Bankbargoens

De Belgen dikken meer dan ooit de saldo’s aan op hun spaarboekjes, hoewel de opbrengst sterk naar nul neigt. Over dat gebrek aan opbrengst klonken vanuit de bankiersfederatie Febelfin geluiden die toch de wenkbrauwen deden fronsen. Eerst luidde het dat de rentevergoeding op spaarboekjes vasthangt aan de basisrentevoet van de Europese Centrale Bank (ECB). Even later wees hetzelfde Febelfin erop dat de duurte van kredieten samenhangt met de vergoedingen die men aan spaartegoeden uitkeert. Zelfs mijn financieel-economisch eerder analfabetische schoonmoeder voelde perfect aan dat hier toch weer iets niet klopt.

De realiteit van die rentevoeten is ten gronde heel eenvoudig. Financiële instellingen trekken fondsen aan van spaarders en transformeren die in kredieten voor ondernemingen, particulieren en overheden. Banken herinvesteren de middelen die de spaarders ophoesten. Hoe vlotter deze transformatie verloopt, hoe beter het gaat met de economie en de welvaart.

De zogenaamde intermediatiemarge is het verschil tussen de rentevergoeding betaald aan de spaarders en de rente aangerekend aan de kredietnemers en vormt de ruggengraat van de bancaire winstgevendheid. De rendabiliteit van de banken ging de jongste twee jaar stevig kopje-onder als gevolg van desastreuze herinvesteringsbeslissingen vanwege onze banken. Het voorbeeld van de Amerikaanse rommelhypotheken komt dan onmiddellijk voor de geest, maar ook op andere vlakken gingen bankmanagers stevig en systematisch de blundertoer op.

Nu is het alle hens aan dek bij de banken om de winstgevendheid te herstellen. En dus moet de intermediatiemarge weer omhoog. Elementaire wiskunde leert ons dat die margeverhoging op twee manieren kan: ofwel door te drukken op de vergoeding uitgekeerd aan spaarders, ofwel door de kredieten duurder te maken. Een derde mogelijkheid is uiteraard beide en dat is nu net wat onze financiële instellingen in de slipstream van de zelfaangerichte ravage van de jongste jaren rigoureus doen.

A ls gevolg daarvan moet de spaarder zich tevreden stel- len met een weinig indrukwekkende vergoeding voor zijn spaarinspanningen. Tegelijk leggen de banken aan kredietnemers beduidend hogere marges op dan voor de financiële crisis. Bijvoorbeeld ondernemingen die hun bedrijfskapitaal aanvullen met voorschotten op vaste termijn zagen de marges die de banken op de basisrentevoet toepassen ver- drievoudigen en meer. Aangezien de ECB die basisrentevoet van 4 naar 1 procent bracht, vallen de veel hogere marges van de banken niet direct op omdat de nominale rentevoet die de ondernemingen moeten betalen vaak niet echt veel wijzigde.

Op basis van de ECB-rentevoet (Hallo Febelfin, rentes die vasthangen aan de ECB-basisrentevoet?) zouden ondernemingen vandaag over véél goedkoper krediet moeten kunnen beschikken dan het geval is. Hetzelfde geldt trouwens ook voor particuliere kredieten.

Moeten we dan met z’n allen niet woedend met de vuist op tafel kloppen en die vermaledijde bankiers maatschappelijk tot de orde roepen? Zo eenvoudig liggen de zaken niet. Diverse bedenkingen dringen zich hier op. We beperken ons tot twee.

Eerst en vooral is er de vaststelling dat de situatie van voor de financiële crisis hoe dan ook niet vol te houden was. De quasiblindheid voor risico’s maakte dat banken daar in hun kredietverlening nauwelijks nog op een ernstige manier rekening mee hielden. Een spectaculaire beweging à la baisse van de marges toegepast op kredieten (aan ondernemingen én particulieren) volgde daar automatisch uit voort. Ernstige bankiers moeten geregeld ‘neen’ durven te zeggen tegen bepaalde, als te riskant ingeschatte, kredietaanvragen. ‘Neen’ kwam in de periode voor de financiële crisis nauwelijks nog voor in de bancaire woordenschat. Dus wat we vandaag meemaken, is voor een stuk een onvermijdelijke correctie van een situatie die vroeg of laat moest worden bijgesteld.

Een tweede bedenking is dat heel wat banken, en zeker de Belgische, vandaag nog onder ons zijn omdat de overheid zowel met directe kapitaalinjecties als met uitgebreide borgstellingen deze instellingen voor de ondergang behoedde. De verdediging van deze interventies is net iets minder evident, maar alles bij elkaar hebben onze overheden in die moeilijke momenten het beste gedaan wat van hen kon verwacht worden.

De ultieme realiteit is wel dat de banken overleven dankzij massale inzet van middelen bij elkaar geschraapt door u en alle andere Belgen. Dat brengt voor hen die van die middelen kunnen ‘genieten’ extra verantwoordelijkheden mee. Een van de belangrijkste lijkt ons duidelijkheid en transparantie. We hopen dus dat de bankwereld stopt met irrelevante, ja zelfs misleidende opmerkingen over, bijvoorbeeld, de oorsprong van erg geringe vergoedingen voor spaartegoeden de wereld in te sturen.

De bankwereld moet zijn rendabiliteit herstellen. Dat is een maatschappelijke noodzakelijkheid om het financiële transformatieproces waar we het eerder over hadden weer goed op de sporen te zetten. Een hogere intermediatiemarge is daartoe noodzakelijk. Dat is onaangenaam om mee te delen, maar de burgers van dit land hebben wel meer dan recht op die waarheid.

JOHAN VAN OVERTVELDT IS ALGEMEEN DIRECTEUR VAN HET ONDERNEMERSPLATFORM VKW.

Johan Van Overtveldt

Ondernemingen en particulieren zouden over véél goedkoper krediet moeten kunnen beschikken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content