Behoudend voetbal in de clubkas

Het Belgisch voetbal krijgt op het veld vaak de stempel van verdedigend en behoudend. En hoewel het er in de bestuurs-kamer vaak ‘aanvallender’ aan toe ging, is het ook daar steeds meer de betrachting om minstens de nul te houden in het bedrijfsresultaat.

Ik heb al twee keer een kerkhof opgekuist, een derde keer komt er niet. Toch niet meer met mij. Ik wil absoluut binnen de krijtlijnen van het budget blijven,” zegt Johan Vermeersch. De bouwmagnaat is voorzitter van de nieuwe eersteklasser FC Brussels, de club die hij optrok op het puin van RWDM. Een paar kilometer verder in de hoofdstad zegt Anderlecht-manager Herman Van Holsbeeck: “We betalen niet langer 20 tot 40 % meer dan de binnenlandse concurrentie om een speler aan te trekken. We leggen op voorhand vast hoeveel een speler mag kosten en gaan daar niet boven. Het was óf Mbo Mpenza voor 1,25 miljoen euro naar Anderlecht óf geen Mpenza naar Anderlecht.”

Zowel bij de kampioen als bij de nieuwkomer zet realisme de toon. Op andere voetbalvelden van de eerste klasse is het niet anders. Begrotingen op bierviltjes, wishful thinking én een gat in de portemonnee ruimen steeds meer baan voor spreadsheets, rekenmachines en een waarschuwende vinger van de financieel directeur. “Je moet elke dag de financiële stand van zaken kennen, anders lukt het niet meer,” aldus Van Holsbeeck. “Er komen hier dagelijks tot honderd facturen binnen. Een grondige analyse van prijsoffertes bespaart de club handenvol geld. Neem de nieuwe lichtinstallatie die we pas geplaatst hebben. Het verschil tussen de offerte die we kozen en de duurste offerte bedroeg maar liefst 200.000 euro.”

Het is niet alleen het licentiesysteem dat de Belgische voetbalclubs noopt tot een gezonder financieel beleid. De leeflijnen die in het verleden de meeste clubs kunstmatig overeind hielden, zijn grotendeels dichtgeslibd. En dan hebben we het over uitgaande transfers en/of voetbalgekke mecenassen die de jaarlijkse tekorten van gemiddeld 0,5 tot 1 miljoen euro bijpasten. Die kansen zijn gekeerd. De nieuwe basiswet van de voetbaleconomie is ontroerend eenvoudig: geef niet meer uit dan er in het laatje komt. “Eerst de centen verdienen, en ze dan pas uitgeven,” zegt Harry Lemmens, voorzitter van de beheerraad van Racing Genk. “Als je een foute investering doet, is dat een drama. Twee mislukte transfers hebben ons twee tot drie jaar teruggeslagen.”

Afkicken van transfers en mecenassen

Een makelaar met spelers in de aanbieding hangt aan de lijn bij Herman Van Holsbeeck. ” No, maybe only a left back, but no transfer money,” zegt de manager. “Veel voetbalmanagers dachten dat ze het exploitatieverlies konden goedmaken met uitgaande transfers. Ze namen echter een ongelooflijk risico, en vandaag heeft die strategie nog weinig kans op slagen,” zegt Van Holsbeeck. De reden is simpel: de transfermarkt ligt grotendeels plat, niet alleen in België maar in heel Europa. Van Barcelona tot Dortmund stapelden de clubs de verliezen op. Zotte transferprijzen worden alleen nog voor de absolute topspelers betaald. De kans dat de aandeelhouders van een voetbalclub de jackpot winnen door een goudhaantje te verkopen, is dus flink gedaald. ” Porto, de winnaar van de Champions League, verkoopt zijn beste spelers voor 6 à 7 miljoen euro. Wij verkochten drie jaar geleden Bart Goor voor die prijs aan Hertha Berlijn,” zegt Van Holsbeeck.

De topclubs beperken de transfersommen – Genk bijvoorbeeld geeft nog maximaal 1 miljoen euro uit om een speler aan te trekken – terwijl de kleinere clubs al helemaal geen transfervergoedingen meer betalen. Zij plukken gratis eindecontractspelers uit de markt. Keerzijde van die medaille is dat de clubs ook geen spelers meer kunnen verkopen. “Voor het eerst kunnen we dit seizoen rondkomen zonder spelers te moeten verkopen,” zegt René Snelders, bestuurder bij GBA. “Nu zijn we nog afhankelijk van inkomsten uit ofwel Europees voetbal, ofwel uitgaande transfers. Binnen twee jaar moet we ook zonder die onzekere inkomsten kunnen rondkomen,” meent Harry Lemmens. Anderlecht en Club Brugge rekenen wel nog op regelmatig Europees voetbal om de kosten te dekken.

Pierre François, algemeen directeur van Standard, deelt die analyse niet. Standard boekte vorig seizoen wel nog een boekhoudkundig verlies van 3,1 miljoen euro, maar de club verdiende voor het eerst sinds lang wel een positieve cashflow. Dat kwam onder meer dankzij uitgaande transfers zoals die van Emile Mpenza naar Hamburg. “Transfers horen bij het wezen van een voetbalclub. Daarom tellen we die inkomsten mee in het operationele cashflowresultaat. Het zijn geen uitzonderlijke inkomsten, want we hebben genoeg internationale contacten om elk jaar operaties te doen,” zegt François.

