Beeldig Brussel

De binnenzak van Brussel bevat een pléiade aan beelden en monumenten. Fotograaf Bernard Boccara koos ze als bakens voor de volgende wandeling door de hoofdstad.

TEKST : LUC DE DECKER FOTO’S : BERNARD BOCCARA

Claustrofobische autopijpen die je langzaam de keel dichtsnoeren, lukraak neergepote kantoorblokkendozen, aan elkaar geregen door rottende krotten, gistende getto’s en toeristische fuiken, die doorgaans even fraai verpakt worden als schreeuwlelijke pralinedozen, die je best gesloten houdt om niet geconfronteerd te worden met de gesmolten inhoud. Brussel is als een ellenlange zin die aan de builenpest lijdt, grammaticaal krom en overladen. En toch. Het uit de hoofdstad weggeholde ketje Johan Verminnen zingt het in zijn van weemoed gestolde verzen : “Al ben je als een lelijk huis, toch voel ik me hier veilig thuis.” Soms vinden we ook dat ze ‘t niet meer verdient, maar na haar nukken en grillen, pakt Brussel steeds weer uit met haar onweerstaanbare charmes. Met een droevig pruilmondje twijfelt ze tussen de opzichtige schmink van een benepen uitgevallen grootstad en de behaaglijkheid van een ruim bemeten provincienest.

Een doorgewinterde femme fatale is ze alvast niet. Ze laat haar parels lang niet voldoende fonkelen. Tal van architecturale en esthetische hoogstandjes gaan verloren in het dagelijks tumult. Je moet deze dame een beetje helpen, je moet zelf mee zoeken naar haar bevalligste zijden. Of is dat nu juist haar truc om alsnog de aandacht te genieten ?

De Brusselse fotograaf Bernard Boccara ging in op die uitdaging. Via een fotoreeks over standbeelden, bas-reliëfs en monumenten toont hij de hoofdstad vanuit een eigenzinnig perspectief. Misschien ligt de grootste verrassing wel in het feit dat de meeste van deze beelden op drukke plaatsen staan. Juist daardoor worden ze vreemd genoeg te weinig an sich opgemerkt. We geven het grif toe, bij sommige beelden geef je ook beter niet te veel commentaar. Hun kunstzinnige portefeuille zou leeggeschud worden bij een kritische bespreking. Dat verhindert nog niet dat hun aanwezigheid zelf een betekenis en een waarde gekregen heeft. Andere beelden verbluffen dan weer door hun getuigenis van ambachtelijkheid en creativiteit. Zelfs temidden van de giftige verkeersstroom creëren ze artistieke oasen. Voor wie er oog voor wil hebben.

Kitsch of kunst

is vaak een overbodige vraag, zeker bij het vertrekpunt van onze kronkelige promenade aan het slachthuis in Anderlecht, zeg maar den abattoir. Liefhebbers van antiek en onverbeterlijke snuisteraars kennen het complex van de zondagse rommel- en antiekmarkt. Deze kern van Kuregem, ooit het trotse industriële hart van Brussel, werd de jongste jaren fel belaagd. Begin 1996 legde een brand een afdeling van het slachthuis in de as. De nabije straten werden een tijdlang ingepalmd door handelaars in tweedehandsauto’s. Maar de wijk krabbelde steeds weer overeind en de stieren bewaken nog altijd de toegangspoort. Mensen met een stevige honger kunnen in de laatste resterende café-restaurants terecht voor de traditionele forse steak. Er hoort een geuze, kriek of framboise bij. Aan de tafel naast u hoort u de kritiek op de dagprijzen van de vaarzen, ossen en dikbillen.

Zondagvoormiddag kan je van de rommelmarkt aan het slachthuis doorwandelen naar de kleurrijke markt voor het Zuidstation. Voor Antwerpenaars : dit is de Brusselse Vogelenmarkt, maar dan exotischer, babelser en niet overspoeld door Nederlanders. Tegen de spoorbruggen waan je je zelfs even in een Noord-Afrikaanse soek. Wie nog zin en geld heeft, kan daarna naar de echte rommelmarkt op het Vossenplein in hartje Marollen en vervolgens naar de chique antiekmarkt en de dito winkelpuien op de Zavel. De afstand en de drukte schrikken af, maar de tocht valt niet te versmaden. Een aanrader : verdeel het parcours over verschillende zondagochtenden.

