Bedrijfspand ’97

De Vlaamse laureaten : de gerenoveerde ex-melkerij van de CM-Eeklo en de Studio’s van het Kaaitheater (Brussel).

Voor de jaarlijkse bekroning van “Bedrijfsgebouw van het jaar” waren na een eerste selectie acht kandidaten in de running. Interbrew Belgium (Leuven), l’Ancienne Halle aux Viandes (Luik), Groep T Hogeschool (Leuven), het Bellonehuis (Brussel), Seghers Engineering (Willebroek), de Studio’s van het Kaaitheater (Brussel), de Christelijke Mutualiteit (Eeklo) en TEIN Telecom (Brussel).

Die gebouwen legden we u enkele weken geleden voor. Uw talrijke reacties werden samengelegd met het verdict van de jury. Niet minder dan vier winnaars kwamen uit de bus. Aan Vlaamstalige kant vielen twee renovaties in de prijzen. De herbestemming van het oude Stassanocomplex te Eeklo tot hoofdzetel van de CM door architect Stéphane Beel en de renovatie van de oude brouwerij l’Etoile tot de Studio’s van het Kaaitheater (Vlaamse Gemeenschap) door architect Luc Maes. Ons Franstalig zusterblad Trends/Tendances bekroont de Brusselse herbestemming van een oude brouwerij tot de zetel van TEIN Telecom door architect Joël Claisse en de restauratie van de Luikse Oude Vleeshal tot Toerismebureau door architecten Pierre Hebbelinck en Alain Richard.

We bezochten de vier bekroonde werken.

CM Eeklo : hoogstaande architectuur

Vijf jaar geleden besloot de CM Eeklo een nieuw hoofdkantoor te bouwen. De twee bestaande kantoren in de Visstraat en in de Stationsstraat waren te klein geworden. Onder meer dankzij stadsarchitect Filip De Pau werd de aandacht van de directie gericht op het leegstaand industrieel complex van Stassano. Deze melkerij die in 1952 ontworpen werd door de Eeklose architect Luc Van Cauwenberghe stond al jaren te verkommeren midden in een buurt die zelf ook wel een hefboom kon gebruiken. Na anderhalf jaar onderhandelen kocht de CM Eeklo een gedeelte van het Stassano-complex van de stad, met de bedoeling er haar hoofdkantoor Meetjesland in onder te brengen, evenals haar publieke diensten en ontvangstruimtes.

De bouwheer opteerde voor hoogstaande architectuur. Hij wilde eveneens dat het fabrieksgebouw en de ziel ervan maximaal gerespecteerd zouden worden zonder de functionaliteit en de budgetbeperkingen uit het oog te verliezen. Of zoals Paul De Bruyckere, secretaris van CM Eeklo, het nu zegt : “Ik leerde dat kwalitatieve architectuur niet per se duurder moet zijn. Het is wel veeleisender voor alle partijen.” Een architectuurwedstrijd waarbij de directie van de CM slechts een adviserende stem had, hakte de knoop door. De opdracht kwam toe aan de Brugse architect Stéphane Beel.

Het nieuwe CM-hoofdgebouw opende op 30 augustus jongstleden zijn deuren. Zijn twee deuren eigenlijk, want de oude melkerij ligt ingebed tussen twee pleintjes. Een groen dorpspleintje en een (parking)plein gevormd door het Stassanocomplex. De architect maakte daar dankbaar gebruik van door een publiekspassage te creëren tussen het Stassano-plein en de Garenstraat. Op deze manier werd het CM-kantoor opgenomen in het stedelijk weefsel. Langs de centrale passage werden de publieke ruimtes geconcipieerd. “We creëerden eigenlijk een derde pleintje,” legt de enthousiaste bouwheer uit. “Traditioneel vind je rond het dorpsplein een apotheker, een dokter, een bank enzovoort. Net zoals dit bij ons het geval is.”

De publieksruimte

ademt, net als de andere ruimtes, de sfeer van het vroegere gebouw uit. De bezoeker krijgt er zicht op de hele hoogte van de toren die het gebouw kenmerkt. Ook de gebruikte materialen bleven “basic”. Niet geschilderde verweerde muren, polierbeton, industriële radiatoren, bestaande gietijzeren ramen, houtwolsegmentplaten voor het plafond, authentieke witte tegeltjes uit de melkfabriek enzovoort. Waar nodig voegde de architect op een serene manier nieuwe elementen toe. Ingebrachte patio’s laten licht en perspectief toe zonder het massieve volume aan te tasten.

Prestigieuze materialen en schreeuwerige elementen werden (gelukkig) geweerd. Het gebouw en de ruimtes bezitten inherent voldoende kracht om aan te trekken en te imponeren. Alles ademt een natuurlijke “au sérieux” uit. Stéphane Beel : “Het gewilde contrast werd niet gezocht, wel de sereniteit ; niet het modieuze maar het elementaire en het evidente. Nuances worden aangebracht door combinaties van basale, fijn afgewerkte materialen samen met het ruwe karakter van een schoongemaakte ongepleisterde fabrieksmuur.” Op een subtiele manier worden de toegevoegde elementen onderscheiden van de oude structuur. De gerecupereerde muren zijn onbewerkt, de nieuwe muren werden wit geschilderd. De nieuwe ramen liggen in de lijn van de oude gietijzeren ramen, zonder er evenwel kopieën van te zijn.

