Bedrijfsleiders: extralegaal pensioen op 60 jaar

De regering werkt aan een nieuwe vorm van extralegaal pensioen. Een bedrijfsleider zou het kapitaal al op zijn zestigste kunnen opnemen, zonder dat hij met pensioen moet gaan.

Als extralegale pensioenen die in kapitaal worden uitbetaald volgens de gewone regels werden belast, dan zou er van die pensioenen al vlug de helft of meer in de schatkist verdwijnen. De pensioenkapitalen zouden dan immers gewoon worden toegevoegd aan het belastbaar inkomen van het jaar waarin ze worden uitbetaald, en tegen de hoogste tarieven van de personenbelasting worden wegbelast.

Vandaar dat de wetgever in de loop der jaren verschillende stelsels heeft uitgebouwd die de belastingdruk op extralegale pensioenkapitalen matigen en milderen.

Zo worden pensioenkapitalen die afkomstig zijn van (niet-beleende) groepsverzekeringen in de regel afzonderlijk belast, wat wil zeggen dat zij normaal gezien niet aan de andere inkomsten van de belastingplichtige worden toegevoegd. Zij worden op die manier onttrokken aan het spel van het progressief opklimmende tarief van de personenbelasting.

Het tarief van deze afzonderlijke belasting is bovendien onder bepaalde voorwaarden relatief laag. Onder voorbehoud van de aanvullende crisisbijdrage die nog verschuldigd kan zijn, bedraagt het slechts 10% voor het gedeelte van het kapitaal dat gevormd wordt met werknemersbijdragen en 16,5% voor het gedeelte dat gevormd wordt met werkgeversbijdragen.

Een constante bij extralegale pensioenkapitalen is evenwel dat de matige belasting slechts geldt op voorwaarde dat de belastingplichtige geduld oefent en het kapitaal of de afkoopwaarde ervan niet eerder opneemt dan op welbepaalde door de wetgever vastgestelde momenten.

Die momenten zijn evenwel niet voor alle pensioenkapitalen dezelfde. Bij groepsverzekeringen geldt de lage heffing in ieder geval als het kapitaal wordt opgenomen bij het normale verstrijken van het contract, of bij het overlijden van de verzekerde. Het lage tarief geldt ook als de afkoopwaarde van het groepsverzekeringscontract vereffend wordt naar aanleiding van de pensionering of brugpensionering van de verzekerde. En ook als dezelfde afkoopwaarde vereffend wordt in een van de vijf jaren vóór het normale verstrijken van het groepsverzekeringscontract (waarbij het – anders dan we enkele maanden geleden per vergissing hebben geschreven – niet nodig is dat de verzekerde op datzelfde ogenblik ook met pensioen moet gaan). En, speciaal op het lijf van beroepsvoetballers geschreven, zegt de wet ook nog dat de lage heffing eveneens geldt wanneer het kapitaal wordt afgekocht op de normale leeftijd waarop de verkrijger zijn beroepsloopbaan volledig en definitief stopzet (een regeling die beroepsvoetballers met een werknemersstatuut de mogelijkheid biedt hun groepsverzekering af te kopen op de leeftijd van 35 jaar).

Bij pensioenfondsen en bij extralegale pensioenkapitalen die bijvoorbeeld afkomstig zijn van een bedrijfsleidersverzekering, geldt een gelijkaardige regeling. U moet echter wel uitkijken naar de momenten waarop de pensioenkapitalen worden uitgekeerd. De wet is hier immers niet volledig gelijklopend. Weliswaar bestaat ook hier de merkwaardige regeling die beroepsvoetballers moet toelaten hun pensioenkapitalen al op 35-jarige leeftijd op fiscaal gunstige wijze op te nemen. Maar anders dan bij groepsverzekeringen is hier in de wet geen sprake van een mogelijkheid om het kapitaal (met toepassing van de lage tarieven) op te nemen bij het normale verstrijken van het contract, of in een van de vijf jaren die daaraan voorafgaan.

Het aanknopingspunt voor de lage heffing is hier totaal anders. Bij leven mogen de kapitalen van een pensioenfonds of van een bedrijfsleidersverzekering ten vroegste worden uitgekeerd bij de pensionering op de normale pensioenleeftijd, of bij pensionering in een van de vijf jaren die aan deze datum voorafgaan, of bij brugpensionering.

De lage tarieven gelden daarnaast – uiteraard – ook als de uitkering plaatsvindt naar aanleiding van het overlijden van de betrokkene. Maar bij leven kan er geen twijfel over bestaan: het lage tarief veronderstelt dat men met pensioen of brugpensioen gaat. En als het gaat om een gewone pensionering, mag die maximaal vijf jaar aan de normale pensioendatum voorafgaan.

Voor bedrijfsleiders is er evenwel verbetering op komst. De regering plant sinds enkele maanden ingrijpende wijzigingen op het gebied van de extralegale pensioenvoorzieningen. Er wordt gewerkt aan de invoering van een nieuwe vorm van extralegaal pensioen, de individuele pensioentoezegging. Die belooft vooral voor zelfstandige bedrijfsleiders interessante perspectieven te bieden. In een bedrijfsleidersverzekering is een bedrijfsleider immers nog altijd relatief onbeschermd. Het verzekerde kapitaal ondergaat mee het bedrijfsrisico en zal bijvoorbeeld een faillissement nooit heelhuids doorstaan. De individuele pensioentoezegging zal daarentegen in het rechtstreekse en definitieve voordeel van de bedrijfsleider kunnen worden georganiseerd, zodat het pensioenkapitaal wel aan het bedrijfsrisico zal kunnen ontsnappen.

Nieuw zal bovendien zijn, dat een bedrijfsleider het kapitaal van een dergelijke pensioenvoorziening al op zijn zestigste onder fiscaal gunstige voorwaarden zal kunnen opnemen, zonder dat hij daarvoor noodzakelijk op dat ogenblik ook met pensioen zal moeten gaan.

Jan Van Dyck

De auteur is advocaat van Dauginet & co. en hoofdredacteur van Fiscoloog.

De op til zijnde ‘individuele pensioentoezegging’ biedt een betere bescherming aan zelfstandige bedrijfsleiders.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content