Art nouveau

mag niet ontbreken op een Brusselse promenade. We kiezen deze keer voor een minder gekend voorbeeld, al was het maar omdat het aan de grauwe Luchtscheepvaartsquare ligt. Daar stuiten we op de bijenkorf van La Prévoyance Sociale, in 1912 getekend door Horta-discipel Richard Pringiers. In de jaren dertig werd het gebouw uitgebreid en bijgespijkerd door vader en zoon Brunfaut, namen die ook verbonden zijn met het Centraal Station.

Beeldhouwer Dolf Ledel, de Etterbekenaar die alomtegenwoordig is in het Brusselse straatbeeld met hoogtepunten op de Kunstberg en ook al in het Centraal Station, zorgde voor het bas-reliëf boven de ingang. Met een schild boven zijn hoofd, beschermt een gespierde man zijn knielende vrouw en kind tegen vallende stenen. Aan pathetiek heeft het de Brusselaars nooit ontbroken.

Op het plein voor het art nouveau kantorencomplex troont een bijzonder bizar beeld. Vanuit de verte lijkt het een pierrot, een tragische witte clown met een masker in de vreemd gebogen hand. Dichtbij blijkt de droevige zotskap een plomp zwaard in de andere hand te houden. Dit sibillijnse, wat aangevreten standbeeld met de brede plooien in de gewaden, huldigt de oorlogsslachtoffers van de foorreizigers. De sculptuur staat niet toevallig op dit (verfomfaaide) pleintje. Van midden juli tot midden augustus richt het de blik op de jaarlijkse Zuidkermis, het Belgische Mekka van kermisfanaten. In de buurt van het Zuidstation ontmoeten kermis en markt elkaar. Behalve op een begenadigd moment op de Zavel, smaken de karakollen nergens beter dan aan de krakkemikkige kramen voor de deuren van groezelige cafés langs het kermispad. Kies er een zwoele zomeravond voor.

Voluptueuze dames

in Sint-Gillis doen ons van het Kuregemse traject afwijken. In die wellustige vormen drukte de Brusselse bourgeoisie in het begin van deze eeuw gretig haar geloof in de vooruitgang uit. Alles moest en zou groter, sneller en beter worden. Daarom werd het stadhuis van Sint-Gilles in 1905 opgetrokken in een parmantig neo-amalgaam. Het zou gebaseerd zijn op een Loire-kasteel, maar die bron is al even twijfelachtig als mistig.

Op de gevels van het gemeentehuis pronken de dames. Een eerste galerij verzinnebeeldt zowaar fraaie “filosofische” thema’s als Elektriciteit en zelfs de Tramway. Een andere vrouwenstoet is behoeftiger en houdt het bij onderwerpen als Onderlinge Hulp en Materniteit. De naakte spring-in-‘t-veld op het voorplein verwijst naar het water, niet naar een of andere paradijselijke bron, maar naar kraantjeswater. De Brusselse burgerij heeft altijd al merkwaardige fantasieën gehad.

Joseph Conrad

is de auteur van het grimmige meesterwerk Heart of Darkness. Hij is ook aanwezig in de Brusselse straten, maar alleen voor wie hem echt wil zien. Daarvoor trekken we richting Hallepoort, waar we nog net een vage glimp opvangen van de doorgroefde Normaalschool Karel Buls, genoemd naar de Brusselse liberale burgemeester uit de vorige eeuw. Hij koesterde een wanhopige liefde voor Maguerite Poradowska-Gachet, nota bene een minnares van Conrad. Op de Brusselse straten slenteren kruidige faits-divers, smoezelige soap en bittere drama’s arm in arm. Hoe meer en intenser de passant om zich heen kijkt, bij voorkeur door de tijdsmuren van de geschiedenis heen, hoe meer de stad tot leven komt.

In de verte wenkt het plein dat genoemd werd naar de eerste en meteen al controversiële burgemeester van het Belgische Brussel, Rouppe. Bij lekkerbekken met een even gulle portemonnee als exquise smaak zet het uitspreken van de naam de smaakpapillen aan het werk. Het plein herbergt immers Comme chez soi. Daar regeert Pierre Wynants, misschien wel de parel aan de Belgische haute cuisine-kroon. Vorige eeuw stapten hier nog passagiers uit de trein. Het Zuidstation ligt nu een goede kilometer verderop. Het beeld ter ere van Rouppe is wel blijven staan, al heeft vrijwel niemand er op de drukke rotonde nog oog voor. Het beeld van een vrouw stelt de stad voor, de laurierkrans in haar hand is bestemd voor de even vaak gevierde als verguisde burgervader. Beeldhouwer Franklin maakte de allegorie al in 1848, toen beeld en fontein bij het hekken van het station geplaatst werden.