En de mecenassen? Die hebben hun lesje stilaan wel geleerd. Gekke voorzitters die blanco cheques uitschreven, worden met uitsterven bedreigd. “Het was de ziekte van het Belgische voetbal dat mecenassen jarenlang geld pompten in de clubs,” zegt Roland Duchâtelet, de nieuwe eigenaar van Sint-Truiden. “Maar ik heb het gevoel dat er beterschap is en dat onze constructie navolging zal krijgen.”

Zakenman en Vivant-politicus Duchâtelet nam voor 1 miljoen euro een belang van iets meer dan 50 % in de kanaries. Er kwam een nieuwe NV boven de bestaande VZW. De VZW houdt de schulden van het verleden, maar krijgt een inkomstenmodel om op tien jaar die schulden af te lossen. Vers geld dus, in ruil voor controle en deelna- me in – wie weet – de winst. En al is de raison d’être van een voetbalclub winnen, toch zegt Duchâtelet: “Elke organisatie, ook een voetbalclub of een ziekenhuis, moet geprogrammeerd worden om winst te maken. Anders lopen de kosten te hoog op en heerst er inefficiëntie.”

Het credo: besparen

Programmeren voor winst betekent in de eerste plaats nog altijd besparen. Het is een oefening waar de meeste clubs al een aantal jaren mee bezig zijn, en waar de schwung stilaan uit raakt. De achttien eersteklassers zullen dit jaar 120 miljoen euro uitgeven, ongeveer evenveel als vorig jaar. Opvallend is echter dat zowat alle clubs zeggen dat ze dit seizoen minstens break-even zullen draaien. De volgende stap naar financiële duurzaamheid – het aanleggen van een spaarpot of een buffer voor tegenvallers – is echter een te grote sprong voorwaarts. Het gebrek aan reserves is echter de achilleshiel van het Belgische profvoetbal, waardoor gevallen als Lierse nooit ver weg zijn.

In zulke marktomstandigheden is het voor de meeste spelers verder inleveren geblazen, de topspelers uitgezonderd. Herman Wijnants, manager van VC Westerlo: “De salarissen zijn voor een gemiddelde eersteklassespeler zeker met 30 % tot 50 % gedaald in vergelijking met vier jaar geleden.” Volgens de spelersvakbond Sporta speelt ongeveer 60 % van de spelers in eerste en tweede klasse voor het minimumloon. Vooral de jonge spelers moeten het daarmee doen, al komen daar bonussen bij in functie van het aantal behaalde punten. Dirk De Vos: “Het gemiddelde basisloon bedraagt volgens mij rond de 3000 euro bruto per maand, maar ik zeg dat met de grootste omzichtigheid want ik heb er geen statistieken over. Ik ga enkel voort op de verschillende contracten die ik hier zie passeren.”

Ook de kern wordt hier en daar nog flink afgeslankt. Racing Genk telde vorig seizoen nog 54 contractspelers (inclusief enkele talentvolle spelers onder zestien jaar) en wil nu naar 37 spelers. “Een te grote kern is gewoon niet rendabel. Die afslanking was onze sanering, want de lonen die we betalen blijven op peil,” zegt Harry Lemmens. “We hanteren wel een plafond: één speler mag de club maximaal 500.000 euro per jaar kosten.” Saneren gaat soms als vanzelf dankzij het aflopen van zware, langdurige contracten die nog uit de goede oude tijd stammen.

Een besparingsstrategie is echter niet risicovrij. AA Gent speelde vorig seizoen verschrikkelijk boerenkoolvoetbal. “En we kunnen het ons geen tweede jaar op rij veroorloven een erbarmelijk voetbalproduct aan te bieden,” erkent voorzitter Yvan De Witte. De Buffalo’s trokken daarom enkele nieuwe spelers aan en geven in vergelijking met vorig seizoen 100.000 euro meer uit aan spelerslonen. Want, zo rekende De Witte uit: “Elke euro besparing op het sportieve vlak kostte ons vorig jaar twee euro aan inkomsten.”

Ook bij Racing Genk was het voetbal vorig seizoen bijwijlen niet om aan te zien. “We hebben een relatief trouw publiek, maar een derde jaar op rij dat sportief mager uitvalt, is uit den boze,” zegt Lemmens. De club begroot dit jaar voor een kleine 15 miljoen euro aan inkomsten en stelt daar, voorlopig, 13 miljoen euro aan kosten tegenover. De club kan dus nog versterking aantrekken, “en de druk van de supporters is heel groot om dat ook te doen. Tenslotte verkopen we een product dat entertainment is. Vedetten, spektakel en resultaten moeten dat product verkopen.”

Lokeren gooide vorig seizoen met nieuwjaar zelfs zijn doelstelling om breakeven te draaien overboord en trok snel nog een aantal spelers aan. Degradatie dreigde immers. Het opgelopen tekort van 0,5 miljoen euro werd gefinancierd met reserves én met de hulp van voorzitter Roger Lambrecht, die dat echter op een “zakelijke manier” deed.

