België heeft een inflatieprobleem

De Belgische inflatie is structureel hoger dan die in de buurlanden. Dat is slecht voor onze concurrentiekracht en u weet wat dat betekent: uw werkgever moet karig zijn met loonsverhogingen.

Guy Quaden, de gouverneur van de Nationale Bank van België, mag het weer gaan uitleggen in Frankfurt, bij zijn collega’s van het eurosysteem. Hoe het komt dat de Belgische inflatie tijdens de eerste tien maanden van 2010 tot 3,1 procent is opgelopen, terwijl in dezelfde periode de drie buurlanden en belangrijkste handelspartners (Duitsland, Frankrijk en Nederland) gemiddeld stranden op een inflatie van 1,5 procent. De Nationale Bank is daarom de voorbije maanden naarstig op zoek gegaan naar verklaringen voor die vervelende inflatieopstootjes. Sinds 1996 is de Belgische inflatie gecumuleerd 5 procent sneller gestegen dan in de buurlanden. Samen met een achteroplopende productiviteitstoename heeft deze kostenhandicap gezorgd voor een achteruitgang van onze concurrentiepositie van 8 à 9 procent, gemeten via de loonkosten per eenheid product (zie ook bladzijde 28).

Het is de index, domoor

De stijgende energieprijzen vormen een hoofdverdachte voor dat opgestapelde inflatieverschil met de buurlanden, maar ze zijn onschuldig. Ja, de Belgische inflatie veert vooral op als de olieprijzen stijgen, zoals in de loop van dit jaar, maar ze daalt ook relatief snel als deze energieprijzen weer afkoelen. Die mechaniek zorgt ervoor dat de Belgische inflatie zich wispelturiger gedraagt dan in de buurlanden, maar ligt over een langere termijn niet aan de basis van de inflatiehandicap. Toch is voorzichtigheid geboden, zeker als de energieprijzen, onder impuls van de vraag uit de groeilanden, de volgende jaren verder zouden stijgen. Bovendien vindt de Nationale Bank geen rationele verklaring voor dat volatiele karakter van de prijzen op de Belgische energiemarkt. “Het is onmogelijk om op basis van openbare gegevens na te gaan of de tariefformules een getrouwe weergave zijn van het eigenlijke kostenverloop”, schrijft de Nationale Bank. Dat wijst op een gebrek aan gezonde mededinging op de Belgische aardgas- en elektriciteitsmarkt.

De stuwende kracht achter het inflatieverschil met de buurlanden is het loonkostenverloop, zoals ook de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) vaststelt. Dat mag niet verwonderen, want lonen zijn nu eenmaal een belangrijke kostenfactor. De inflatie en de loonkosten per eenheid product hebben sinds 1996 een vergelijkbaar parcours afgelegd: hand in hand, en sneller stijgend dan in de buurlanden. Vooral sinds 2006 stegen de uurloonkosten sneller dan in de buurlanden.

De brandstof voor deze Belgische loonklim wordt onder meer geleverd door de automatische indexering van de lonen. Dat gebeurt wel via de gezondheidsindex, waarin de prijzen van benzine en diesel niet meegeteld worden, maar ook deze index koerst dit jaar al 2,6 procent hoger. “Het blijkt nogmaals dat de indexering van de lonen een extra uitdaging vormt voor het vrijwaren van het concurrentievermogen van de Belgische economie”, zegt de Nationale Bank, die ook waarschuwt voor de nieuwe Europese realiteit. Want ging de Belgische concurrentiekracht de voorbije jaren achteruit ten opzichte van de drie buurlanden, dan hield ze zich staande ten opzichte van het eurogebied als geheel. De zwakkere eurobroertjes (zoals Ierland en Spanje) zijn als reactie op de crisis druk doende met een inhaalrace. “Voor België is er minder ruimte dan in het verleden om te tolereren dat zijn concurrentievermogen enigszins afglijdt ten opzichte van dat van de buurlanden”, laat de Nationale Bank verstaan.

Munitie voor de werkgevers

De conclusies van de Nationale Bank zijn bij de werkgevers niet in dovemansoren gevallen. Ze putten er munitie uit om hun onderhandelingspositie op het lopende interprofessionele overleg te verstevigen. De loonkosten en de index komen normaal gezien deze week eindelijk op de tafel, na een maand onderhandelen. Op papier is er een kleine marge. Voor de komende twee jaar verwacht de CRB dat de automatische indexering de Belgische lonen met 3,9 procent vooruit zal branden. In onze buurlanden zouden de lonen in die periode met 5 procent stijgen, zodat een deel van de loonhandicap weggewerkt kan worden als onze lonen enkel de index volgen. Maar de CRB geeft zelf toe dat hij de loonstijgingen in de buurlanden steevast heeft overschat. De instelling hanteert een foutenmarge van 1,1 procentpunt. Dus enkel de automatische indexering toekennen, betekent nog niet dat daarmee de loonontsporing binnen de perken blijft.

Om de loonkosten niet verder te laten oplopen, wil de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka daarom een loonstop invoeren. Maar Voka zit niet meer aan tafel. Unizo (wel lid van de Groep van Tien) is dan weer voorstander van een netto-index: het nettoloon wordt aangepast aan de levensduurte, niet het brutoloon. Maar daar zijn de vakbonden niet voor te vinden. Want minder brutoloon betekent ook minder bijdragen aan de sociale zekerheid. Voor de vakbonden is raken aan de index sowieso onbespreekbaar.

De werkgevers willen desnoods via een omweg proberen hun slag thuis te halen door naar Duits model een ‘opting out’ in te voeren. Dit houdt in dat bepaalde sectoren of bedrijven kunnen beslissen om bijvoorbeeld over te stappen naar een 40-urige werkweek zonder loonaanpassing. Dat verlaagt automatisch de loonkosten. “Maar eenvoudig wordt dat niet”, zegt Paul Soete, gedelegeerd bestuurder van Agoria, “De 38-urige werkweek is bij ons wettelijk vastgelegd. Maar in Duitsland heeft men arbeidsduurverlenging tot 40 uur ingevoerd met werkgelegenheidsgarantie. In Duitsland is het dus mogelijk om ‘onder’ de cao-afspraken te gaan. Een van de cao’s die Agoria heeft afgesloten, laat dit ook toe. Bedrijven in zware moeilijkheden kunnen afwijken van de bestaande cao. Daarvoor is unanimiteit nodig, dus alle vakbonden moeten akkoord gaan. En dat is niet eenvoudig in België.”

alain mouton en daan killemaes

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content