Belgische patiënten betalen steeds groter deel van hun gezondheidsfactuur

Roeland Byl redacteur bij Trends

De patiënt zag tussen 2000 en 2002 zijn gezondheidsfactuur 18,3 % stijgen, terwijl het Riziv-budget slechts met 12,5 % klom.Een sluipende privatisering is volop bezig.

De Christelijke Mutualiteiten berekenden dat het netto-aandeel van de patiënt tussen 2000 en 2002 steeg van 4,9 miljard naar 5,8 miljard euro. Terwijl de Riziv-factuur van 12,8 miljard euro groeide tot 14,4 miljard. Dat betekent dat het aandeel van de patiënt sneller stijgt dan het Riziv-budget.

De verschuiving van de factuur naar de patiënt is overigens al langer bezig, zo blijkt ook uit Duits cijfermateriaal. Afhankelijk van de bron zou het aandeel van de publieke financiering in de totale uitgaven van de gezondheidszorg in België tussen 1990 en 2001 zijn gedaald met 3,7 % of zelfs 12,5 %. Nog straffer is de vaststelling dat in België het aandeel van wat de patiënt echt zelf betaalt, duidelijk groter is dan in onze buurlanden. Van de gezondheidskost bedroeg in 2000 het publiek gefinancierde aandeel bij ons 73,7 %. Het overgebleven deel van de ‘privé-financiering’ stamt voor 20,9 % uit het remgeld dat de patiënt betaalt, terwijl aanvullende verzekeringen slechts 5,4 % voor hun rekening nemen. In Duitsland bijvoorbeeld draagt de patiënt zelf 11,6 % bij, in Nederland is dat slechts 10,2 %.

De geneeskunde met twee snelheden waar iedereen bang voor is, is dus al een feit. De huidige groeivoet van de ziekteverzekering is niet houdbaar zonder grondige hervormingen. Dat is net zo goed een probleem in onze buurlanden. De vergrijzing zit daar voor iets tussen, maar ook de technologische vlucht van de geneeskunde speelt mee. In 2002 besteedde België 9,1 % van zijn bruto nationaal product aan gezondheidszorg. Vandaag ligt dat percentage vermoedelijk al in de buurt van 10 %. In termen van de overheidsuitgaven die in België naar gezondheid gingen, zat ons land in 2002 op 13,2 %, tegenover 11,8 % in 1995. Een vergelijkbare stijgende trend tekent zich af in onze buurlanden. Die evolutie kan niet oneindig doorgaan.

De vraag is dus: wat verander je en wie laat je daarvoor opdraaien? Voorlopig lijkt in ons land vooral het aandeel van de patiënt te groeien en dat wil de politieke klasse liefst niet hardop gezegd hebben.

“De ministers spelen met mensenlevens”

De analyse van Marc Moens, voorzitter van het artsensyndicaat BVAS, was dus niet uit de lucht gegrepen. De dokter verwacht heil van een gedeeltelijke privatisering van de gezondheidszorg om die betaalbaar te houden. Alleen bij VLD-senator Jean-Marie Dedecker leek de arts gehoor te vinden. Vakbonden en mutualiteiten floten Moens terug, maar het was opnieuw Steve Stevaert die met zijn reactie de kroon spande. “Aanvullende privé-verzekeringen dienen alleen voor luxe zoals een bubbelbad in de ziekenhuiskamer en voor plastische chirurgie,” zei de SP.A-voorzitter.

De voorzitter van de Vlaamse socialisten dribbelt de jongste tijd door de problematiek van de gezondheidszorg alsof hij een thuismatch speelt en zit steevast korter op de bal dan de minister van Sociale Zaken zelf. Maar goed, Demotte had de voorbije weken wel wat anders aan zijn hoofd dan zich te laten verleiden tot een karikaturale discussie over een van de twee grote taboes in de Belgische gezondheidszorg. Want op privatisering rust een nog sterkere banvloek dan op de regionalisering van de ziekteverzekering.

De ziekteverzekering mag dan op dit moment het troetelkind van Steve Stevaert zijn, het is voor zijn collega op Begroting het zorgenkind bij uitstek. Minister Johan Vande Lanotte (SP.A) presteert het om zowel in het Verzekeringscomité als in de commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen de specialisten tegen zich in het harnas te jagen. In die mate zelfs, dat twee weken geleden artsen gezamenlijk met een afvaardiging van de mutualiteiten het Verzekeringscomité verlieten uit protest tegen de budgettaire logica van de regering. De begrotingsminister houdt de terugbetaling van ettelijke nieuwe geneesmiddelen tegen om de ontsporing van het Riziv-budget te beperken. Het gaat daarbij niet om simpele aspirines. Een voorbeeld: Herceptin, een middel van Roche dat in combinatie met een bepaalde chemotherapie erg efficiënt is tegen borstkanker, wordt bij ons op die manier niet terugbetaald. In onze buurlanden wel. “Pervers gesteld: door dit medicijn tegen te houden, leggen de huidige ministers mensenlevens in de schaal,” zegt Cees Heiman, chief executive officer van Pfizer.