Verdikke, wéér gewonnen

Maar er zijn evenzeer clubs – en dat is typerend voor de venijnige onvoorspelbaarheid van de voetbalbusiness – die in de problemen komen omdat ze wél goede resultaten hebben behaald. Benny Van Dyck, algemeen secretaris van Lierse: “Twee jaar geleden hadden we onze begroting gemaakt op basis van 43 punten, en we zijn uiteindelijk geëindigd op 62 punten. We grepen naast de prijzenpot, maar we moesten de spelers wel premies betalen die we niet hadden begroot. Dat maakte het een enorm duur jaar.” Het was een foute inschatting die Lierse kon missen als kiespijn. De club worstelt nog met de afbetaling van de nieuwe tribunes en overleefde ternauwernood het vorige seizoen. Toch zegt Van Dyck: “De RSZ-schulden zijn volledig aangezuiverd. Onze inkomsten en uitgaven zijn in evenwicht, we rekenen zelfs op een kleine winst.”

Ook Westerlo liep vorig seizoen tegen een verlies van 75.000 euro aan, omdat de club 52 punten haalde terwijl er veertig gebudgetteerd waren. Het verlies werd ten laste genomen van de nieuwe begroting. Moeskroen idem dito. De club van voorzitter en burgemeester Jean-Pierre Detremmerie schroeft het budget met 2 miljoen euro terug om de eindjes aan elkaar te knopen. Dirk De Vos van Sporta: “Het systeem van variabele verloning is helemaal scheefgegroeid. Ik pleit ervoor om het basisloon op te trekken en het variabele systeem te minimaliseren. Ik ben ervan overtuigd dat ze op die manier hun begroting veel beter sluitend kunnen maken.”

“De kloof tussen de toppers en de anderen zal nog toenemen,” meent Herman Van Holsbeeck. “De toppers behouden hun kern, terwijl de clubs die vorig seizoen goed presteerden, noodgedwongen hun beste krachten laten vertrekken.” Ook Anderlecht voerde trouwens een premiesysteem in. “Wie speelt en wint, verdient evenveel als vroeger,” zegt Van Holsbeeck. Maar rijk worden al kijkend vanuit de tribune, dat is er ook voor de Anderlecht-spelers niet meer bij.

Kabeljauwen kopen geen tickets

Het speuren naar nieuwe inkomsten is een andere weg naar sluitende begrotingen. En daar wringt het schoentje volgens voetbaleconoom Trudo Dejonghe. Te veel clubs opereren in een te klein marktgebied. Gevolg: ze stoppen te veel in een stadion dat ze niet gevuld krijgen. Oostende, Cercle Brugge en Club Brugge bijvoorbeeld zitten op een kluit te voetballen, en kampen bovendien met het nadeel dat hun actieradius abrupt wordt afgebroken door de Noordzee. “Ik heb inderdaad aan nog geen enkele kabeljauw een ticket verkocht,” zegt Oostende-voorzitter Eddy Vergeylen nuchter.

Neen, dan moet het heil komen van de economische regio, hoopt Johan Vermeersch van FC Brussels. “Op commercieel vlak biedt Brussel, als hoofdstad van Europa, een enorm potentieel. We tellen ruim 22000 ondernemingen over de negentien verschillende gemeenten. Dat is een goede basis om op te bouwen.”

Ook sportief succes kan nog wat extra inkomsten forceren. “Als wij de eerste wedstrijden kunnen winnen, betekent dat een groot verschil in ticketverkoop,” beseft Eddy Vergeylen. “De ticketverkoop, abonnementen en sponsoring maken zowat 80 % van de totale inkomsten uit,” rekent Filips Dhondt, bestuurder bij Club Brugge, voor. “Tickets en abonnementen hangen echter sterk samen met de sportieve prestaties, een gegeven dat zich niet snel laat managen.” En omdat er in het voetbal voor elke winnaar ook een verliezer staat, veranderen de sportieve uitslagen per saldo voor de sector niet veel. De rek aan de inkomstenzijde is er trouwens min of meer uit, valt te horen in meer dan één directiekamer.

Toch is het probleem van het Belgische voetbal niet een te kleine markt en overcapaciteit, maar behoorlijk financieel bestuur. Een club als Cercle Brugge, die niet meteen van een grote achterban kan beschuldigd worden, toont dat het met een budget van 2,5 miljoen euro probleemloos kan meedraaien in de topklasse. Frans Schotte is er de architect van het behoudend voetbal in de financiën. Zijn credo: “We zullen dit jaar angstvallig de kosten in de gaten houden om uit de rode cijfers te blijven.”

Daan Killemaes Lieven Desmet

Te veel clubs opereren in een te klein marktgebied. Gevolg: ze stoppen te veel in een stadion dat ze niet gevuld krijgen.

“Een voetbalclub moet geprogrammeerd worden om winst te maken. Anders lopen de kosten te hoog op en heerst er inefficiëntie.” [Roland Duchâtelet, Sint-Truiden]

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content