. Het toerisme in Belize is nooit echt van de grond gekomen en daar kan het land nu paradoksaal genoeg zijn voordeel uit halen. Ekotoerisme is het magische modewoord.

Belize City

is de enige noemenswaardige stad, maar niet de hoofdstad van het land. Toen de orkaan Hattie in 1961 honderden doden maakte, besloot men een nieuwe hoofdstad te bouwen, weg van de zee. Er wonen amper 4000 mensen in Belmopan. De ambtenaren die er werken, pendelen liever naar Belize of San Ignacio, dan te wonen in een moderne spookstad.

In Belize City wonen zo’n 50.000 mensen. Je ziet er een allegaartje van rassen, alsof Noach hier ooit van elke soort een paar heeft achtergelaten, die zich dan naar hartelust hebben vermenigvuldigd. “Have children by choice, not by chance”, waarschuwt de Belizean Family Life Association op affiches. In deze smeltkroes leven Maya’s, Indianen, Spaanssprekende mestizos, Engelsen en Schotten, Noordamerikanen, Afrikanen, kreolen, Chinese en Indische handeldrijvers, Libanese en Panamese zakenmannen en een grote kolonie Mennonieten, behoorlijk vredig samen. De tijd dat iedereen ramen en deuren openliet, is echter voorbij. De stad wordt onveilig gemaakt door gangs en drugverslaafde rastafarians.

De Swing Bridge is de aorta van de stad. Het verkeer bestaat uit fietsers en voetgangers, waar zich af en toe een amechtige auto puffend en klaksonnerend tussenmurwt. Het mooiste gebouw is The Paslow Building, nu het postkantoor, een van de weinige in koloniale stijl, die de stormen getrotseerd heeft. De meeste huizen zijn na de katastrofe van ’61 weer opgebouwd in hout en golfplaten. Wat verder opvalt, een veelheid van kerken : katoliek en protestant, metodist en presbyteriaans. Verder heb je bars en ‘nite clubs’ waar Belikin-bier gedronken wordt. En een heuse Pickwick Club, een privé-klub in Engelse stijl, waar niet zozeer tee, maar vooral whisky gedronken wordt. De voorzitter is een Libanese bouwondernemer. “Als je weet dat Belize een derdewereldland is, boeren we niet zo slecht”, zegt een zakenman. De dochter van premier Esquivel speelt een partijtje biljart. Vroeger kwamen hier Britse militairen over de vloer, nu de Belizean High Society.

Driekwart van het land

is regenwoud, 65 procent is beschermd natuurgebied. De Britten hebben gedurende twee eeuwen mahoniebomen gekapt. De Belizanen zelf hebben ook aardig wat woud verwoest om hennep te planten. Maar dat is (grotendeels) verleden tijd. Men is er zich terdege van bewust dat het regenwoud een belangrijke bron van inkomsten kan betekenen, via het ekotoerisme onder meer. Jungle-lodges rijzen als paddestoelen uit de grond. De meeste worden gerund door Amerikanen. In de vorige eeuw zou men hen cowboys (of outlaws) genoemd hebben. Ook filmproducer Francis Ford Coppola heeft midden in het oerwoud zijn Blancaneaux-lodge gebouwd. De gasten kunnen er zwemmen in rock pools tussen de watervallen en piano spelen op een Yamaha-klavier.

Onze eerste halte is het stadje San Ignacio, waar Maya’s en blanke avonturiers samen wonen. Zelfs de lokale radio Rythmo haspelt punta-muziek en rock & roll door elkaar. Place to be is Eva’s bar/restaurant waar men escabeche (pikante ajuinsoep) en het nationale gerecht rice & beans komt eten. Alleen rond Pasen eet men in Belize nog bamboo chicken, koosnaam voor de iguana, een beschermde lekkernij.

Chaa Creek

is via een weg bereikbaar vanuit San Ignacio. Vroeger moest men de Belize River en Macal afvaren om er te geraken. In 1977 zijn Mick en Lucie Fleming na een naar Oegandees avontuur, berooid in dit plaatsje gestrand. Mick begon als bonenplukker te werken voor 14 Belize $ per week. Ze huurden een kleine boerderij, kweekten groenten die ze elke week op de markt gingen verkopen. De vrienden die op bezoek kwamen, moesten in een hangmat boven hun eigen bed slapen. In ’80 werd een eerste hutje voor de gasten gebouwd en stap voor stap werd Chaa Creek de lodge die ze nu is. De kliënteel evolueerde mee : van low naar high budget, inzoverre dat de Flemings vanaf dit jaar annex een goedkoper tentenkamp aanbieden. Chaa Creek is een Mosquito Coast-scenario (film van Peter Weir met Harrison Ford, gedraaid in Belize) met happy end.

