Belastingen hadden al veel lager kunnen zijn

De regering wil werk maken van een begrotingsbeleid dat meer oog heeft voor de werkgelegenheid. Maar de snel stijgende overheiduitgaven staan een forsere en arbeidsvriendelijker verlaging van de fiscale druk in de weg.

Proficiat, u was een geweldige belastingbetaler in 2004. De fiscus telde 6,5 % meer fiscale inkomsten dan in 2003. Dat is ook 836 miljoen euro meer dan aanvankelijk begroot. Dankzij dat extraatje en 1,3 miljard euro eenmalige inkomsten kon de regering de tegenvallende inkomsten van de eenmalige bevrijdende aangifte (de fiscale amnestie) en de ontsporing van de uitgaven in de ziekteverzekering opvangen. Zo geraakte de begroting van 2004 in evenwicht.

Een logisch gevolg van de extra inkomsten is dat de fiscale druk toenam in 2004 tot 46 % van het bruto binnenlands product (zie ook Trends van 16 december 2004), wat ongeveer even hoog is als in 1999. En de hervorming van de personenbelasting en de verlaging van de sociale lasten dan? In een reactie op het artikel van Trends wijst Guy Clémer, chief economist van premier Guy Verhofstadt, erop dat de inkomens uit arbeid tegen lagere tarieven belast worden en dat de sociale lasten per euro betaald loon verminderd werden. “Dankzij dat regeringsbeleid daalde de fiscale druk op arbeidsinkomen tussen 1999 en 2004 met 1,7 % van het BBP,” rekent Clémer voor.

Kapitaalinkomens en consumptie hoger belast

Dat beleid kostte de staatskas minder dan 1,7 % van het BBP. De regeringen-Verhofstadt mochten immers van geluk spreken dat vooral in de periode van hoogconjunctuur rond de eeuwwisseling niet alleen de lonen fors stegen, maar ook de tewerkstelling fel aandikte. De belastbare basis steeg daardoor fors. En omdat inkomen uit arbeid tegen relatief hoge tarieven wordt belast (hoger dan inkomen uit kapitaal), is een arbeidsintensieve samenstelling van de groei een goede zaak voor de fiscus.

In 1999-2002 werd de daling van de fiscale druk per individu meer dan gecompenseerd door de scherpe stijging van de belastbare basis (zie tabel). Dankzij dat structuureffect steeg de fiscale druk op arbeid, ondanks de lagere belastingtarieven (dus zonder dat de overheid daar de hand in had).

In 2002-2006 heeft dat structuureffect zich echter tegen de staatskas gekeerd. Bedrijven werven niet of nauwelijks aan en de ontwikkeling van de lonen is gematigder. De samenstelling van de groei (de inkomens uit kapitaal stegen sneller dan inkomens uit arbeid) is een tegenvaller voor de fiscus. De fiscale druk op arbeid daalt daarom sneller dan op basis van de lagere tarieven te verwachten is. “De regering mag voor de periode 2002-2006 daarom ook maar twee derde van de verlaging van de fiscale druk op arbeid op zijn conto schrijven,” geeft Clémer toe.

De regering compenseerde die tegenvaller met een resem belastingverhogingen in de sfeer van de indirecte belastingen, en dat vooral in 2004 en 2005. Daarnaast brachten de BTW en de vennootschapsbelasting vorig jaar een pak meer op dankzij de stevige consumptie en bedrijfswinst. Zo bleef uiteindelijk de fiscale druk min of meer op niveau tussen 1999 en 2004 (zie tabel).

Tijdens de regeringen-Verhofstadt is de aard van het fiscale beestje wel veranderd. Er is een iets lagere fiscale druk op arbeid en een iets hogere druk op kapitaalinkomens en consumptie. Dat weerspiegelt het regeringsbeleid om arbeid minder te belasten en de financiering van de overheid en de sociale zekerheid te baseren op een bredere basis. Die trend wordt versterkt in de komende jaren en moet (eindelijk) uitmonden in een lagere fiscale druk van 45,4 % in 2006.

Naar een arbeidsvriendelijk begrotingsbeleid?

De fiscale druk had echter al veel lager kunnen zijn. De regering maakte van de extra inkomsten uit het structuureffect geen gebruik om de belastingtarieven en/of de sociale lasten op arbeid verder te verlagen. En net die lagere lasten op arbeid en lagere loonkosten kunnen veel extra jobs opleveren. Precies omdat een arbeidsintensieve groei een grote meevaller voor de begroting is, betaalt een lastenverlaging die jobs schept, zichzelf grotendeels terug. Minister van Begroting Johan Vande Lanotte (SP.A) lijkt deze hefboom nu te willen aangrijpen door de focus van het begrotingsbeleid naar de werkgelegenheid te verschuiven. Waar wacht hij op?

Het grote struikelblok voor dit ambitieuze maar noodzakelijke beleid is dat een lagere fiscale druk niet te rijmen valt met een begrotingsevenwicht. De jongste jaren zijn immers ook de overheidsuitgaven sterk gestegen. De fiscale druk zou wel afnemen in 2005 en 2006, maar er dreigt een oplopend overheidstekort als de overheidsuitgaven niet strikt onder controle worden gehouden.

Dat de gezondheidszorg in 2004 het budget met bijna 10 % (of 634 miljoen euro) overschreed, is daarom bijzonder zorgwekkend. In 2004 financierden de hoger dan verwachte inkomsten de hoger dan begrote uitgaven. Zo’n beleid is niet meteen de beste garantie om de fiscale druk te verlagen. Guy Clémer: “De vooropgestelde daling van de fiscale en parafiscale druk in de periode 2004-2006 komt er alleen als de uitgaven van deze regering binnen het bij de regeringsonderhandelingen vooropgestelde groeipad blijven. Dat is de echte opgave van deze regering voor 2005. Midden 2005 weten we waar we aan toe zijn.”

Daan Killemaes Eric Pompen

“De daling van de fiscale en parafiscale druk in 2004-2006 komt er alleen als de uitgaven van deze regering binnen het vooropgestelde groeipad blijven.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content