Belgische bedrijven winnen de jackpot

Optimisme troef in de Belgische bedrijfswereld. De cijfers zijn beter dan ooit en ook de economische omgeving zit goed. Argumenten genoeg om het geld te laten rollen. Fusies, overnames en kapitaalverhogingen staan op de agenda. De Belgische ondernemer klopt nog altijd het liefst bij zijn bank aan voor wat kapitaal, maar ook durfkapitaalfondsen en beursnoteringen zijn verleidelijk. Kassa!

De Belgische ondernemingen zijn nog nooit zo gezond geweest. De winsten bereiken nooit geziene pieken. Zo zagen de Belgische beursgenoteerde ondernemingen hun gezamenlijke halfjaarwinst met 56 % stijgen. “Een record,” meent Hubert Ooghe, emeritus professor aan de Vlerick Leuven Gent Management School en aan de Universiteit Gent. Ooghe publiceert elk jaar een FiTo-score, die de financiële toestand van de Belgische bedrijfswereld weergeeft.

De flinke resultaten, samen met positieve economische vooruitzichten, maken dat het goed boeren is in bedrijvenland. Er is voldoende geld in het laatje om uit te breiden en overnames te financieren. Professor Ooghe: “Overnames vinden vooral plaats omdat de economische vooruitzichten gunstig worden ingeschat, minder omdat er voldoende liquiditeiten aanwezig zijn. Opmerkelijk: onderzoek toont aan dat de overnemers doorgaans ondernemingen zijn met een sterke groei, maar met beperkte financiële middelen. De overnameprooien beschikken wel over voldoende financiële mogelijkheden, maar vertonen een beperktere groei. Kortom, ondernemingen met een hoge groei maar met beperkte financiële middelen nemen gezonde ondernemingen met een tragere groei maar met grote financiële reserves over, zodat ze hun sterke groei kunnen voortzetten.”

Een bedrijf dat kapitaal nodig had, kon zijn financiële behoefte de jongste maanden zonder veel poespas invullen. Financiëledienstengroep Dexia voerde begin september een kapitaalverhoging door om de overname van de Turkse Denizbank te betalen. Dexia haalde vlot 1,2 miljard euro op bij institutionele investeerders. Dexiatopman Axel Miller steekt niet onder stoelen of banken dat de groep meer kapitaal kon hebben ingezameld, indien dat nodig was.

Niet alleen grote ondernemingen lijken goed bij kas, ook de anderen raken zo goed als probleemloos aan geld. Het technologiebedrijf Clear2Pay (220 werknemers) verzamelde eerder dit jaar 15,7 miljoen euro. Volgens Michel Akkermans, voorzitter van Clear2Pay, was het de grootste kapitaalverhoging ooit in de geschiedenis van de Belgische ICT-wereld. Hij gaat er ook zonder blozen prat op dat internationale investeerders zoals het Amerikaanse Intel en het Duitse Allianz stonden te drummen voor zijn deur en dat hij kon kiezen wie hij toeliet tot het kapitaal van zijn bedrijf. Ook startende ondernemers staan niet meer in de kou. De overheid ontwikkelde de jongste jaren tal van initiatieven om kmo’s een helpende hand te reiken. Denk maar aan het ARKimedesfonds, het Vlaamse Innovatiefonds of business- angels. “De inspanningen van de overheid leiden ertoe dat starters vandaag relatief eenvoudig aan kapitaal raken. Starters die nu geen kapitaal vinden, zijn te gulzig of heeft geen goed businessplan,” zegt Sophie Manigart, professor aan de Vlerick Leuven Gent Management School en de Universiteit Gent. Startende bedrijven zijn trouwens het geliefde doelwit van venture capitalists, zeg maar van investeerders in durfkapitaal die bereid zijn wat risico’s te nemen.

België microland

Middelgrote ondernemingen hebben de wind vandaag misschien wel even mee, maar doorgaans hebben ze het wat moeilijker om hun groei te financieren. Die bedrijven hebben al een zekere weg afgelegd en kapitaalverschaffers twijfelen aan een verdere groei. Investeerders, of het nu om banken of andere grote geldschieters gaat, kijken immers naar het verwachte rendement. Een rendement van 15 % is naar verluidt een minimumvereiste (en ver van uitzonderlijk).