Chaa Creek staat symbool voor ekotoerisme (avant la lettre). De gasten slapen in aparte hutten, onder een dak van gedroogde palmbladeren. Er is geen elektriciteit, de kamers worden verlicht met olielampjes. Er zit geen sleutel op de deur. ‘s Morgens wordt men gewekt door een jungle-koncert : de vogels zorgen voor de ondertonen, waar de apen met schelle klanken bovenuit krijsen. Wanneer men de luiken van de vensters openzet, zit men werkelijk met zijn neus in de jungle. Met een beetje geluk kan men zelfs in zijn hut een deel van de plaatselijke fauna bewonderen : van onschuldige neushoornkevers en vleermuizen tot schorpioenen en slangen. Meer aangewezen voor natuurliefhebbers is een tocht te paard. In het regenwoud moet men wel rekening houden met een malse regenbui, nu en dan. Wanneer men met de kano de Macal afvaart, ziet men langs de oever tientallen iguana’s op de boomstammen rusten. De draak van Belize is bijna een meter groot en duikt in het water wanneer je hem dicht benadert.

De Maya’s

lichten een tipje van hun sluier op in de vele sites en grotten. Wanneer we bovenop de tempel van Xunantunich staan en het impressionante junglelandschap ondergaan, voelen we de ontembare kracht van de natuur. Wanneer we afdalen tot het heilige der heiligen in de recent ontdekte grotten van Vaca en in een inktzwarte duisternis rond het offeraltaar staan, waar duizenden jaren geleden Maya’s zich in de vingers, de tenen en de penis kerfden om bloedsbroeders te worden, voelen we de aanwezigheid van het grote mysterie. Wie een en ander wat meer wetenschappelijk wil benaderen, kan terecht in Ixchel Farm, waar met de medewerking van de nu 104 jaar oude sjamaan Don Eligio Panti en het Amerikaanse National Cancer Institute, onderzoek gedaan wordt naar de geneeskundige krachten van bomen en planten, waar Maya’s eeuwen geleden reeds mee vertrouwd waren.

Historisch de meest interessante Maya-site in Belize is Lamanai. Lange tijd dacht men dat de Maya’s van de aardbol verdwenen waren toen de Spanjaarden bloedig binnenvielen. Lamanai is het bewijs van het tegendeel. Maya’s woonden hier tot 1917, toen de laatsten door gele koorts werden uitgeroeid. Maya-deskundige Nazario Ku (“We do not study our culture, we live our culture”) schat het aantal Maya-afstammelingen in Belize, Guatemala, Mexico, Honduras en El Salvador op 5 miljoen. Hij vertelt dat de Maya’s op gebied van techniek en astronomie (nog) verder stonden dan we denken. “In tegenstelling tot wat men beweert, kenden de Maya’s het wiel. Ze hadden vloeibaar kwik, maakten spiegels van ijzerpyriet, en ballen van rubber voor het rituele balspel. Ze kenden acupunktuur en zagen een verband tussen de 52 kontaktpunten van het lichaam, de 52 weken en 52 jaren die de levenscirkel rond maken. Maya is een van de oudste beschavingen die het schrift kenden, naast China, Mesopotamië, Fenicië en Egypte, en ze konden tellen aan de hand van twee cijfers : nul en één. Ze voorspelden met uiterste precisie alle zons- en maansverduisteringen tot het jaar 2012 van onze tijdrekening. Dan stoppen hun berekeningen, omdat ze meenden dat de wereld in dat jaar zou vergaan. Zij brachten bloedoffers, maar dat ze mensen doodden of jonge maagden offerden, daarvan bestaat geen enkel bewijs.”

Weet hij ook waarom de Mayabeschaving tussen de 10de en de 12de eeuw instortte ? “Misschien had het te maken met natuurverschijnselen, vulkaanuitbarstingen die de aarde vele jaren in het duister hulden. Ze beeldden de zon uit die opgegeten werd door een monster. En ze beeldden wezens uit die uit de ruimte kwamen. Maybe they went to space ?”