De bureaus

van de bedienden op het gelijkvloers, de boekhouding op de tussenverdieping en de directie op de eerste verdieping ademen eenzelfde sobere sfeer uit. Het bureau van secretaris Paul De Bruyckere bezit niet het riante dat vele directeursbureaus kenmerken. Toch geeft de ruimte een uitermate krachtige indruk. De rode baksteen, de gietijzeren ramen en het eenvoudige door Stéphane Beel ontworpen bureaumeubel voeren er de boventoon.

Over het bureau circuleert een anekdote. De leden van de raad van bestuur hadden in hun vergaderruimte toch graag een iets prestigieuzer meubelstuk dan de andere personeelsleden gehad. “Oké,” dacht Stéphane Beel. Hij liet het bovenste tafelblad weg en gaf een lichtjes ander uitzicht aan het bureau. “Uiteindelijk zijn ze goedkoper dan de andere bureaus,” lacht hij. De raad van bestuur hoeft overigens niet te klagen. Haar vergaderzaal werd ondergebracht in een nieuwbouw die langs de Garenstraat werd toegevoegd. Een glazen doos op stelten waar elke zijde zijn eigen karakter kreeg door een specifiek materiaalgebruik en waarbij de band met het oude gebouw niet verbroken werd.

In zijn openingstoespraak stak Stéphane Beel niet onder stoelen of banken dat de Duits-Amerikaanse architect Ludwig Mies van der Rohe een inspiratiebron is geweest. Met name twee van zijn uitspraken. Primo : “Een kantoorgebouw is een huis van werk, van organisatie, van helderheid en van economie.” Secundo : “Vorm is niet het doel van ons werk, alleen maar het gevolg ervan. Bij vorm als doel is de inspanning enkel gericht op de buitenkant. Maar alleen waar aan de binnenkant leven is, is er sprake van een echt levende buitenkant.”

Kaaitheater Studio’s : symbool voor de stad

Verscholen achter een trendy Brusselse buurt, gevormd door de Dansaertstraat en omgeving, en ingebed langs het kanaal ligt een verkommerde fabriekswijk. Nochtans straalt de buurt een heel eigen sfeer uit. Werkmanshuisjes, directeurswoningen en ambachtelijke fabriekjes voeren er de boventoon. De brouwerij Belle-vue, de loodtoren waar kogels gemaakt werden of een serie geklasseerde neogotische huisjes drukken er hun stempel op. Enkele geslaagde renovaties brachten de herbestemmingsgolf op gang. Het restaurant La Manufacture vond zo zijn onderkomen in de oude ateliers van Delvaux. Iets verder in de Onze-Lieve-Vrouw-Van-Vaakstraat trekt een opgeknapte blinde gevel de aandacht. Eigenlijk loodst dit gebouw reeds van ver de bezoeker naar de buurt. Een 34 meter hoge fabrieksschouw, gewapend met een nieuwe metalen constructie staat hier garant voor. Als een lichtbaken verheft deze schouw zich boven de daken en communiceert hierbij met de loodtoren en verderweg met de Molenbeekse kerktoren, die nog getekend werd door architect Diongre. “De Vlaamse Gemeenschap voelde er aanvankelijk niet veel voor om geld in de restauratie van de schouw te stoppen. Ik hield echter voet bij stuk en overtuigde hen van het feit dat ze belangrijk was,” beklemtoont Luc Maes. Hij is de Brusselse architect die tekende voor de geslaagde renovatie van de rechtervleugel van de oude “Brasserie de l’Etoile”. Anno 1997 herbergt ze de Kaaitheater Studio’s.

Om een lang verhaal kort te maken… Deze in 1850 gebouwde neoclassicistische brouwerij sloot in 1957 haar deuren. Na jarenlange leegstand verloren in 1984 enkele Brusselse artiesten hun hart aan dit industriële gebouw. Ze kochten het en namen architect Luc Maes onder de arm voor de eerste noodzakelijke aanpassingen. In 1989 kocht de Vlaamse Gemeenschap het gebouw dat intussen de thuishaven was geworden van het Kaaitheater. Een ingrijpende renovatie werd voorbereid. In 1993 startte de werf onder leiding van architect Luc Maes. Een kleine twee jaar later konden de Kaaitheater Studio’s hun deuren heropenen als werk- en repetitieruimte voor artiesten en als publiek theaterzaaltje voor kleinschalige producties.