Zelfs Peter Pan

haalt fratsen uit in Brussel. Daarvoor klimmen we door de slonzige Marollen en komen uit in het sjieke voorportaal van de Louizalaan met haar selecte boetieks. Aan de overkant vinden we het Egmontpaleis. Vandaag legt het ministerie van Buitenlandse Zaken er voorname gasten in de watten. Vroeger verbleven onder meer Jean-Jacques Rousseau en Lodewijk XV er. In het bijhorende park stuit je op het guitige beeld van Peter Pan, een ode aan de speelsheid die wat vreemd klinkt in deze stijve buurt.

Na enkele schreden beland je op de Kleine Zavel met zijn bos van zuilen en standbeelden. Alleen al op het smeedijzeren hek prijken 48 beelden die allerhande ambachten uitbeelden uit de 15de eeuw. Ook de in 1566 op de Grote Markt onthoofde graven Egmont en Hoorn kregen er een forse nagedachtenis. Tussen de andere beelden, een heuse historische openlucht-portrettengalerij, herkennen we Gerard Mercator en Marnix van Sint-Aldegonde.

Op het Martelaarsplein

komen we tot rust. Het plein, een schoolvoorbeeld van 18de-eeuws classicisme, was volkomen verkommerd. Enkele jaren geleden moest je er vooral opletten niet onder een vallende dakgoot terecht te komen. Nu hebben ministers van de Vlaamse regering er hun kabinetten gehuisvest.

Die prominente Vlaamse aanwezigheid roept ironie op. Centraal op het lange rechthoekige plein pronkt immers een (gruwelijk lelijk) monument ter ere van de gesneuvelden in de strijd voor de Belgische onafhankelijkheid. Er kwam zelfs een crypte waar de eerste martelaren voor het Belgische vaderland begraven werden. De naam kwam dus pas bij de onafhankelijkheid tot stand, vroeger heette het Sint-Michielsplein. De rondborstige dame met de stevige bovenarmen op het monument symboliseert de vrijheid. Ze houdt een boek in de hand, waarin ze de datum van de opstand in september 1830 grift. Aan haar voeten ligt de Belgische leeuw, net als de gebroken kettingen, die verwijzen naar het einde van de Nederlandse overheersing. De vier engelen aan de voet van Vrouwe Vrijheid beelden de vier dagen van de opstand uit.

Jammer genoeg breekt het overladen monument de uitgekiende strenge sfeer van het classicisme. Het lijkt wel of de bombast van Wagner een meticuleuze ouverture van Bach overdondert. We zullen er hoe dan ook mee moeten leren leven. Raken aan het monument zou een communautaire orkaan ontketenen. Daarmee vormt het plein zelf een prachtvoorbeeld van een Belgisch compromis.

De Kruidtuin, een rustpunt omzoomd door goden, helden en engelen.

Stieren bewaken het slachthuis van Anderlecht, vooral op zondagvoormiddag een prima vertrekpunt voor een stadstoer.

De tragische pierrot in de buurt van het Zuid herdenkt de oorlogsslachtoffers van de foorreizigers.

De naakte spring-in-‘t-veld voor het parmantige gemeentehuis van Sint-Gillis verwijst naar het kraantjeswater. De Brusselse burgerij heeft altijd al merkwaardige fantasieën gehad.

In het Egmontpark stuit je op het guitige beeld van Peter Pan, een ode aan de speelsheid die wat vreemd klinkt in deze stijve buurt.

Wie zich na de verpozing in het Egmontpark over de Binnenring waagt, vindt een monumentale koningstuin in de Louizalaan op zijn weg.

Op de Kleine Zavel verrast een historische openlucht-portrettengalerij.

De rondborstige dame met de stevige bovenarmen in het midden van het Martelaarsplein symboliseert het onafhankelijke België.

Net buiten onze promenade verrast de Neptunus-fontein in Laken.

Wie in uitstekende vorm is, klimt van het Martelaarsplein tot bij de Kruidtuin, waar een nieuwe pléiade beelden wacht.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content