Het speelt in het nadeel van middelgrote bedrijven dat België een microland is, waardoor buitenlandse investeerders onze ondernemingen als minder interessant beschouwen. Hoe moet een middelgrote onderneming dan zijn groei spekken? Het is vaak kiezen tussen private equity of een IPO, een beursnotering, al zijn de banken de jongste tijd niet te verlegen om grote kredieten te verstrekken.

Een van de meeste bekende vormen van private equity is een leveraged buy-out: de durfkapitaalinvesteerder neemt een bedrijf volledig over en financiert de overname deels cash en deels met schulden. Dat laatste deel werd de voorbije maanden steeds groter. Buy-outs zijn een beetje zoals wijn: je hebt goede en minder goede jaren. De timing van de operatie is dus zeer belangrijk. Zit het niet mee en zijn de overnameprijzen duur, dan kan het private-equityfonds ervan uitgaan dat hij minder leverage of rendement uit de transactie zal halen.

We zouden nu in een minder goed jaar zitten, althans vergeleken met 2004 en 2005. Toch blijven de durfkapitalisten opvallend hoge rendementen uit hun investeringen putten. Professor Manigart wijst erop dat durfkapitaalinvesteerders nu meer verdienen aan buy-outs dan aan het financieren van starters, terwijl ze daar meer risico lopen. Een economische aberratie. Durfkapitaalfondsen staan bekend als sprinkhanen: ze hoppen van het ene bedrijf naar het andere. Robert van Goethem, partner van 3i, gaat verder in deze Trends in op het negatieve imago van durfkapitalisten.

Geert Noels, hoofdeconoom van Petercam, bestempelde Europa in Trends van 12 oktober 2006 als “de speeltuin van private-equityspelers en het doelwit van fusies en overnames.” Familiebedrijven die een opvolgingsprobleem hebben, weerstaan niet langer aan de bekoring van het grote geld en laten zich door durfkapitaalfondsen verleiden. Zeker in België is dat het geval (zie kader: De bekoring van familiebedrijven). Private-equityspelers hebben daar weinig scrupules over en stellen dat een onderneming met een durfkapitaalfonds als aandeelhouder beter wordt: ze wordt competitiever en performanter.

Dan maar naar de beurs?

Is een IPO een betere oplossing dan een verkoop aan een private-equityfonds voor een middelgrote speler? Meer hierover vindt u in de volgende pagina’s, maar laat me alvast stellen dat de recente golf van consolidatie in het beurslandschap de zaken niet eenvoudiger heeft gemaakt. Het wordt moeilijker voor een Belgische onderneming om zich in een wereldwijde omgeving staande te houden. Alleen echte grote namen halen onmiddellijk voordeel uit de beursglobalisering. Kleinere bedrijven doen er dan ook beter aan een internationaal befaamd investeringsfonds te lokken, zoals Gimv. Dat opent later, wanneer het bedrijf groeit, deuren in het buitenland, want die grotere investeerders hebben wereldwijde connecties.

Al lijken de cijfers optimistisch, toch is het niet voor ieder bedrijf rozengeur en maneschijn. Uit de laatste FiTo-score blijkt dat ruim een derde van de Belgische bedrijven (ongeveer 95.000) verlieslatend is. De cijfers dateren van 2004. Ook sectorfederatie Agoria nuanceerde eerder deze maand de toprentabiliteit van de Belgische bedrijfswereld. Agoria stelt dat de Belgische technologiebedrijven geen superwinsten boeken en dat een kwart van hen zelfs in het rood staat. “De veelgehoorde mantra over superwinsten is niet correct,” zegt Paul Soete, gedelegeerd bestuurder van Agoria. “De beurs zorgt voor selectieve oogverblinding.” Hij vindt dat de sterke resultaten van beursgenoteerde ondernemingen te snel worden veralgemeend.

Soete merkt ook op dat vooral buitenlandse vestigingen van grote winstgevende ondernemingen voor winst zorgen en niet langer de Belgische activiteiten. Hij voegt er nog aan toe: “Het is sowieso een must dat onze bedrijven voldoende winst maken. Zonder winst geen investeringen. En die zijn broodnodig voor de verdere ontwikkeling van activiteiten in ons land en bijgevolg voor de toekomst van de bijna 300.000 mensen die in onze sector werken.”

Kredieten in de lift

Ondanks de toenemende interesse van privé-investeerders, zijn de banken nog altijd de favoriete financieringsbron van ondernemingen. Dat bleek in juli 2006 ook uit een onderzoek van de Europese Commissie, meer specifiek de Eurobarometer, die de vinger aan de pols houdt van de Europese kmo’s. Kredieten zaten de jongste tijd in de lift, vooral in de nieuwe EU-landen. Het gebruik van venture capital is in die landen trouwens bijna zo goed als onbestaande. In de vijftien oorspronkelijke EU-landen, waaronder België, deed 6 % van de kmo’s al eens een beroep op een financiering van een venture-capitalfonds.