De vormgeving die het gebouw bepaalt, is heel minimaal en verticaal geritmeerd. Hoewel enkel de ruwbouwstructuur behouden bleef, treden de nieuwe architecturale ingrepen niet op de voorgrond. Het gebruik van materialen, van licht en van ruimtes sluit naadloos aan bij het industriële verleden van de brouwerij. Beton, blauwe hardsteen, glas, gietijzer, fabriekstegels uit Noord-Frankrijk, eiken parket gevoegd met rubber en zorgvuldig gedoseerde rode baksteen maken er de sfeer uit. Het kleurgebruik is bestudeerd en gaat van olijfgroen naar okergeel en blauw. De bestaande hoofdstructuur werd wit geverfd.

De architect

treedt bijna volledig op de achtergrond. Alleen een geoefend oog stuit quasi constant op pretentieloze, maar goed gebruikte details. Zoals de fijne signalisatie op de muren en lichtarmaturen ; het sporadisch terugkomen van belangrijke symbolen, met name het Olifantje van het Kaaitheater of de fabrieksschouw ; het uithangbord dat subtiel in de gevel verwerkt zit en opengeklapt kan worden of nog de kabelgoten in de eiken vloeren waar hinderlijke kabels spoorloos in kunnen verdwijnen. Alles werd met uiterste zorg uitgevoerd. De banale sticker die normaal de weg wijst naar de nooduitgang werd vervangen door een kleine muurschildering. Het harde rood van het blusapparaat werd getemperd en ga zo maar door.

Bij het uittekenen van het renovatieconcept waakte Luc Maes erover dat alles een dubbel doel beoogde. Enerzijds moest elk nieuw element passen in het gebouw, zijn industriële sfeer en zijn omgeving. Anderzijds moest de architectuur voldoen aan de hoogtechnische eisen van theater-, dans- en concertstudio’s. Het Kaaitheater wilde cleane, makkelijk te onderhouden ruimtes waar natuurlijk licht aanwezig was. Makkelijker gezegd dan gedaan, daar alle ruimtes volledig omsloten worden door blinde muren. Twee glazen koepels, die op verschillende plaatsen een verrassende blik op de fabrieksschouw gunnen, leverden samen met vernuftig geplaatste ramen de oplossing.

Jammer genoeg genoot enkel de rechtervleugel van de brouwerij een herbestemmingsrenovatie. De directeurswoning die tussen de twee symmetrische vleugels staat, werd weliswaar opgepoetst, maar wacht tot nader order op een nieuwe invulling. De linkervleugel is niet gerenoveerd, maar herbergt wel een handelsactiviteit. De rechtervleugel werd volledig opgeknapt. Alle ramen werden gedicht. Op het dak voegde Luc Maes een leuning toe, waar ronde ramen voor enige openheid zorgen. Twee kleine deurtjes langs weerszijden van de gevel flankeren een glazen garagedeur die als lichtvlak fungeert. De ingang tot de studio’s gebeurt ongemerkt langs het kleine linkerdeurtje. Via een onopvallende hall en dito balie word je naar boven geleid. De bel-etage gebouwd rond de massieve bakstenen schouw mag er zijn. Met haar foyer en dakterras fungeert ze als hart en intern circulatiepunt.

In de foyer

staat de enige echte stempel die de architect naliet. Een gebogen glazen schuifpoort die zich over twee verdiepingen uitstrekt en voorzien is van geïntegreerde akoestische snufjes. De wand scheidt op een flexibele manier de concertruimte en het café voor de artiesten met aanpalend dakterras. Zijn er voorstellingen voor het publiek, dan wordt hij opengeschoven zodat een grote foyer ontstaat.

De drie studio’s hebben elk hun eigen karakter. Bakstenen muren en een flexibele circulatie kenmerken de theaterstudio. Een zekere intimiteit heerst in de dansstudio onder de dakspanten. Zij wordt versterkt door het feit dat deze ruimte zijn eigen sanitair en leefruimte heeft, zodat ze afzonderlijk verhuurd kan worden. De concertstudio wordt gedomineerd door haar rechtstreekse band tot het artiestencafé alias foyer.

Administratieve ruimtes en productiestudio’s die herinneren aan de directeursbureaus die vroeger de fabriekszaal overschouwden, worden afgewisseld met een tweede dakterras dat de bezoeker een prachtig zicht op Brussel en op de fabrieksschouw gunt. In de kelder, tenslotte, vonden de loges, sanitaire en technische ruimtes onderdak. Ook zij schrijven zich in dezelfde filosofie in : pretentieloze architectuur die op een ongedwongen manier een ode brengt aan de vroegere geest van de brouwerij. Om het in de woorden van de architect te zeggen : “het gebouw dicteerde eigenlijk wat je hier moest doen.”

EVELYNE HENS

CM EEKLO De oorspronkelijke structuur van de oude melkerij werd behouden. Een nieuwbouw op stelten herbergt een ruime vergaderzaal.

STUDIO’S VAN HET KAAITHEATER De oude brouwerij kreeg een blinde gevel. Binnenin is de enige nieuwe architecturale stempel van formaat de glazen schuifwand die zich over twee verdiepingen uitstrekt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content