BELGISCHE BEDRIJVEN EN EBWO

FONDSEN ONDERBENUT.

In het kapitaal van 10 miljard ecu komt België voor met 22.800 aandelen, goed voor 228 miljoen ecu of 8,4 miljard Belgische frank. Hiervan is slechts een deel opgeroepen. België heeft aldus 2,28 % van de EBWO-aandelen. Daarmee komen Belgische bedrijven in aanmerking voor alle kontrakten, te realizeren binnen een systeem van internationale openbare aanbesteding (die door de landen worden opgezet voor de besteding van deviezen die zij met de EBWO-leningen verworven hebben). Het betreft mogelijkheden die vooral voor vier soorten bedrijven bestaan : consultants, leveranciers van uitrustingsgoederen, bouw- en infrastruktuurondernemingen, engineering.

Omdat de EBWO volgens haar statuten wel leningen, en kapitaalparticipaties, en garanties kan toestaan, maar geen grants of “giften” voor technische hulp, heeft de Bank sedert geruime tijd bij de donorlanden een campagne ondernomen om van hen “gegeven geld” te bekomen voor zogenaamde special funds of technical assistance funds. Per einde 1993 was de EBWO er reeds in geslaagd een kleine 198 miljoen ecu te verzamelen. Sommige van deze fondsen waren zeer groot (het fonds van de Europese Unie of van Japan) ; andere waren klein. Sommige waren gebonden (dit wil zeggen gebonden aan de aanwending van consultants van het donorland) ; andere waren ongebonden zoals het Japanse fonds dat ook gebruikt kan worden door niet-Japanse consultants.

BDBH-PROCEDURES.

De gelden van deze fondsen worden thans gebruikt voor alle vormen van projektvoorbereiding, projektbegeleiding, training e.d. Wanneer een projekt dit soort assistentie behoeft, kan de co-financieringsafdeling van de EBWO de stand van de verschillende nationale fondsen nagaan en zien met welke van deze fondsen de behoeften best worden gefinancierd. Voor het geval van de gebonden fondsen zal de Bank ook kontakt nemen met het donorland om daarvan het akkoord te bekomen. Voor het overige zal de selektie van de consultants geschieden volgens de procedures die bekend zijn, of die men steeds bij de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel (BDBH) kan bekomen.

België heeft zich lang laten pramen om tot deze special funds toe te treden. De Belgische budgettaire positie is zo krap dat wij binnen de Europese Unie het voorlaatste land waren (alleen Griekenland komt nog achter) om een dergelijk special fund te openen. Vorig jaar werd 30 miljoen Belgische frank ter beschikking gesteld die zonder enige beperking naar landen en naar sektoren aangewend kunnen worden. In november ’94 kwam er ook een Vlaams Fonds tot stand bedrag : 400.000 ecu enkel ter beschikking voor projekten in de Baltische staten, de regio Sint-Petersburg, Polen, Hongarije en Tsjechië. Zonder een sektor integraal uit te sluiten, geeft het Vlaamse Fonds toch voorrang aan projekten inzake havens, openbaar vervoer, telekom, energie, agro-business, textiel, houtverwerking en gemeentelijke infrastruktuur. Ook zal de EBWO binnenkort een akkoord tekenen met Wallonië. Nadat België bij de laatkomers was, zullen we zodoende niet minder dan drie fondsen geopend hebben. Jammer genoeg heeft geen enkel van deze drie mogelijkheden al tot specifieke Belgische of Vlaamse consultancykontrakten geleid. Zonder die fondsen nog vóór ze bestonden waren Belgische consultancybedrijven er wel in geslaagd 16 opdrachten los te weken voor een totaal bedrag van 1,6 miljard ecu (60 miljard Belgische frank).

VOLHARDING.

Cijfers i.v.m. andere kontrakten (andere dan in de consultancybusiness) werden nog niet vrijgegeven en zijn me niet bekend. Vele Vlaamse bedrijven zijn niet opgewassen tegen de speciale servitudes van de prospektie naar opdrachten of kontrakten in de projektensektor. Wanneer het niet gaat over consultancy of wanneer het evenmin gaat over een exportkontrakt van investeringsgoederen, maar wanneer het werkelijk een geïntegreerd projekt betreft, dan moet men immers realistisch vaststellen dat hiervoor een langere adem nodig is dan de meeste van onze ondernemingen kunnen opbrengen. Men moet immers in staat zijn om zowel met de EBWO als in het betrokken land (één der 25) te onderhandelen. Men moet ook de middelen hebben om de nodige tijd te kunnen investeren : een onderhandelingsperiode met de EBWO van vier tot zes maanden kan “kort” worden genoemd. En bovendien : het opstellen van businessplannen en van voorstellen kan gemakkelijk kosten van enkele miljoenen Belgische frank met zich brengen zonder dat men weet of men meer dan één kontrakt uit bijvoorbeeld vijf voorstellen kan halen. Alleen de zeer groten kunnen dit. Voor de anderen dringt het beroep op een specialist zich op, of kan het aangewezen zijn dat er een samenwerkingsformule met andere ondernemingen tot stand komt. Zowel het één als het ander is moeilijk. Van de expert kan men niet verwachten dat hij zich enkel door een success fee laat honoreren ; terwijl de samenwerking tussen ondernemingen gehinderd wordt door het gekende Vlaamse en Belgische individualisme. Ook is samenwerking tussen de Vlaamse (resp. Belgische) openbare sektor en de privé-sektor in hoge mate aangewezen. Maar op dit gebied hebben ondernemingen ervaren dat sommige bureaukraten uit de openbare sektor het devies hanteren : waarom het eenvoudig maken als het moeilijk ook gaat ?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content