Febelfin, de koepelorganisatie van de financiële sector, bevestigt dat de kredieten ook in ons land zijn aangezwengeld. Tussen juni 2005 en juni 2006 steeg het uitstaande kredietbedrag met 7,7 %, wat volgens Dirk De Cort, adviseur op het Economisch Departement van Febelfin, een flinke toename is. “De betere economische conjunctuur, de lage kredietrente en het hernemen van de bedrijfsinvesteringen hebben tot de heropleving van de kredietvraag geleid. Komt er nog bij dat de ondernemingen nu anticiperen op een rentestijging. Ze stellen uitgaven niet langer uit en nemen nog een krediet erbij, omdat de kredieten nu goedkoop zijn, terwijl ze later dit jaar zo goed als zeker duurder zullen worden. Ik ga er dan ook vanuit dat we in 2007 geen toename van 7,7 % meer zullen zien.”

Dat er ooit sprake is geweest van kredietschaarste in België, waardoor ondernemingen zich noodgedwongen tot andere kapitaalverstrekkers moesten richten, veegt De Cort van tafel. “Er is een tijd, ongeveer van 2002 tot 2004, een zwakkere kredietverlening geweest, maar dat lag meer aan de haperingen van de kredietaanvragen dan aan het aanbod. Bij de kmo’s zijn de kredieten altijd blijven groeien, alleen bij de grote ondernemingen is er een terugloop geweest. Toen er een eind kwam aan de luchtbel op de beurs, hebben de grote ondernemingen hun jaarbalansen gesaneerd en dus hun schulden afgebouwd, zodat ze minder kwetsbaar zouden zijn. Bovendien hadden de grote ondernemingen toen de neiging om financiering te zoeken buiten de banken, rechtstreeks op de markt. Ondertussen is dat zo goed als volledig achter de rug. Sinds eind 2005 kunnen we opnieuw spreken van een significante expansie van de kredieten.”

De meeste kmo’s in de Eurobarometer van de Europese Commissie pleiten voor een lagere kredietrente en minder strenge voorwaarden voor het krijgen van een bankkrediet. De meerderheid stelt dat ze er nog een krediet zou bijnemen, mocht de procedure hiervoor eenvoudiger zijn. 77 % van de Europese kmo’s vindt dat de banken te veel informatie vragen voor ze een krediet toekennen. De aanvraagprocedures zouden ook te lang zijn, waardoor een kredietaanvraag een omslachtige operatie is.

Groei ondersteunen

De Europese Commissie meldt dat maar twee derde van de kmo’s in Europa voldoende financiële middelen heeft om zijn groei te ondersteunen. De situatie tussen de pas toegetreden landen en de oorspronkelijke landen van de Europese Unie is bovendien erg verschillend. Nieuwe EU-staten kampen opvallend met meer financieringsproblemen. Wanneer kmo’s de vraag wordt gesteld wat hun groei zou kunnen bevorderen, antwoorden ze in eerste instantie gunstige fiscale en sociale maatregelen. 34 % van de Europese kmo’s beschouwt dat als primor- diaal. Pas op de tweede plaats komt een betere toegang tot kapitaal.

De meerderheid van de Europese kmo’s lijkt risicokapitaal voor het financieren van de activiteiten te mijden. Slechts 2 % stelt die vorm van financiering te overwegen. Ondernemingen verkiezen een beroep te doen op kennissen-investeerders of hun werknemers aan te spreken. Het zijn hoofdzakelijk welvarende ondernemingen die eraan denken hun kapitaal open te stellen of een kapitaalverhoging door te voeren door het plaatsen van aandelen. Het gaat dan vooral om ondernemingen met een omzet tussen 2 en 2,5 miljoen euro.

Onderzoek wijst ook uit dat kmo’s die het voorbije jaar personeel hebben aangetrokken meer geneigd zijn hun kapitaal op te krikken. Net zoals industriële bedrijven. En ook familiebedrijven zouden meer zijn aangetrokken tot kapitaaloperaties. Dát hebben we al eens gehoord… Op dat gebied is België beslist een schoolvoorbeeld.

Saar Sinnaeve

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content