“België blijft een grijze en middelmatige speler”

De Belgische economie blijft tot de grijze middenmoot behoren, het Zweedse model stevent op een crash af, de VS heeft paradoxaal genoeg haar crediteurs in haar macht en de globalisering is echt wel onomkeerbaar. Het zijn slechts een paar van de sociaaleconomische toekomstvoorspellingen van Martin Wolf, hoofdeconoom van de Financial Times. Tijdens een exclusief gesprek ging Trends met hem de wereld rond.

Martin Wolf voelt zich het best thuis in zijn vertrouwde Londen, waar hij als associate editor en chief economist in de Financial Times elke woensdag een eigenzinnige blik werpt op de wereldeconomie. Sinds hij in 2004 zijn boek Why Globalization Works publiceerde, wordt hij ook steeds meer als spreker gesolliciteerd. Wij ontmoeten hem in Brussel, waar hij als gastspreker optreedt tijdens de lancering van de denktank Itinera Institute. Daar gaf Wolf een uiteenzetting over de plaats van België in een mondiale economie.

Martin Wolf is een believer wanneer het op globalisering aankomt. Het proces van vrijmaking van de internationale goederen- en kapitaalmarkten en de toename van de wereldhandel is voor hem onomkeerbaar. Hij staaft dat kwistig met cijfers, zoals de wereldwijde stijging van het aantal arbeidskrachten tot meer dan drie miljard (drie keer meer dan in 1980). Of de stijging van de directe buitenlandse investeringen van 7,8 % van het wereldwijde bbp in 1990 naar 22 % in 2004. “Eigenlijk weten de meeste regeringsleiders ook dat er geen weg terug is,” zegt hij. “Ik maak graag de vergelijking met het einde van de negentiende eeuw. Toen had de globalisering ook de wind in de zeilen en leek ze onomkeerbaar, maar in 1914 kwam er een abrupt einde aan. Toen volgde een periode waarin collectivistische ideologieën als het communisme, nazisme en fascisme zich als volwaardig alternatief wisten te profileren. Dat zie ik nu niet meer gebeuren.”

MARTIN WOLF (FINANCIAL TIMES). “Dat lijken veeleer achterhoedegevechten. Als je de Europese economische geschiedenis van de laatste 30 jaar even onder de loep neemt, moet je erkennen dat de meeste Europese lidstaten al een tijdje bezig zijn afscheid te nemen van de nationale economieën. Er was de eenheidsakte in 1986, de invoering van de euro, de vrijmaking van de goederen- en kapitaalmarkt en de vaak onderschatte impact van de liberalisering van de telecommarkt. Natuurlijk ligt de vrijmaking van de energiemarkt iets moeilijker. Het gaat hier om nationaal zeer gevoelige sectoren. Politici beschouwen dat als hard stuff. Ik schrik dus niet van de protectionistische reflexen. Anderzijds zie ik dat het aantal fusies en overnames in de Europese Unie sterk toeneemt. Veel meer dan we 20 jaar geleden hadden kunnen verwachten. Ook de mate waarin de kapitaalmarkten internationaal geworden zijn, overtreft al mijn voorspellingen. Wie had gedacht dat het gros van de aandelen op de Duitse en Amerikaanse beurzen in buitenlandse handen zou zijn?”

Wijzen de negatieve reacties in landen als Frankrijk en Polen echter niet op een kentering in de geesten?

WOLF. “Ach, die negatieve reacties hebben we in het verleden ook in Groot-Brittannië meegemaakt. Het is onvermijdelijk dat buitenlandse overnames tot negatieve commentaren leiden. Toen het ernaar uitzag dat een bedrijf als Rover zou kunnen worden overgenomen door buitenlanders, dook ook bij ons het protectionisme weer op. En dat in een sector die in vergelijking met de energiemarkt van secundair belang is. Ik maak me dus niet echt zorgen. De Europese economische integratie is al ver gevorderd en ik zie geen alternatief.”

De jongste vijf jaar deed de Europese Unie het qua groei niet zo fraai, op een paar uitzonderingen na. We mogen al blij zijn als we boven de 2 % uitkomen. Een slecht voorteken?