Het consequente njet van de intellectuele patron van de SP.A is te verklaren in het licht van de begrotingsijver die hij aan de dag legt. Want dat het groot alarm is voor de uitgavengroei in de gezondheidszorg, is nu al een tijdje duidelijk. Theoretisch krijgt de sector bovenop de inflatie een groeimarge van 4,5 %. Theoretisch, want die marge volstaat al enkele jaren niet. Voor 2004 mochten de uitgaven in de ziekteverzekering stijgen met 900 miljoen euro. Hoeveel het Riziv precies in het rood ging, is nog niet helemaal berekend, maar het ziet ernaar uit dat we landen in de buurt van 600 miljoen meeruitgaven.

Eind vorig jaar was al duidelijk dat de situatie dramatisch evolueerde. In die periode schreef Demotte de nieuwe gezondheidswet om in 2005 de uitgaven wél in de hand te houden. De loi santé geeft de minister van Sociale Zaken, indien nodig, de volmacht om bepaalde maatregelen door te drukken zonder daarin de gebruikelijke overlegorganen te kennen. De wet zou vóór Pasen van kracht moeten worden. “Logisch: als Demotte volmachten vraagt, zal hij die ook wel willen gebruiken voor het jaar halfweg is,” valt te horen in ziekenfondskringen.

Het wetsvoorstel is echter een doorn in het oog van de farmaceutische industrie. Die voelt zich het zwarte schaap. Nog maar eens, want via een aantal belastingen op omzet die hen zijn opgelegd en de beruchte clawback, waarbij de regering 65 % terugvordert van de omzet die de industrie haalt bovenop zijn deelbudget, vindt de sector dat ze al een aardige duit in het zakje doet.

Farmasector bereid tot verandering

In de ogen van de geneesmiddelenindu- strie is het ontwerp dan ook de spreekwoordelijke druppel. De bedrijfsleiders begrijpen de houding bovendien niet goed, omdat dezelfde regering het geloof in de Lissabon-normen belijdt, terwijl de huidige maatregelen de werkgelegenheid van de 26.000 werknemers uit een kennisintensieve sector als de geneesmiddelenindustrie op de helling zou zetten. “Wij zijn het Nokia van België, alleen drukt deze regering onze sector helemaal niet aan de borst,” klaagt Luc Vermeesch, voorzitter van de belangengroepering Pharma.be.

De industrie beseft dat zij de schurk in het spel lijkt en de makkelijkste prooi is voor een minister die moet besparen. Voor de publieke opinie mag die op winst beluste industrietak wel wat inleveren. Daarom verandert de geneesmiddelenindustrie het geweer van schouder. Ze benadrukt dat de huidige reeks maatregelen ook de patiënt zal benadelen. En voor het eerst lijkt ze met die kreet niet langer in de woestijn te staan roepen. Want de artsen, mutualiteiten en wetenschappers in de overlegorganen die onze ziekteverzekering structureren, zijn bang dat met de gezondheidswet het huidige overlegmodel van de Belgische gezondheidszorg wordt ondermijnd. Maar misschien is dat ook wel nodig? “Wij zijn bereid tot fundamentele wijzigingen,” zegt Lieve Verplancke, topvrouw van het farmaconcern Bristol-Myers Squibb. “Als het gesleutel aan het huidige systeem niet werkt, kunnen we beter een drastische doorlichting doorvoeren. Alleen mag dat niet gebeuren op basis van een budgettaire logica, maar wel op wetenschappelijke basis met gezondheidsobjectieven in het achterhoofd.”

De nieuwe gezondheidswet, die in de komende weken op de agenda van het parlement moet komen, heeft vele facetten. Sommige elementen kunnen volgens de farma-industrie echt niet. Daarom probeert de farmalobby alsnog de wet af te zwakken door aan te dringen op amendementen en werkbare uitvoeringsbesluiten. Grote doorn in het oog van de industrie is het systeem van de ‘horizontale referentieterugbetaling’. Die maatregel zou de bestaande referentieterugbetaling voor geneesmiddelen waarvan het octrooi is vervallen, uitbreiden naar klassen van geneesmiddelen. De huidige referentieterugbetaling zet de teller voor Riziv-terugbetaling gelijk met de prijs van generische geneesmiddelen. Als die regeling wordt uitgebreid, zullen ook sommige producten uit dezelfde klasse, waarvan het patent nog niet is vervallen, tegen de prijs van generische geneesmiddelen worden vergoed. In dat geval stijgt het remgeld voor de patiënt als hij toch dat middel nodig heeft. Met andere woorden: de deur naar een geneeskunde met twee snelheden staat open.

Roeland Byl

In België is het aandeel van wat de patiënt echt zelf betaalt, duidelijk groter dan in onze buurlanden.

“Wij zijn het Nokia van België, alleen drukt deze regering onze sector helemaal niet aan de borst.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content