Beleggers zijn geen vervuilende auto’s

Anton van Zantbeek

Al sinds het aantreden van de regering-Di Rupo in 2011 zijn beleggers de favoriete schietschijf van de politiek. Spaarders en vastgoedinvesteerders wordt geen strobreed in de weg gelegd. Integendeel zelfs: spaarders kunnen blijven genieten van vrijgestelde intresten en een lage roerende voorheffing op hun spaarboekje. Investeerders in tweede, derde en tigste verblijven kunnen blijven genieten van een belasting die gebaseerd is op de huurwaarde van 1975. Maar als een particulier een obligatie of, godbetert, een aandeel durft te kopen, wordt hij fiscaal afgestraft.

Beleggers zijn de gebeten hond. Zowat alle fiscale heffingen zijn verveelvoudigd in nauwelijks tien jaar tijd. Voor de beurstaks is er geen jaar voorbijgegaan zonder een verhoging van drempels of tarieven, een verbreding van de belastbare basis of een uitbreiding van het aantal belastingplichtigen. De vergelijking tussen 2011 en 2021 is stuitend. Voor obligaties gold een belasting van 0,07 procent en een drempelbedrag van 500 euro. Dat werd 0,12 procent en een drempel van 1300 euro. Beleggers in aandelen komen er nog bekaaider van af. Daar bedroeg het tarief 0,17 procent, met een drempel van 500 euro. Intussen betaal je per aan- en verkoop maar liefst 0,35 procent, met een maximum van 1600 euro. Ook bij de verkoop van je kapitalisatiebevek ben je het haasje. 0,50 procent belasting met een drempel van 750 euro werden 1,32 procent en 4000 euro.

De beurs is geen casino waar gegokt wordt en beleggers in korte tijd groot gewin kunnen maken. Het is een essentieel onderdeel van onze maatschappij.

Er is een patroon. Ook de roerende voorheffing voor beleggers is over een aantal stationnetjes van soms 10, 15 of 25 procent opgetrokken naar 30 procent. De vastberadenheid om een taks op effectenrekeningen in te voeren is eveneens treffend. Hoewel die burgers discrimineert, zet de regering halsstarrig door. Beleggers zullen dit jaar 0,15 procent extra vermogensbelasting betalen. Het is een publiek geheim dat dat tarief de komende jaren gradueel zal worden verhoogd. Door die evolutie wordt beleggen fiscaal ontraden. Beleggers worden behandeld als vervuilende auto’s. Ze worden zo zwaar belast dat ze ermee stoppen en hun geld een andere bestemming geven. Dat bewijzen de honderden miljarden op spaarboekjes en de stijzende vastgoedprijzen, die het voor velen onmogelijk maakt om een woning te verwerven.

Zo’n beleid is onbegrijpelijk. Beleggen is maatschappelijk heel waardevol. De beurs is geen casino waar gegokt wordt en beleggers in korte tijd groot gewin kunnen maken. Het is een essentieel onderdeel van onze maatschappij. Het is de plaats waar bedrijven naartoe trekken om kapitaal op te halen, waarmee ze kunnen groeien en werkgelegenheid creëren. Voor burgers is het de manier gebleken om hun welvaart te verhogen. Door een stukje van je spaartegoeden gespreid te beleggen, kun je je koopkracht behouden en misschien zelfs verhogen. Beleggen zou dus moeten worden aangemoedigd, of toch minstens niet fiscaal bestraft.

Aan dat inzicht ontbreekt het de huidige politieke klasse. Dat was ooit anders. Nadat in 1981 de wet-Cooreman-De Clercq was aangenomen, vonden miljarden aan spaargeld de weg naar kapitaalverhogingen en dus de reële economie. Daardoor werd de toenmalige economische crisis bestreden. We kunnen maar hopen dat zulke initiatieven opnieuw worden genomen. De leeglopende Brusselse beurs, en bij uitbreiding de hele maatschappij en de budgettaire toestand van het land, zouden er wel bij varen.

Tot die tijd moeten beleggers waakzaam zijn. De verhoogde belastingen komen boven op alle andere kosten, zoals transactiekosten, bewaarloon, beheerloon en btw. Elk van die kosten en heffingen op zich valt wel mee, maar allemaal samen kunnen ze een molensteen zijn voor een effectenportefeuille. ‘A death by a thousand cuts.’

De auteur is advocaat bij Rivus en gastdocent aan de Fiscale Hogeschool

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content