WOLF. “Die slabakkende groei heeft geleid tot een zeker ongenoegen bij de bevolking en de politici hebben daarop gereageerd met een populistisch en nationalistisch discours. Brussel kreeg de schuld van alles, want de Europese Commissie was ultraliberaal. Vooral Frankrijk en Duitsland lieten zich hier niet onbetuigd. Dat vind ik gevaarlijk. De Europese Commissie heeft al weinig vrienden. Als ook de grote lidstaten haar aanvallen, gaat het de verkeerde kant op. Nu, als de economie weer wat aantrekt, zal die negatieve houding hopelijk verdwijnen.”

Binnen de Europese Unie merken we grote verschillen in groei. De eurozone scoort traditioneel zwak, maar landen als Ierland scheren hoge toppen.

WOLF. “Een recent rapport toont aan dat er twee groepen van succesvolle economieën zijn in de zone van de vijftien lidstaten van voor de uitbreiding in 2004. Je hebt landen die een hoge productiviteitsgroei kennen, geprofiteerd hebben van hun IT-kapitaal en het op een efficiënte manier investeren. Dat zijn de Scandinavische landen zoals Finland en Zweden, maar ook Ierland en Groot-Brittannië. In de andere groep van landen die het goed doen, vind je Griekenland en Spanje terug. Daar merk je een sterke groei van de vraag en een enorme aanwas van de immobiliënmarkt. De werkloosheid daalt er sterk, maar ik merk geen hoge productiviteitsgroei. Integendeel, de arbeidsproductiviteit is in Spanje de voorbije vijf jaar met meer dan 0,5 % gedaald.

“Je hebt dus enerzijds landen met een hoog inkomen die tegelijk innovatoren zijn en anderzijds een aantal lidstaten dat nog zijn achterstand inloopt. De andere EU-landen doen het merkelijk minder goed. Succesvolle landen hebben trouwens geen grote bevolking, Groot-Brittannië en Spanje uitgezonderd. De traagste groeiers (Italië en Duitsland) hebben samen 140 miljoen inwoners. Ierland en Finland tellen samen ongeveer 50 miljoen inwoners.”

Bestaat er volgens u een verband tussen de grootte van het land en het economisch succes?

WOLF. “Wellicht moet je dat land per land bekijken. België is ook klein en doet het niet goed. Dat vind ik vreemd, want als open economie zou het extra moeten profiteren van de globalisering. Maar eigenlijk blijft België een grijze en middelmatige speler. Zowel qua groei als qua arbeidsproductiviteit hangt het rond de tiende plaats als we de lijst van de EU-15 bekijken.”

Hebt u daar een verklaring voor? Wat zijn voor u mogelijke oplossingen voor België?

WOLF. “Laten we weer de EU-15 als referentiegroep nemen. In 2003 stond België op een schamele achtste plaats voor uitgaven aan informatie- en communicatietechnologie. Meer onderzoek en ontwikkeling is de boodschap. Dat zal ook een positief effect hebben op de productiviteitsgroei. Dat is nodig, want als de regering erin slaagt om ouderen opnieuw aan de slag te krijgen, zal het land qua arbeidsproductiviteit zeker niet beter scoren. Nu, België baart me minder zorgen dan andere landen. Ik verwijs naar Spanje, dat een lage productiviteitsgroei kent en een hoog tekort op de betalingsbalans. Ook de bubble op hun huizenmarkt is een probleem aan het worden. Dat zal niet zonder gevolgen blijven voor de rest van de eurozone.”

U doet niet mee met de Scandinaviëhype. In uw wekelijkse rubriek in de Financial Times maakte u zelfs brandhout van het zo geroemde Scandinavische sociale model. Waarom?

WOLF. “Finland laat ik buiten beschouwing, dat is een apart geval. Het economische succes is er vooral te verklaren door de aanwezigheid van Nokia. Zweden lijkt me een interessantere case. Ik bekijk die economie op lange termijn en merk dat Zweden in de jaren negentig goed heeft gepresteerd. Als je teruggaat tot de jaren zeventig, oogt het plaatje minder mooi. Om het sociaal model leefbaar te houden, was en is Zweden verplicht om de belastingdruk hoog te houden. In het verleden heeft dat een negatief effect gehad op de creatie van nieuwe ondernemingen. De toekomst van het Zweedse model zal sterk afhangen van het succes van gevestigde bedrijven, waarvan er veel naar het buitenland dreigen te vertrekken. Bovendien blijft ook de productiviteitsgroei er relatief laag.

