Beleg niet blind in indexfondsen

Indexbeleggen wordt steeds populairder. Het is eenvoudig en goedkoop, en beleggers kunnen er hun portefeuille efficiënt mee spreiden. Maar indexfondsen hebben ook hun keerzijde.

Indexbeleggen wordt steeds populairder bij particuliere beleggers. Vaak zijn ze ontgoocheld over de hoge kosten en de slechte prestaties van de actief beheerde beleggingsfondsen. Ze verkiezen daarom de beursindexen te volgen via indexfondsen of beursgenoteerde trackers (exchange-traded funds of ETF’s). Zo halen ze tenminste het rendement van de brede markt, waar veel fondsbeheerders niet in lijken te slagen. Ook de eenvoud van die aanpak spreekt beleggers aan.

Breed diversifiëren

Indexbeleggen heeft belangrijke voordelen. Zo bieden ze kleine beleggers de mogelijkheid hun portefeuille heel breed te diversifiëren. Via de aankoop van één enkele tracker investeren ze in een groot aantal aandelen. Volgens de bekende belegger Warren Buffett zijn trackers vanwege die spreiding de beste oplossing voor de grote meerderheid van de beleggers. Enkel wie tijd heeft om aandelen grondig te analyseren, mag zich wagen aan individuele aandelen, vindt Buffett.

Beleggen in trackers is ook relatief goedkoop. Bij actief beheerde beleggingsfondsen zijn vaak instapkosten verschuldigd. ETF’s zijn net als gewone aandelen te koop op de beurs. Beursorders zijn de voorbije tien jaar fors goedkoper geworden, zodat de instapkosten laag zijn. Ook de jaarlijkse beheerskosten van ETF’s zijn laag in vergelijking met die van actief beheerde fondsen. Zo rekenen de ETF’s van het Amerikaanse fondsenhuis Vanguard jaarlijks 0,05 à 0,2 procent aan, tegenover gemiddeld 1 à 2 procent voor actief beheerde fondsen. Zeker over een lange periode zijn die hogere kosten een zware handicap voor actieve fondsbeheerders.

Beleggingshorizon

Indexbeleggen lijkt eenvoudig, maar het is zeker geen luie manier om rijk te worden. Een belegger moet eerst voor zichzelf bepalen hoe hij zijn gespaard kapitaal verdeelt over de verschillende beleggingsinstrumenten, zoals aandelen, obligaties, cash en vastgoed. Pas daarna kan hij nadenken over de producten waarin hij zal investeren.

De beleggingshorizon van de spaarder is daarbij erg belangrijk: hoe langer zijn horizon, hoe meer hij in aandelen kan investeren. Op lange termijn is de inflatie — de aantasting van de koopkracht van het kapitaal — een groot gevaar. Historisch bekeken, bieden aandelen daartegen de beste bescherming. Obligaties vormen dan weer een buffer tegen kortetermijnschokken op de aandelenmarkten.

De leeftijdsregel kan helpen om beleggingen te verdelen. Die regel zegt dat beleggers het percentage van hun kapitaal dat overeenstemt met hun leeftijd moeten investeren in obligaties. Iemand van dertig belegt 30 procent van zijn geld in obligaties en 70 procent in aandelen; iemand van zeventig doet net het omgekeerde. Zo beschermen beleggers steeds meer van hun kapitaal tegen kortetermijnschokken naarmate ze ouder worden. Wie zijn kapitaal binnen de vijf jaar nodig heeft voor een project — bijvoorbeeld de aankoop van een woning — blijft het beste bij een gewone spaarrekening.