We vliegen verder met een De Havilland Beaver, een watervliegtuigje uit 1953. Met dit toestel brengen twee Belizaanse broers, Gerald en Charles Leslie, duikers naar The Blue Hole, een door koraalriffen gevormde donkerblauwe cirkel in zee, als een kunstwerk van Yves Klein. Of ze brengen honeymooners naar een verlaten eiland…

Een ondiepe rivier

in het mangrovewoud, waar krokodillen thuis zijn, leidt onze prauw naar Altun Ha. In de tempel (die op de Belikin-flesjes afgebeeld staat) werd het grootste jade hoofd van de hele Maya-wereld gevonden. We zijn vlakbij de oostkust. Ook hier vinden we jungle-lodges, die bereikbaar zijn via de rivieren en verder met een alleterreinwagen of te paard. Maruba is zo’n heel mooie lodge, gerund door de zusjes Franziska en Veronika Nicholson. Maruba Resort is de enige jungle spa in Belize. Je kan er ‘s nachts naar de sterren kijken vanuit een Japanse hot tub en je met jungle-olies laten masseren. Franziska Nicholson studeerde design in Wenen en richtte de hutten in een heel aparte stijl in, een mengeling van Belizaans met een vleugje Jugendstil en Gaudi. Enkele kilometer verderop ontmoeten we Pamela Kimberly, een Amerikaanse die een baan in de vastgoed-verkoop opgaf en in het dorpje Maskall strandde om een boek te schrijven over haar “drop out American civilization”. Ze bouwt nu een ranch met dertien hutten. “Omdat 13 een geluksgetal was bij de Maya’s. Zij rekenden niet met 12 maanden, maar met 13 manen.” Pamela heeft ook dertien paarden. De hutten van Pretty See Jungle Ranch zijn gebouwd op palen en zullen allen een jacuzzi in open lucht hebben. Het valt ons moeilijk om afscheid te nemen.

Onze laatste bestemming

in de jungle is Chan Chich, een lodge gebouwd op een agora, in het midden van een Maya-site. Barry Bowen, de rijke eigenaar van de brouwerij Belikin, kocht hier een lapje grond van 52.000 hektare. Van de kommissie archeologie kreeg hij de toelating om deze lodge te bouwen, omdat dit de beste garantie was om het geheel te beschermen. De tempels en begraafplaatsen waren voordien leeggeroofd. Chan Chich Lodge, waar ex-president Jimmy Carter op vakantie kwam, wordt gerund door een koppel Amerikaanse selfmade managers, Tom en Josie Harding. “Alles hebben we zelf gedaan”, zegt Tom. “We hebben de plannen getekend, de hutten gebouwd, de meubelen ontworpen. In de Verenigde Staten was ik niemand. Ik heb alles aan dit land te danken.” In Chan Chich worden trainingskampen opgezet voor studenten archeologie en biologie. De gidsen kennen alle geheimen van de natuur. “Vroeger joegen ze wellicht op jaguars, roofden Maya-graven en plantten marihuana, zoals iedereen in dit land”, zegt Tom Harding. “Nu hebben ze geleerd met respekt om te gaan met natuur en kultuur.”

De nacht is inktzwart onder het bladerdek van het regenwoud, wanneer Maya-gids Ricardo zijn lamp dooft. We blijven minuten lang onbeweeglijk staan. We horen de nachtvogels, de kevers, de brulapen die krijsend kopuleren. Het gekraak van twijgjes. Hij is daar ! We voelen zijn aanwezigheid. Snel de lampen aan. Geen jaguar te bespeuren. Maar wat verderop vinden we verse sporen. Hij was hier ! We observeren schorpioenspinnen (met 48 giftandjes) en gierzwaluwen en benaderen in een open plek van het woud een koppel herten tot op tien meter. Daar zien we een wonderbaarlijke sterrenhemel. Saturnus flikkert op. “Maya’s konden op honderden kilometer afstand kommuniceren door telepatie”, fluistert Ricardo. “Daarboven zitten ze ergens. Ik weet het.”

Op Ambergris Caye

sluiten we onze reis af. Amerikanen komen hier vissen en diepzeeduiken. Ze logeren in beach-resorts, zoals Victoria House. In het stadje San Pedro eet men kreeften en barracuda’s en luistert men naar country-music. Een man lokt ons na sluitingstijd naar zijn souvenirwinkel. Hij heeft een tiental Maya-vondsten, waaronder een pracht van een schaal in aardewerk, beschilderd met figuren. Vers geroofd. Hij vraagt er amper 500 US $ voor. Een andere heeft een zeldzame armband in kostbaar jade. Prijs : 1500 US $. Spotprijzen voor verzamelaars. Zo verdwijnen de schatten uit het land. Het plunderen wordt hier blijkbaar in de hand gewerkt door het toerisme. Elke medaille heeft zijn keerzijde.

Foto’s van Global Pictures, Danny Verheyden, Richard Hunt, Pascale Godiner, Cha Creek, Chan Chich, Maruba, Victoria.

Kuren en modderbaden bij Maruba Resort : een oaze in het regenwoud.

Blancaneaux Lodge van Francis Ford Coppola : hutten bij de watervallen.

Chan Chich : een unieke lodge, gebouwd midden in een Maya-site.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content