“Zweden heeft in de jaren negentig een zware crisis gekend die het gelukkig de baas heeft gekund. Daardoor beschikken de Zweden nog altijd over de beste welvaartsstaat ter wereld. Ook de invoering van een flexibele arbeidsmarkt zonder al te grote sociale spanningen maakt dat ze een superieur model hebben. Maar als het gemiddelde overheidsbeslag rond de 60 % blijft draaien, dan heb je op lange termijn een probleem. Een crash is dan onvermijdelijk. Ik denk trouwens niet dat andere landen het Zweedse model zomaar kunnen overnemen. Zweden heeft een tamelijk homogene bevolking en dat is een voordeel.”

In welke mate tonen de nieuwe EU-lidstaten de weg? Ze pleiten voor revolutionaire fiscale hervormingen als een vlaktaks…

WOLF. “Een vlaktaks is geen utopie. Het is een eenvoudig en transparant belastingsysteem. Maar ik wil er wel een bedenking bij maken: de gemiddelde belastingvoet die een land hanteert, moet ook bepaald worden door het gemiddelde niveau van de overheidsuitgaven. Als regeringen meer uitgeven dan 50 % van het bbp, moeten ze een belastingvoet van 50 % hebben en met een gemiddelde voet van 50 % zal de marginale belastingvoet hoger zijn. Het kan niet anders. Zo’n hoge belastingdruk wreekt zich vroeg of laat. Terwijl landen die een flat tax hebben minder uitgeven en ook lagere gemiddelde belastingvoeten hebben dan andere landen. En dus ook lagere marginale voeten.

“Je mag ook niet vergeten dat een vlaktaks slechts één aspect is van het belastingsysteem. Naast de inkomensbelasting en vermogenbelasting zijn er ook andere fiscale inkomsten, zoals btw en sociale bijdragen. In Groot-Brittannië zorgt de inkomensbelasting voor minder dan 30 % van de inkomsten. Als je van een vlaktaks spreekt, heb je het dus slechts over een deel van de economie.”

Even de oceaan over. Behoort u tot de school die vindt dat het Amerikaanse tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans geen probleem is? Is zo’n situatie houdbaar?

WOLF. “Het duurt in elk geval langer dan ik gedacht had. Naast de Aziatische landen zijn het vooral de olie-exporteurs die geld lenen aan de VS. Ik vind het moeilijk om te geloven dat het eeuwig zal blijven duren, rekening houdend met de voorspellingen die gemaakt worden over een steeds stijgend tekort. De reden waarom het tekort voorlopig geen probleem vormt voor de VS, is dat het een zeer goedkoop systeem is. Elke keer dat de dollar zwakker wordt, wordt ook de waarde van de liabilities of verplichtingen lager. De Amerikanen krijgen het geld als het ware gratis. Als je kijkt naar government liabilities of overheidsverplichtingen tegenover het bbp, blijkt dat ze niet stijgen. Het systeem is goedkoop voor de VS, maar het blijft een rotten investment voor de rest van de wereld.

“Buitenlandse investeerders hebben in het verleden een lage return gekregen voor hun Amerikaanse investeringen. Ze kiezen nu voor overheidspapier dat lage rendementen heeft. En de dollar is er de voorbije jaren niet echt sterker op geworden. Het hoge tekort is leefbaar zolang de rest van de wereld zo vrijgevig is. En de anderen zijn zo vrijgevig, omdat hun spaartegoeden er toch maar liggen. Als het systeem blijft duren, haalt de VS er het meeste voordeel uit. Indien de geldschieters hun geld terug willen, daalt de dollar verder en dan krijgen ze niets meer. China zal twee keer nadenken vooraleer het zijn dollarreserves van de hand doet. Als het echter toch op een of andere manier gebeurt, dan is dat wel de voorbode van een recessie in de VS die niet zonder gevolgen zal blijven voor de rest van de wereld.”

Martin Wolf

Geboren in 1946 (zoon van een Oostenrijkse jood, die net voor de Tweede Wereldoorlog naar Groot-Brittannië vluchtte).

Diploma’s Politieke Wetenschappen, Economie en Filosofie (Oxford).

Tot begin jaren zeventig aanhanger van de Labour Party, noemt zich een “overtuigd antimarxistisch sociaaldemocraat.”

Evolueert nadien naar liberale visie, onder andere na de lectuur van The Road to Serfdom en The Constitution of Liberty van Friedrich Hayek.

Jaren zeventig: werkt voor de Wereldbank.

1981 tot 1986: werkt bij het Londense Trade Policy Research Centre.

Sinds 1987: chief economist van de Financial Times.

Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content