Gelijkgewogen en marktgewogen

Zodra een belegger heeft bepaald hoeveel hij in aandelen en in obligaties investeert, kan hij op zoek gaan naar trackers om zijn beleggingsportefeuille mee op te bouwen. Bij de keuze van trackers of ETF’s is het belangrijk te onderzoeken hoe de tracker is samengesteld. Wie bijvoorbeeld kiest voor de immens populaire Van- guard S&P-500 ETF (beursticker: VOO), belegt in de S&P-500-index, die de vijfhonderd grootste beursgenoteerde ondernemingen in de Verenigde Staten groepeert. Die index is samengesteld op basis van de marktkapitalisatie: de grootste ondernemingen wegen het zwaarst. De tien grootste bedrijven — aangevoerd door Apple, ExxonMobil en Google — maken daardoor 18 procent van de index uit.

Ook in de brede MSCI World-index zwaaien grote bedrijven de plak. Dat betekent niet alleen dat aandelenindexen minder gediversifieerd zijn dan vaak wordt gedacht, maar ook dat beleggers daarmee disproportioneel zijn blootgesteld aan grote bedrijven. De winnaars van gisteren zijn niet noodzakelijk de winnaars van morgen. Grote ondernemingen staan altijd onder druk van kleinere, snel groeiende spelers, die onderwogen zijn in de index.

Het onevenredige gewicht van grote bedrijven, gecombineerd met de groeiende populariteit van indexbeleggen, leidt er bovendien toe dat die largecapaandelen duur gewaardeerd zijn. Analisten van het fondsenhuis Schroders hebben de prestatie van de marktgewogen MSCI World-index vanaf 1999 tot midden 2014 vergeleken met die van dezelfde index waarin elk aandeel een gelijk gewicht heeft. De gelijkgewogen index deed het opmerkelijk beter dan de marktgewogen index.

Trackers op gelijkgewogen indexen zijn echter nog zeer zeldzaam, omdat het moeilijker is zo’n index te kopiëren. Kleinere aandelen zijn veel minder liquide dan grote aandelen. Een oplossing kan erin bestaan te kiezen voor een index die middelgrote of kleine aandelen volgt, zoals de Vanguard Mid-Cap ETF (beursticker: VO) en de Vanguard Small-Cap ETF (beursticker: VB).

Eigen leven leiden

Naarmate indexbeleggen populairder wordt, neemt de tegenstand toe. De critici wijzen erop dat aandelen die deel uitmaken van een index een eigen leven gaan leiden. Door de groeiende omvang van indexfondsen gaan indexaandelen meer samen bewegen, los van hun sectorgenoten die niet in de index zitten. Indexaandelen zijn ook merkelijk duurder dan aandelen die niet in een index zitten, wat de kans op verliezen groter maakt. Hoe duurder een aandeel, hoe groter de kans dat de koers ervan zal corrigeren.

Aandelenanalisten wijzen op een bijkomend probleem: indexbeleggen is blind beleggen. Indexfondsen kopen alle aandelen, ongeacht of ze duur of goedkoop zijn, en of de bedrijven het goed of slecht doen. Er vloeit dus kapitaal naar zowel goede als slechte bedrijven, terwijl actieve fondsbeheerders hun kapitaal proberen te leiden naar goede bedrijven en goedkope aandelen. Indexfondsen worden daarom prijsnemers genoemd, en actief beheerde beleggingsfondsen prijsmakers.

Dat zou actieve fondsbeheerders moeten toelaten het beter te doen dan de brede markt. De beste kansen zijn dan weggelegd voor fondsbeheerders die veel vrijheid hebben bij het samenstellen van hun beleggingsportefeuille. Antti Petajisto, hoogleraar aan de NYU Stern School of Business, vergeleek de prestaties van verschillende soorten portefeuilles: van beheerders die een aandelenindex bijna letterlijk kopieerden tot beheerders die er ver van afweken. Uit die studie bleek dat wie ver afweek, de grootste kans had om de index te verslaan. Maar die prestatie wordt vaak tenietgedaan door de hoge beheers- en transactiekosten. Bovendien is het bijzonder moeilijk er vooraf de fondsbeheerders uit te pikken die de markt gaan verslaan. Het verleden is daarbij geen garantie voor toekomstig succes.

MATHIAS NUTTIN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content