Bedient Saddam de pomp?

Saddam Hoessein overschaduwt niet alleen het internationale politieke toneel. Hij houdt ook de oliemarkten stevig in zijn greep. Nauwelijks enkele uren nadat VN-secretaris-generaal Kofi Annan begin deze week zijn akkoord bekendmaakte met Irak, gingen de internationale olieprijzen de dieperik in. Kunnen we binnenkort ook goedkoper tanken aan de pomp?

Wie het exacte koersverloop van een barrel (152 liter) Brent-olie (Noordzee-olie, maar de standaard voor het hele internationale oliemilieu) zou kunnen voorspellen, heeft goud aan de vingers. Zelfs professionele analisten hebben het er moeilijk mee. Niet langer dan vijf maanden geleden voorspelde Peter Hitchens van het gereputeerde Londense analistenhuis Williams de Broë nog dat een barrel Brent in 1998 zou afklokken op 20 dollar per eenheid. Tussen oktober 1997 en nu kelderde de prijs echter met een derde, en bereikte op 17 februari 1998 minder dan 14 dollar. In september 1996 blokletterde de internationale pers nog dat de olieprijzen naar het hoogste peil waren gestegen sinds de Golfoorlog in 1991: 24 dollar voor een vat Brent.

Niemand kijkt blijkbaar nog op van een daling met 10 dollar op twaalf maanden tijd. Ook Peter Hitchens moet er even bij zuchten: “De omstandigheden doorkruisen steeds opnieuw alle voorspellingen. Zoveel zaken waren niet te voorzien. Wie hield een half jaar geleden rekening met een recessie in Oost-Azië? Toch durf ik mijn nek uitsteken voor de onmiddellijke toekomst: als het akkoord tussen VN-secretaris-generaal Kofi Annan en Saddam Hoessein standhoudt, zullen de olieprijzen in de toekomst vermoedelijk nog verder dalen. Voor een vat Brent ligt dan een prijs van 12, of zelfs minder, binnen bereik. Zetten de Amerikanen er toch nog de beuk in, dan kan datzelfde vat olie makkelijk 18 tot 20 dollar kosten. Saddam bepaalt dus mee wat de Europese consument straks aan de pomp betaalt.”

De factor-Irak

Op de internationale oliemarkt waait het momenteel uit de vier windhoeken tegelijk. Een dictator ( Saddam Hoessein), een meteorologisch fenomeen ( El Niño en een onwaarschijnlijk milde winter), een crisis (in Oost-Azië) en een kartel ( Opec) zorgden ervoor dat de marktprijzen ineenklapten.

Woensdag 26 november 1997 luidde de ommezwaai in. Die dag hielden de Opec-landen (het Opec-kartel tekent vandaag nog maar voor 40% van de olieproductie wereldwijd) in Jakarta spoedberaad. Eens te meer hadden enkele Opec-landen zich niet aan de eerder gemaakte quota-afspraken gehouden. Om de opstandige leden (Venezuela op kop) de wind uit de zeilen te nemen, werd besloten het totale productieplatform van 25 miljoen barrels per dag op te drijven tot 27,5 miljoen barrels per dag. Het spel van vraag en aanbod was vanaf dan doorslaggevend: door het grotere aanbod daalden de prijzen. Maar toen de crisis in Oost-Azië op datzelfde ogenblik uitbrak, daalde ook meteen de vraag in dat deel van de wereld met 500.000 barrels per dag. Volgens Peter Hitchens is het voornamelijk aan Saudie-Arabië te danken dat de olieprijzen niet helemaal in elkaar zijn gestuikt tot het niveau van juli 1986 (8,90 dollar voor één vat Brent). “De Saudi’s, en in mindere mate de Verenigde Arabische Emiraten en Koeweit zijn altijd al de redders van het Opec-kartel geweest,” aldus de analist. “Nu Irak sinds een jaar opnieuw 1 miljoen barrels olie per dag mag verkopen in het kader van het food for oil-programma, is het vooral Saudi-Arabië dat voor de correctie zorgt. De andere Opec-leden denken alleen maar aan hun eigen productie- en verkoopcijfers, niet aan het algemeen Opec-belang.”

De factor-Irak is sinds 1991 een cruciaal gegeven voor álle olieproducerende landen – ook de niet-Opec-leden. Irak exporteert vandaag amper één vijfde van wat het uitvoerde vóór de oorlog met Koeweit en was volop vragende partij voor meer bij Kofi Annan. Volgens energiespecialisten was de zes jaar (1991-1997) volgehouden boycot tegen Irak zelfs een zegen voor het voortbestaan van de Opec. “Mocht Irak al die jaren wél olie hebben verkocht, dan bestond de Opec vandaag helemaal niet meer,” schrijft Fadhil Chalabi, tussen 1983 en 1988 secretaris-generaal van de Opec en vandaag directeur van het Center for Global Energy Studies in Londen. “Ook al moet het Opec-kartel niet langer ernstig worden genomen, het enige land dat vandaag of morgen nog het (prijs)verschil kan maken en bepalen, is Saudi-Arabië. Niemand anders.”

Ook Gaetan Van De Werve, secretaris-generaal van de Belgische Petroleum Federatie, weet dat de Opec-organisatie niet meer is wat ze ooit was. “Alleen als de Opec erin zou slagen zijn totale productie écht te beperken, zouden de olieprijzen opnieuw gevoelig kunnen stijgen. Dat gebeurt al geruime tijd niet meer, wat goed nieuws is voor de consument.” (zie kader: En de consument?)

De vraag naar olie blijft

Het eens zo machtige en zelfs gevreesde Opec-blok bepaalt vandaag niet langer de olieprijzen. De dollar, de klimatologische en politieke omstandigheden en – vooral – de niet-Opec-landen spelen minstens een even belangrijke rol. Volgens specialisten krijgen de producenten elke dag 4 miljoen barrels niét verkocht, en dat op een wereldconsumptie van 65 miljoen barrels. “De voorbije maanden zijn over de hele wereld de voorraden voor ruwe olie sterk toegenomen,” zegt Gaetan Van De Werve. “Dit jaar bijvoorbeeld zal er uit de Noordzee een recordproductie worden opgehaald. Ook de Verenigde Staten, Rusland en China hebben veel olie te bieden. Naarmate het aanbod stijgt, kalven de prijzen verder af. Vanzelfsprekend is dit in het voordeel van de consument.”

De westerse wereld

heeft na de eerste (1973) en de tweede (1979) oliecrisis willens en nillens leren leven met de jojobeweging van een vat ruwe olie (zie grafiek: Kostprijs vat ruwe olie). Maar olie verdwijnt nog niet meteen van de markt. Het International Energy Agency ( IEA) voorspelt dat de totale vraag naar primaire energie tussen nu en het jaar 2010 met 40% zal toenemen. En olie zal daar volgens het IEA nog steeds het leeuwendeel van opeisen. Ook de gezaghebbende denktank Cambridge Energy Research Associates drukte zich recentelijk in dezelfde termen uit. Maar het mag een geruststelling heten als Fadhil Chalabi (ex-Opec) schrijft: “De dagen van het olienationalisme en van het oliewapen zijn wél defintief voorbij.” Met of zonder Saddam.

KAREL CAMBIEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content